lit. college 7 Ijzendoorn

Question 1

horizontale groepen

Answer 1

kinderopvang. groepen met kinderen van nul tot vier jaar die gedurende deze periode dezelfde leidsters hebben

Question 2

verticale groepen

Answer 2

kinderopvang. aparte groepen voor baby’s die op leeftijd worden ingedeeld. hierna worden ze overgeplaatst naar andere groep

Question 3

soorten conclusies

Answer 3

theoretische (op grond van een theorie wordt er een conclusie getrokken) en praktische conclusie

Question 4

wat zal de empirische pedagogiek nooit doen

Answer 4

de praktijk voorschrijven hoe de opvoeding eruit moet zien. opvoeders etc. bepalen dit zelf op basis van hun eigen inzichten en ervaringen, na kennis genomen te hebben van recente wetenschappelijke kennis en evidence-based interventions.

Question 5

analytische

Answer 5

duidt op de bescheiden pretentie, de opvoedingswerkelijkheid telkens bij stukjes en beetjes te willen beschrijven en interpreteren, en niet de ‘hele’ werkelijkheid recht doen. De emperische-analystisch onderzoeker is zich terdege bewust van de beperkingen van wetenschapsbeoefening

Question 6

soorten veldexperimenten

Answer 6

kwantitatieve (bv. vragenlijsten) en kwalitatieve (bv. observaties)

Question 7

de pedagogiek is gericht op.. (wetenschappelijk gebied)

Answer 7

integratie van verschillende disciplinaire perspectieven.

Question 8

verschil pedagogische en psychologische vraagstellingen

Answer 8

• pedagogiek verbindt verschillende disciplinaire perspectieven met elkaar tot een integratieve theorie. psychologie en sociologie houden zich bezig met directe ontwikkeling van de interactie met het kind
• psychologie legt nadruk op de beschrijving en verklaring van ontwikkeling, terwijl pedagogiek gericht is op praktische toepassing van kennis en daarmee reflectie.

Question 9

empirische cirkel

Answer 9

opgezet om onderzoeksproces transparant te maken en daarmee navolgbaar (intersubjectieve navolgbaarheid). onderzoeksopzet begint bij observaties - leidt tot mogelijk antwoord = hypothese -> die afleiding uit observaties = inductie -> hypothese wordt getoetst aan realiteit -> uit globale hypothese moeten toetsbare voorspellingen worden afgeleid (deductie) -> getoetst -> evaluatie (teruggekoppeld aan hypothese)