lit. college 2 (Keenan, Evans & Crowley) boek Flashcards

1
Q

life-span developmental psychology (levensloop ontwikkelingspsychologie)

A

domein binnen de psychologie waarin gekenen wordt naar zowel de constantheid, als veranderingen binnen het menselijke gedrag over de gehele levensduur.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

wat is ontwikkeling?

A

patronen van verandering - biolgisch, sociaal, emtioneel of cogntitief van aard - van bevruchting tot dood

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

ontwikkeling volgens Hein Werner

A

ontwikkeling heeft alleen te maken met verandering waarbij de organisatie van de functionaliteit in een domein toeneemt. het verwijst alleen naar de veranderingen die bijdragen aan de organisatie van functionaliteit binnen een domein.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

processen volgens Werner in ontwikkeling

A
  1. Intergration (intergratie) = het leren van nieuw gedrag op basis van al aangeleerd gedrag. (iets vast pakken -> moet eerst leren hand te bewegen)
  2. differentiation (differentiatie) = verfijnen van wat je al kunt. (grove/fijne motoriek)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

1e ontwikkelingspsycholoog

A

Stanley Hall

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Jean Piaget

A

organische benadering naar cognitieve ontwikkeling. de ontwikkeling van mentale structuren in een kinds geest dat bepaald hoe het kind wordt begrepen in de wereld.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

zeven principes van Baltes die gelden als raamwerk voor life-span psychology

A
  1. ontwikkeling vindt plaats tijden het hele leven, in elke levensfase is ontwikkeling mogelijk
  2. binnen de ontwikkeling komen processen voor die soms nog niet bij de geboorte aanwezig zijn. deze komen later in het leven.
  3. ontwikkeling is multidimensionaal: iedereen ontwikkeld op zijn eigen manier (geen goed of normaal) en ontwikkeling kan niet beschreven worden met één criteria.
  4. winsten en verliezen. (gains and losses). bij iedere ontwikkelingsproces is er sprake van groei en verval, wisselend per periode.
  5. ontwikkeling is plastisch.
  6. ontwikkeling moet geplaatst worden in context en geschiedenis.
  7. studie ontwikkelingspsychologie is multidisciplinair.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

drie-factoren model van contextuele invloeden op de ontwikkeling (Baltes)

A
  1. Normative age-graded influences: de biologische en mileu invloeden die gelijk zijn voor individuelen in dezelfde leeftijdscategorie (bv. puberteit)
  2. Normative history-graded influences: de biologische en milieu invloeden die worden geassocieerd met de geschiedenis die mensen hebben beïnvloedt in een generatie. (effecten 2e WW)
  3. Nonnormative life events: ongebruikelijke verschijningen die een grote impact hebben op het leven. (ziek zijn)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

continuïteit

A

ontwikkeling verloopt geleidelijk. er wordt voortgebouwd op gedrag, vaardigheden en kennis die al aanwezig zijn

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

discontinuïteit

A

ontwikkeling verloopt in fases. gedrag en vaardigheden zijn vaak afhankelijk van een bepaalde leeftijd

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

problemen en thema’s in ontwikkelingspcyhologie

A
  • continuïteit vs. discontinuïteit
  • stabiliteit vs. verandering
  • nature vs. nurture
  • organicism vs. Mechanism
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

aanhanger nature

A

Gesell

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

aanhanger nurture

A

Watson

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

organicism theorieën

A

theorieën waarbij het organisme/indivudu centraal staat en deze zelf zorgt voor veranderingen in de ontwikkeling. de nadruk ligt op kwalitatieve kenmerken (bv. ervaringen) van ontwikkelingsveranderingen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

mechanism theorieën

A

theorieën waarbij de omgeving een grote invloed heeft op de ontwikkeling van het individu. daarnaast benadrukken ze de kwantitatieve veranderingen (feiten) in het gedrag. individu wordt sterk beïnvloed door factoren waar het individu zelf geen invloed op heeft.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

epigenetica

A

het gebied binnen de biologie dat onderzoek doet naar de invloeden van omgeving op de expressie van genen.