Les 7 Flashcards
1
Q
Late night shopping
A
De koopavond
2
Q
To come along /with
A
Meegaan
3
Q
Dishwasher
A
De vaatwasser (afwasmachine - second word not in your book)
4
Q
To load
A
Inruimen
5
Q
To clear out
A
Uitruimen
6
Q
To take
A
Pakken
7
Q
Empty
A
Leeg
8
Q
Bottle
A
De fles
9
Q
All
A
Allemaal
10
Q
CRV money
A
Statiegeld
11
Q
Deposit money
A
De borg
12
Q
Bottle bank
A
De glasbak
13
Q
Shopping box
A
Het boodschappenkrat
14
Q
Cellar
A
De kelder
15
Q
Shopping cart
A
Het winkelwagentje
16
Q
To need
A
Nodig hebben
17
Q
Case
A
Het geval
18
Q
In any case
A
In ieder geval
19
Q
The yoghurt
A
De yoghurt
20
Q
Meat
A
Het vlees