Les 20 Flashcards
1
Q
To leave
A
Verlaten
2
Q
To tidy
A
Opruimen
3
Q
Mess
A
De troep
4
Q
To like, care for (referring to taste)
A
Lusten
5
Q
Feeling
A
Het gevoel
6
Q
Official
A
Officieel
7
Q
Congratulations
A
Gefeliciteerd
8
Q
Job
A
De baan
9
Q
Sales assistant
A
De verkoopassistent(e)
10
Q
To establish
A
Vestigen
11
Q
Here: much
A
Een stuk
12
Q
To react to
A
Reageren op
13
Q
Interview
A
Het sollicitatiegesprek
14
Q
Nervous
A
Zenuwachtig
15
Q
Period of notice
A
De opzegtermijn
16
Q
To make sure
A
Voor de zekerheid
17
Q
To check
A
Nakijken
18
Q
A piece of news
A
Het nieuwtje
19
Q
Enough
A
Genoeg
20
Q
Both
A
Beide
21
Q
To concern
A
Betreffen
22
Q
Again
A
Opnieuw
23
Q
To start over
A
Opnieuw beginnen
24
Q
Challenge
A
De uitdaging
25
To miss
Missen
26
Animals
De dieren
27
Lion(ess)
De leeuw(in)
28
Tiger (tigress)
De tijger(in)
29
Elephant
De olifant
30
Giraffe
De giraf
31
Bear
De beer
32
Donkey
De ezel
33
Deer
Het hert
34
Mouse
De muis
35
Monkey
De aap
36
Rabbit
Het konijn
37
Hare
De haas
38
Fish
De vis
39
Whale
De walvis
40
Dolphin
De dolfijn
41
Snake
De slang
42
Crocodile
De krokodil
43
Tortoise, turtle
De schildpad
44
Frog
De kikker
45
Pet
Het huisdier
46
Dog
De hond
47
Cat
De kat
48
Puss
De poes
49
Goldfish
De goudvis
50
Marmot
De marmot
51
Guinea pig
De cavia
52
Horse
Het paard
53
Filly
Het veulen
54
Cow
De koe
55
Bull
De stier
56
Calf
Het kalf
57
Sheep
Het schaap
58
Lamb
Het lam
59
Pig
Het varken
60
Piglet
Het big
61
Chicken
De kip
62
Cock / rooster
De haan
63
Duck
De eend
64
Bird
De vogel
65
Fly
De vlieg
66
Mosquito
De mug
67
Ant
De mier
68
Spider
De spin
69
Flowers
De bloemen
70
Tulip
De tulp
71
Rose
De roos
72
Narcissus
De narcis
73
Forget-me-not
Het vergeet-mij-nietje
74
Soon
Binnenkort
