Les 3: Restricties en art. 101 Flashcards
Wat zijn de regels die van toepassing zijn op ondernemingen?
- Restrictieve praktijken: art. 101
- Misbruik van machtspositie: art. 102
- Concentratiecontrole: Verordening 139/2004
- Doctrine van gecombineerde toepassing: art. 106
Wat is de doctrine van gecombineerde toepassing?
- Brug tussen artikelen geschreven voor ondernemingen en lidstatelijk gedrag. Als dit niet zou zijn, dan zouden lidstaten kartels kunnen opleggen die ondernemingen zelf niet kunnen aangaan.
- Jurisprudentiële constructie (door het Hof gecreëerd) = lidstaten moeten respecteren dat art. 101-102 bepaalde dingen tegenhouden: dus geen kartels aanmoedigen of effecten versterken.
- Ook economische bevoegdheden, bv. prijszetting, mag je niet delegeren aan ondernemingen.
Wat is uniek in VWEU?
De Europese Commissie kan ons rechtstreeks aanspreken! Uniek in VWEU: plichten door EU rechtstreeks opgelegd aan particulieren + rechtstreeks afdwinging.
Wat is de structuur van artikel 101:
- Lid 1: eerste lid is het principieel verbod
- Sanctie: van rechtswege nietig = volgens het nationaal privaat recht. Civielrechtelijke sanctie: van rechtswege nietig! Nietig maar hoe nietig = wordt bepaald door uw nationaal privaatrecht = alliantie tussen nationaal privaatrecht en EU-mededigingsrecht.
- Excepties: “De bepalingen van lid 1 kunnen buiten toepassing worden verklaard”.
Wat zijn de 4 toepassingsvoorwaarden voor artikel 101?
- Onderneming: geldt voor alle takken
- Uniedimensie: als de handel tussen lidstaten merkbaar kan worden beïnvloed
- Bepaald gedrag nodig: overeenkomst, besluit van ondernemingsvereniging, onderling afgestemde feitelijke gedraging
- Bepaalde strekking, doel of gevolg = verhindering, beperking, vervalsing van mededinging
Sanctie = verboden want onverenigbaar met de interne markt.
Wat is collusie?
- Collusie: als de autonomie in gedrang komt = mededinging in gevaar:
- Verlies van zelfstandigheid. We weten van elkaar dat we gebonden zijn en we gaan niet afwijken omdat we door de ander gesanctioneerd worden = meeting of minds. Dus overeenkomst.
- Pluraliteit partijen (Parker Pen Case) Tekst 101 verwijst naar alle overeenkomsten = any agreement!
Voorwaarden collusie?
- Voorwaarde van pluraliteit
- Verlies van autonomie
- Zonder enige vormvereiste
- ‘meeting of minds’
- Alle mogelijke overeenkomsten = geen vormvereisten
- EU-notie: we kijken allen naar de realiteit: aansluiten bij Belgisch verbintenissenrecht: wilsovereenstemming is voldoende en de context telt niet.
Wat voor overeenkomst valt onder art. 101?
- Context irrelevant, kwalificatie en afdwingbaarheid naar nationaal recht irrelevant:
- Bv. gentlemans agreement, statuten,…
- Horizontaal of verticaal: “in hetzelfde stadium, dan wel in verschillende stadia van het proces”
- Of hybride: bv. hub and spoke kartel in retail
- Intenties niet relevant hier (wel in derde verdedigingslinie), ook irrelevant hoe je dit afdwingt (stel gentlemens agreement = moeilijker te bewijzen maar hier irrelevant).
- Ook voor facilitator van een kartel (Treuhand)
Wat is de grootste Belgische kartelzaak?
- Treuhand: Hub & Spoke kartel
- Praktijk: Er was nooit enig horizontaal contact tussen de supermarkten dus geen horizontaal kartel. Er stond ook vast dat er geen horizontaal contact was tussen producenten.
- Producenten: Unilever, P&G
- Supermarkten: Carrefour, Delhaize
- Maar: elke supermarkt heeft een team waarbij ze prijzen gaan oplijsten van andere supermarkten → lagere prijzen en zagen dat de producenten lagere prijzen voor uw producten dan bij andere: dus supermarkten zeiden: zorg dat het stopt dat die lagere prijzen zijn of wij gaan uw producten delisten = heel sterke beslissingsmacht voor de supermarkten.
- Producenten zijn naar concurrerende supermarkten gegaan = verhoog uw prijzen.
- Dus er kwam een evenwicht maar op een té hoog prijsniveau: een van de supermarkten is gaan klikken (leniency): BMA onderzoek en gesettled en een boete opgelegd.
Waarom zijn hub and spoke kartels moeilijk te kwantificeren?
- Hybride = de producenten zijn de hub en alle supermarkten zijn de spoke = centrale politieagent die zorgt dat de verschillende supermarkten hetzelfde prijsniveau hanteren.
- Gekend in vele staten en moeite om die kartels te kwalificeren. Sommige = allemaal fout en collusie dus iedereen boete. Anderen, wij zijn die producenten als facilitator voor het kartel tussen de supermarkten → RS: ook een facilitator van een kartel (zelf niet actief op de markt waar er gekarteliseerd wordt). Veel lagere boete dan voor de facilitator.
- Moeilijk want geen contact tussen supermarkten = onduidelijk of dat wel het kartel is. Het is dus niet altijd simpel in de praktijk.
Wat is een besluit van ondernemings-vereniging?
- Vragen aan federatie om te suggereren = veel beter resultaat want hele sector is gebonden en zelf niet gebonden door overeenkomst.
- Besluit valt dus ook onder art. 101 = sluiten van een loophole.
- Voorbeeld RS: bakkersfederatie: prijzen bepaald van grondstoffen. Ook bv. resolutie met standaardvoorwaarden op basis waarvan leden zaken moeten doen, ‘niet bindende’ aanbeveling, beslissing van vereniging van ondernemingsverenigingen.
- Bepalend is het vermogen, in feite of in rechte, om gedrag van leden te beïnvloeden → suggestie dus ook.
DEFINITIE: Wat zijn OAFG?
- Onderling afgestelde feitelijke gedraging (OAFG):
- Situatie waar er een contact is, maar geen contract, geen overeenkomst maar er is wel iets geweest (anders geen collusie).
- Vorm van coördinatie zonder dat het tot een overeenkomst komt = risico’s van onderlinge concurrentie welbewust (normaal gezien niet bezig met intentie) vervangt door een feitelijke samenwerking.
- Uitgewerkt plan niet vereist, uitwisseling van informatie kan volstaan, duidelijk onderscheid met overeenkomst niet noodzakelijk.
- Gecoördineerd marktgedrag dat het resultaat is van OAFG, meeting of minds of zelfs louter passief contact
Wat is de relatie tussen parallel gedrag en OAFG?
- Parallel gedrag op zichzelf is niet voldoende bewijs van OAFG:
- “Ondernemer is gerechtigd zijn beleid intelligent aan het vastgestelde of te verwachten marktgedrag der concurrenten aan te passen”
- OAFG ook als psychologisch element, idee van (morele) verplichting.
Ab Inbev verhoogt prijs en een tijdje later ook de concurrent = collusie of niet?
Kan dat ze gepraat hebben → zwaarste sancties.
Kan dat ze niet hebben gepraat maar wel geleidelijke verhogingen → price signalling = sanctie!
Maar ook rationeel, parallel gedrag = Ab InBev is de prijsleider en zij hebben het inzicht om prijs te verhogen = helemaal niets mis mee!
Probleem: Zeer dunne lijn tussen gedrag dat we bestraffen en gedrag dat eigenlijk volstrekt normaal is en dat we niet moeten bestraffen en zelfs aanmoedigen!
Hoe moeten we bepalen aan welke kant we staan?
Case Houtslijp II?
- Als er zelfde eindprijzen zijn = collusie → Commissie teruggefloten want veel te ver want is perfect mogelijk dat de prijzen hetzelfde zijn door rationeel volggedrag.
- Commissie moet bewijzen dat er geen enkele andere plausibele verklaring is voor de eindprijzen dan collusie = onmogelijk bewijs om te leveren! Er is altijd een mogelijke andere manier om dit uit te leggen → goed nieuws voor de onderneming want je kan altijd een andere verklaring vinden.
- Hof van Justitie gaat verder: tenzij Commissie kan aantonen dat er commercieel gevoelige informatie is uitgewisseld tussen de partijen → verandert de bewijslast en dan is het aan de ondernemingen om aan te tonen dat ze nooit iets gedaan hebben met die informatie:
- Onmogelijk bewijs!
- Bv. Deel spelers van kartel: nooit actief in de EU (bv. van Japan) dus we konden niets doen met die informatie maar Commissie zegt: maar misschien op basis van die informatie → daarom niet in de EU