L7 Flashcards
Besluitvorming
Titel 4.1 Awb geeft bepalingen aan over het tot stand komen van beschikkingen, maar het volstaat niet om alleen titel 4.1 te raadplegen indien men wil weten hoe een beschikking tot stand komt. Naast titel 4.1 moet geraadpleegd worden: (kies het juiste)
1. Hoofdstukken 1, 2, 3, delen van titel 4.2 die gaan over het type beschikking waar het om gaat, en een bijzondere wet.
2. Hoofdstuk 3, delen van titel 4.2 die gaan over het type beschikking waar het om gaat, en een bijzondere wet.
3. Hoofdstuk 3 en delen van titel 4.2 die gaan over het type beschikking waar het om gaat.
4. Hoofdstuk 1, hoofdstuk 3, en delen van titel 4.2 die gaan over het type beschikking waar het om gaat.
- Hoofdstuk 3, delen van titel 4.2 die gaan over het type beschikking waar het om gaat, en een bijzondere wet.
Stel: Albert Schaftenaar, voorzitter van buurtvereniging ‘t Centrum, vraagt bij burgemeester en wethouders een evenementenvergunning aan om in zijn woonstraat een zomerfeest te organiseren. Hij geeft in het kader van zijn aanvraag aan dat er sprake zal zijn van een ‘rustig feest’, waarbij twee jazzbandjes gaan optreden. Frans Verheesen, eveneens bewoner van de desbetreffende straat en geen liefhebber van buurtfeesten, verneemt van een kennis dat Albert de bijzonder luidruchtige formatie ‘Beasts of Bourbon’ heeft gecontracteerd. Hij meldt dit bij de gemeente. Als burgemeester en wethouders, gelet op deze informatie, willen overgaan tot een weigering van de vergunning wegens strijd met de openbare orde, zullen zij Albert wel of niet moeten horen?
1. Wel
2. Niet
3. Er is onvoldoende informatie om te beslissen.
4. De wet schrijft het niet voor; er is beoordelingsruimte voor de burgemeester en wethouders.
- Wel
==>
Hoorplicht geldt indien:
o Het bestuur voornemens is die aanvraag geheel of gedeeltelijk af te wijzen en
o Die afwijzing zou steunen op gegevens over feiten en belangen die de aanvraag betreffen; terwijl
o Die gegevens afwijken van gegevens die de aanvrager ter zake zelf heeft gesteld.
Er is voldaan aan al deze eisen.
Stel een bestuursorgaan neemt een eenzijdig handhavingsbesluit (een beschikking) mbt een burger. Geldt dan wel of niet een hoorplicht?
1. Wel, altijd.
2. Wel, tenzij het horen van de burger de handhaving in de weg zou staan.
3. Wel, onder bepaalde voorwaarden.
4. Nee.
- Wel, onder bepaalde voorwaarden.
==>
Artikel 4:8 Awb bepaalt de voorwaarden. Artikel 4:11 Awb bepaalt uitzondering (gevallen waarin de hoorplicht toch niet geldt). Bij handhavingsbesluiten kan er sprake zijn van de situatie in art. 4:11 lid c Awb.
Artikel 4:13 Awb bevat een…:
1. Kan-bepaling
2. Vangnet bepaling
3. Schakelbepaling
4. Regelend recht
- Vangnet bepaling
Het is aanvullend recht, niet regelend recht.
Als een uitkering op 1 juni 2019 met ingang van 1 januari 2019 wordt beëindigd, is er sprake van… (kies het meest juiste antwoord):
1. Opzegging
2. Belastende intrekking
3. Terugnemen van een beschikking
4. Beëindiging van een beschikking
- Terugnemen van een beschikking
==> hetgeen een soort belastende intrekking is.
Indien een bestuursorgaan over beleidsruimte (beleidsvrijheid) beschikt bij een besluit, en belangen van derden een grote rol spelen, geldt volgens de Awb: (kies het meest juiste antwoord)
1. belangenafweging
2. een hoorplicht
3. Uniforme openbare voorbereidingsprocedure
4. Alle antwoorden zijn juist.
- Uniforme openbare voorbereidingsprocedure
Een bestuursorgaan wil een beschikking vaststellen waarbij machtiging tot het afluisteren van een telefoongesprek kan worden gegeven of last tot binnentreden van een woning, zonder dat de burger wiens telefoongesprekken gaan worden afgeluisterd hiervan weet.
Welke stelling is correct?
1. Dit is een schending van de Grondwet, hetgeen alleen is toegestaan indien een rechter akkoord gaf.
2. Dit is een schending van de Grondwet, hetgeen alleen is toegestaan indien er een specifieke wettelijke grondslag hiervoor bestaat in de bijzondere bestuurswetten.
3. Dit is wel toegestaan op basis van de Awb.
4. Dit is nooit toegestaan.
- Dit is wel toegestaan op basis van de Awb.
==> Art. 4:11 sub c Awb
Geldt bij het afwijzen van een subsidie een hoorplicht?
1. Ja, altijd
2. Geen plicht; dit is een discretionaire bevoegdheid op basis van art. 4:12 lid 1 Awb.
3. Ja, als aan alle overige wettelijke voorwaarden van de aanvraag is voldaan.
4. Er geldt geen hoorplicht indien tegen die beschikking bezwaar kan worden gemaakt of administratief beroep kan worden ingesteld, en
de nadelige gevolgen na bezwaar of administratief beroep volledig ongedaan kunnen worden gemaakt.
- Ja, als aan alle overige wettelijke voorwaarden van de aanvraag is voldaan.
==>
o In art. 4:12 lid 2 Awb is een uitzondering gemaakt op art. 4:12 lid 1 Awb inzake subsidiebeschikkingen. Dus een uitzondering op een uitzondering.
o Volgens art. 4:12 lid 2 Awb is bij het afwijzen van een subsidie horen dus wel aan de orde als aan de overige wettelijke voorwaarden is voldaan.
De minister van Economische Zaken heeft voor het stimuleren van de plaatsing van zonnepanelen op daken van woningen een speciale subsidieregeling in het leven geroepen. Hans Visser wil zonnepanelen op zijn woning laten plaatsen. Hij dient de aanvraag voor een subsidie per abuis in bij het college van Gedeputeerde Staten van Zuid-Holland.
Het college van Gedeputeerde Staten van Zuid-Holland moet de aanvraag van Hans
1. in behandeling nemen en niet toewijzen.
2. niet-ontvankelijk verklaren.
3. doorzenden naar de minister van EZ.
4. niet in behandeling nemen.
- doorzenden naar de minister van EZ.
==>De reden hiervoor is dat de minister van EZ het bevoegde gezag vormt. De overige alternatieven zijn om die reden niet correct, aangezien die impliceren dat het college van Gedeputeerde Staten van Zuid-Holland wel bevoegd gezag is.
Zie artikel 2:3 Algemene wet bestuursrecht.
Bert Scholten is namens een plaatselijke politieke partij wethouder in Doetinchem. Hij heeft in zijn portefeuille onder meer ‘sport’ en ‘cultuur’. In zijn vrije tijd is hij ook voorzitter van de technische commissie van de plaatselijke hockeyclub Zwart-Wit. De hockeyclub vraagt bij het college van burgemeester en wethouders een subsidie aan om het clubhuis te verbouwen.
Welke bepaling uit de Awb is in het geding wanneer Bert meestemt over de aanvraag van de hockeyclub?
1. artikel 3:3 Algemene wet bestuursrecht.
2. artikel 3:4, tweede lid Algemene wet bestuursrecht.
3. artikel 3:4, eerste lid Algemene wet bestuursrecht.
4. artikel 2:4, tweede lid Algemene wet bestuursrecht.
- artikel 2:4, tweede lid Algemene wet bestuursrecht.
==> Bert is voorzitter van de technische commissie van de hockeyclub en wethouder belast met de portefeuille ‘sport’ en ‘cultuur’. In die laatste hoedanigheid wordt hij geconfronteerd met een subsidieaanvraag van zijn eigen hockeyclub. Door mee te stemmen over de mogelijke toekenning van de subsidie handelt hij in strijd met het fair play-beginsel. Artikel 3:3 Algemene wet bestuursrecht is niet correct omdat geen sprake is van het gebruiken van een bevoegdheid van een ander doel dan waarvoor de bevoegdheid is bedoeld. Artikel 3:4, eerste en tweede lid Algemene wet bestuursrecht is niet correct omdat dit artikel betrekking heeft op de vorm en inhoud van de besluitvorming.
Zie artikel 2:4, eerste en tweede lid Algemene wet bestuursrecht en R.J.N. Schlössels e.a., Kern van het bestuursrecht, par. 5.2.1, p. 204.
Samantha de Beus wil een café openen in de binnenstad van Leiden. Zij vraagt bij het college van burgemeester en wethouders van Leiden (hierna: het college) voor dat doel een horecavergunning aan. Het college verleent haar de gevraagde vergunning. De directe buren vrezen voor geluidsoverlast en zijn ‘not amused’ met de vergunning. Bij de voorbereiding van de beschikking zijn zij niet in de gelegenheid gesteld hun standpunt naar voren te brengen. Dit ondanks het feit dat een van hen eerder per brief de gemeente heeft geïnformeerd over de mogelijke overlast.
Op basis van welke hoorplicht had het college van burgemeester en wethouders de buren van De Beus mogelijkerwijs moeten horen?
1. op basis van artikel 7:2 Algemene wet bestuursrecht.
2. op basis van artikel 4:8 Algemene wet bestuursrecht.
3. op basis van artikel 7:3 Algemene wet bestuursrecht.
4. op basis van artikel 4:7 Algemene wet bestuursrecht.
- op basis van artikel 4:8 Algemene wet bestuursrecht.
==> Artikel 4:8, eerste lid Awb luidt als volgt: ‘Voordat een bestuursorgaan een beschikking geeft waartegen een belanghebbende die de beschikking niet heeft aangevraagd naar verwachting bedenkingen zal hebben, stelt het die belanghebbende in de gelegenheid om zijn zienswijze naar voren te brengen’. Dit is onder meer het geval indien ‘de beschikking zou steunen op gegevens over feiten en belangen die belanghebbende betreffen’. In casu is aan de bovenstaande voorwaarden voldaan. Het laatste alternatief is niet juist omdat de hoorplicht betrekking heeft op de aanvrager van de beschikking. Het eerste en derde alternatief zien op de hoorplicht in de bezwaarfase. De vraag heeft echter betrekking op de primaire besluitvormingsprocedure.
Wie kan bij een besluit dat wordt voorbereid met behulp van afdeling 3.4 Awb mondeling of schriftelijk een zienswijze indienen?
1. alleen een belanghebbende.
2. een ieder.
3. in beginsel een ieder.
4. in beginsel een belanghebbende.
- in beginsel een belanghebbende.
==> In beginsel kan alleen een belanghebbende mondeling of schriftelijk een zienswijze inbrengen (artikel 3:15, eerste lid Algemene wet bestuursrecht). Ingevolge artikel 3:15, tweede lid Algemene wet bestuursrecht kan dit recht worden verruimd tot eenieder.
Welke van de onderstaande bepalingen vormt geen uitwerking van het formele zorgvuldigheidsbeginsel?
1. artikel 4:7, eerste lid Algemene wet bestuursrecht.
2. artikel 3:4, tweede lid Algemene wet bestuursrecht.
3. artikel 4:8, eerste lid Algemene wet bestuursrecht.
4. artikel 3:46 Algemene wet bestuursrecht.
- artikel 3:4, tweede lid Algemene wet bestuursrecht.
==> Artikel 3:4, tweede lid Algemene wet bestuursrecht wordt gezien als de codificatie van de belangenafwegingsplicht, het verbod op willekeur en het evenredigheidsbeginsel. De overige bepalingen vormen een uitwerking van het formele zorgvuldigheidsbeginsel.
Zie R.J.N. Schlössels e.a., Kern van het bestuursrecht, par. 5.2.2 en 5.4, pp. 207, 240.
De gemeenteraad van Volendam-Edam stelt voor de gemeente een nieuwe reclameverordening vast.
Op welke manier moet deze verordening worden bekendgemaakt?
1. door middel van een kennisgeving in de Staatscourant, artikel 3:42 lid 1 Algemene wet bestuursrecht.
2. door middel van een kennisgeving in landelijke dagbladen.
3. kennisgeving huis-aan-huis door middel van een brief, artikel 3:41 lid 1 Algemene wet bestuursrecht.
4. een kennisgeving in een gemeentelijk huis-aan-huisblad, artikel 139 lid 1 Gemeentewet.
- een kennisgeving in een gemeentelijk huis-aan-huisblad, artikel 139 lid 1 Gemeentewet.
==> Het betreft de bekendmaking van een algemeen verbindend voorschrift, omdat een dergelijk besluit is niet specifiek tot een of meerdere belanghebbenden is gericht. Op grond van de schakelbepaling van art. 3:1 lid 1 sub b Awb zijn de afdelingen 3.6 en 3.7 niet van toepassing op algemeen verbindende voorschriften. Daarom zijn de alternatieven A en C onjuist, omdat de bepalingen die daarin zijn opgenomen behoren tot afdeling 3.6 Awb. Een kennisgeving in landelijke dagbladen (alternatief B) is daarnaast onjuist omdat de Awb in het geheel niet voorziet in de verplichting om bepaalde besluiten bekend te maken door middel van een kennisgeving in landelijke dagbladen. Voor algemeen verbindende voorschriften gelden bijzondere bekendmakingsregels. In de gemeentewet is dit geregeld in artikel 139 e.v., waardoor alternatief D het juiste antwoord is op grond van artikel 139 lid 1 Gemeentewet. Zie ook R.J.N. Schlössels et al., Kern van het bestuursrecht, par. 4.7.
Casus: Isolatiesubsidie Noord-Holland.
Bestudeer voorafgaande aan het beantwoorden van de volgende vragen artikel 2:3 en 6:15 Awb.
De provincie Noord-Holland heeft een Subsidieverordening voor geluidsisolatie van woningen in de directe omgeving van Schiphol vastgesteld. Het college van Gedeputeerde Staten is bevoegd gezag voor het toekennen van de subsidies. Ingevolge de verordening moet een subsidieaanvraag in ieder geval worden afgewezen, indien het jaarlijkse subsidieplafond is bereikt of als de woning niet binnen een straal van vijf kilometer van Schiphol staat. Bij de behandeling van de subsidieaanvragen geldt de regel ‘wie het eerst komt, die het eerst maalt’.
Kees Bakker dient op 23 april 2016 bij het college van burgemeester en wethouders van Hoofddorp een subsidieaanvraag in voor de isolatie van zijn woning in Zwanenburg. De aanvraag van Kees wordt op 24 april 2016 ontvangen op het gemeentehuis van Hoofddorp. Op dat moment is het subsidieplafond nog niet bereikt.
Wat moet het college van burgemeester en wethouders van Hoofddorp met de aanvraag van Kees doen?
1. In behandeling nemen
2. Afwijzen omdat het is verstuurd naar het onjuiste (onbevoegde) bestuursorgaan
3. Doorsturen naar het bevoegde bestuursorgaan.
4. Niet in behandeling nemen
- Doorsturen naar het bevoegde bestuursorgaan.
==>
Het college van burgemeester en wethouders van Hoofddorp is niet bevoegd om op de aanvraag van Kees te beslissen. De aanvraag moet onverwijld (=zonder (onnodige) vertraging of uitstel,) worden doorgestuurd naar het bestuursorgaan dat wel bevoegd is om te beslissen op de aanvraag: in dit geval het college van Gedeputeerde Staten van Noord-Holland. Kees moet van de doorzending van zijn aanvraag in kennis worden gesteld. De bovenstaande verplichting vloeit voort uit artikel 2:3, eerste lid Algemene wet bestuursrecht: ‘Het bestuursorgaan zendt geschriften tot behandeling waarvan kennelijk een ander bestuursorgaan bevoegd is, onverwijld door naar dat orgaan, onder gelijktijdige mededeling daarvan aan de afzender’.