L7 Flashcards

Besluitvorming

1
Q

Titel 4.1 Awb geeft bepalingen aan over het tot stand komen van beschikkingen, maar het volstaat niet om alleen titel 4.1 te raadplegen indien men wil weten hoe een beschikking tot stand komt. Naast titel 4.1 moet geraadpleegd worden: (kies het juiste)
1. Hoofdstukken 1, 2, 3, delen van titel 4.2 die gaan over het type beschikking waar het om gaat, en een bijzondere wet.
2. Hoofdstuk 3, delen van titel 4.2 die gaan over het type beschikking waar het om gaat, en een bijzondere wet.
3. Hoofdstuk 3 en delen van titel 4.2 die gaan over het type beschikking waar het om gaat.
4. Hoofdstuk 1, hoofdstuk 3, en delen van titel 4.2 die gaan over het type beschikking waar het om gaat.

A
  1. Hoofdstuk 3, delen van titel 4.2 die gaan over het type beschikking waar het om gaat, en een bijzondere wet.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Stel: Albert Schaftenaar, voorzitter van buurtvereniging ‘t Centrum, vraagt bij burgemeester en wethouders een evenementenvergunning aan om in zijn woonstraat een zomerfeest te organiseren. Hij geeft in het kader van zijn aanvraag aan dat er sprake zal zijn van een ‘rustig feest’, waarbij twee jazzbandjes gaan optreden. Frans Verheesen, eveneens bewoner van de desbetreffende straat en geen liefhebber van buurtfeesten, verneemt van een kennis dat Albert de bijzonder luidruchtige formatie ‘Beasts of Bourbon’ heeft gecontracteerd. Hij meldt dit bij de gemeente. Als burgemeester en wethouders, gelet op deze informatie, willen overgaan tot een weigering van de vergunning wegens strijd met de openbare orde, zullen zij Albert wel of niet moeten horen?
1. Wel
2. Niet
3. Er is onvoldoende informatie om te beslissen.
4. De wet schrijft het niet voor; er is beoordelingsruimte voor de burgemeester en wethouders.

A
  1. Wel
    ==>
    Hoorplicht geldt indien:
    o Het bestuur voornemens is die aanvraag geheel of gedeeltelijk af te wijzen en
    o Die afwijzing zou steunen op gegevens over feiten en belangen die de aanvraag betreffen; terwijl
    o Die gegevens afwijken van gegevens die de aanvrager ter zake zelf heeft gesteld.
    Er is voldaan aan al deze eisen.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Stel een bestuursorgaan neemt een eenzijdig handhavingsbesluit (een beschikking) mbt een burger. Geldt dan wel of niet een hoorplicht?
1. Wel, altijd.
2. Wel, tenzij het horen van de burger de handhaving in de weg zou staan.
3. Wel, onder bepaalde voorwaarden.
4. Nee.

A
  1. Wel, onder bepaalde voorwaarden.
    ==>
    Artikel 4:8 Awb bepaalt de voorwaarden. Artikel 4:11 Awb bepaalt uitzondering (gevallen waarin de hoorplicht toch niet geldt). Bij handhavingsbesluiten kan er sprake zijn van de situatie in art. 4:11 lid c Awb.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Artikel 4:13 Awb bevat een…:
1. Kan-bepaling
2. Vangnet bepaling
3. Schakelbepaling
4. Regelend recht

A
  1. Vangnet bepaling
    Het is aanvullend recht, niet regelend recht.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Als een uitkering op 1 juni 2019 met ingang van 1 januari 2019 wordt beëindigd, is er sprake van… (kies het meest juiste antwoord):
1. Opzegging
2. Belastende intrekking
3. Terugnemen van een beschikking
4. Beëindiging van een beschikking

A
  1. Terugnemen van een beschikking
    ==> hetgeen een soort belastende intrekking is.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Indien een bestuursorgaan over beleidsruimte (beleidsvrijheid) beschikt bij een besluit, en belangen van derden een grote rol spelen, geldt volgens de Awb: (kies het meest juiste antwoord)
1. belangenafweging
2. een hoorplicht
3. Uniforme openbare voorbereidingsprocedure
4. Alle antwoorden zijn juist.

A
  1. Uniforme openbare voorbereidingsprocedure
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Een bestuursorgaan wil een beschikking vaststellen waarbij machtiging tot het afluisteren van een telefoongesprek kan worden gegeven of last tot binnentreden van een woning, zonder dat de burger wiens telefoongesprekken gaan worden afgeluisterd hiervan weet.
Welke stelling is correct?
1. Dit is een schending van de Grondwet, hetgeen alleen is toegestaan indien een rechter akkoord gaf.
2. Dit is een schending van de Grondwet, hetgeen alleen is toegestaan indien er een specifieke wettelijke grondslag hiervoor bestaat in de bijzondere bestuurswetten.
3. Dit is wel toegestaan op basis van de Awb.
4. Dit is nooit toegestaan.

A
  1. Dit is wel toegestaan op basis van de Awb.
    ==> Art. 4:11 sub c Awb
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Geldt bij het afwijzen van een subsidie een hoorplicht?
1. Ja, altijd
2. Geen plicht; dit is een discretionaire bevoegdheid op basis van art. 4:12 lid 1 Awb.
3. Ja, als aan alle overige wettelijke voorwaarden van de aanvraag is voldaan.
4. Er geldt geen hoorplicht indien tegen die beschikking bezwaar kan worden gemaakt of administratief beroep kan worden ingesteld, en
de nadelige gevolgen na bezwaar of administratief beroep volledig ongedaan kunnen worden gemaakt.

A
  1. Ja, als aan alle overige wettelijke voorwaarden van de aanvraag is voldaan.
    ==>
    o In art. 4:12 lid 2 Awb is een uitzondering gemaakt op art. 4:12 lid 1 Awb inzake subsidiebeschikkingen. Dus een uitzondering op een uitzondering.
    o Volgens art. 4:12 lid 2 Awb is bij het afwijzen van een subsidie horen dus wel aan de orde als aan de overige wettelijke voorwaarden is voldaan.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

De minister van Economische Zaken heeft voor het stimuleren van de plaatsing van zonnepanelen op daken van woningen een speciale subsidieregeling in het leven geroepen. Hans Visser wil zonnepanelen op zijn woning laten plaatsen. Hij dient de aanvraag voor een subsidie per abuis in bij het college van Gedeputeerde Staten van Zuid-Holland.
Het college van Gedeputeerde Staten van Zuid-Holland moet de aanvraag van Hans
1. in behandeling nemen en niet toewijzen.
2. niet-ontvankelijk verklaren.
3. doorzenden naar de minister van EZ.
4. niet in behandeling nemen.

A
  1. doorzenden naar de minister van EZ.
    ==>De reden hiervoor is dat de minister van EZ het bevoegde gezag vormt. De overige alternatieven zijn om die reden niet correct, aangezien die impliceren dat het college van Gedeputeerde Staten van Zuid-Holland wel bevoegd gezag is.
    Zie artikel 2:3 Algemene wet bestuursrecht.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Bert Scholten is namens een plaatselijke politieke partij wethouder in Doetinchem. Hij heeft in zijn portefeuille onder meer ‘sport’ en ‘cultuur’. In zijn vrije tijd is hij ook voorzitter van de technische commissie van de plaatselijke hockeyclub Zwart-Wit. De hockeyclub vraagt bij het college van burgemeester en wethouders een subsidie aan om het clubhuis te verbouwen.
Welke bepaling uit de Awb is in het geding wanneer Bert meestemt over de aanvraag van de hockeyclub?
1. artikel 3:3 Algemene wet bestuursrecht.
2. artikel 3:4, tweede lid Algemene wet bestuursrecht.
3. artikel 3:4, eerste lid Algemene wet bestuursrecht.
4. artikel 2:4, tweede lid Algemene wet bestuursrecht.

A
  1. artikel 2:4, tweede lid Algemene wet bestuursrecht.
    ==> Bert is voorzitter van de technische commissie van de hockeyclub en wethouder belast met de portefeuille ‘sport’ en ‘cultuur’. In die laatste hoedanigheid wordt hij geconfronteerd met een subsidieaanvraag van zijn eigen hockeyclub. Door mee te stemmen over de mogelijke toekenning van de subsidie handelt hij in strijd met het fair play-beginsel. Artikel 3:3 Algemene wet bestuursrecht is niet correct omdat geen sprake is van het gebruiken van een bevoegdheid van een ander doel dan waarvoor de bevoegdheid is bedoeld. Artikel 3:4, eerste en tweede lid Algemene wet bestuursrecht is niet correct omdat dit artikel betrekking heeft op de vorm en inhoud van de besluitvorming.
    Zie artikel 2:4, eerste en tweede lid Algemene wet bestuursrecht en R.J.N. Schlössels e.a., Kern van het bestuursrecht, par. 5.2.1, p. 204.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Samantha de Beus wil een café openen in de binnenstad van Leiden. Zij vraagt bij het college van burgemeester en wethouders van Leiden (hierna: het college) voor dat doel een horecavergunning aan. Het college verleent haar de gevraagde vergunning. De directe buren vrezen voor geluidsoverlast en zijn ‘not amused’ met de vergunning. Bij de voorbereiding van de beschikking zijn zij niet in de gelegenheid gesteld hun standpunt naar voren te brengen. Dit ondanks het feit dat een van hen eerder per brief de gemeente heeft geïnformeerd over de mogelijke overlast.
Op basis van welke hoorplicht had het college van burgemeester en wethouders de buren van De Beus mogelijkerwijs moeten horen?
1. op basis van artikel 7:2 Algemene wet bestuursrecht.
2. op basis van artikel 4:8 Algemene wet bestuursrecht.
3. op basis van artikel 7:3 Algemene wet bestuursrecht.
4. op basis van artikel 4:7 Algemene wet bestuursrecht.

A
  1. op basis van artikel 4:8 Algemene wet bestuursrecht.
    ==> Artikel 4:8, eerste lid Awb luidt als volgt: ‘Voordat een bestuursorgaan een beschikking geeft waartegen een belanghebbende die de beschikking niet heeft aangevraagd naar verwachting bedenkingen zal hebben, stelt het die belanghebbende in de gelegenheid om zijn zienswijze naar voren te brengen’. Dit is onder meer het geval indien ‘de beschikking zou steunen op gegevens over feiten en belangen die belanghebbende betreffen’. In casu is aan de bovenstaande voorwaarden voldaan. Het laatste alternatief is niet juist omdat de hoorplicht betrekking heeft op de aanvrager van de beschikking. Het eerste en derde alternatief zien op de hoorplicht in de bezwaarfase. De vraag heeft echter betrekking op de primaire besluitvormingsprocedure.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Wie kan bij een besluit dat wordt voorbereid met behulp van afdeling 3.4 Awb mondeling of schriftelijk een zienswijze indienen?
1. alleen een belanghebbende.
2. een ieder.
3. in beginsel een ieder.
4. in beginsel een belanghebbende.

A
  1. in beginsel een belanghebbende.
    ==> In beginsel kan alleen een belanghebbende mondeling of schriftelijk een zienswijze inbrengen (artikel 3:15, eerste lid Algemene wet bestuursrecht). Ingevolge artikel 3:15, tweede lid Algemene wet bestuursrecht kan dit recht worden verruimd tot eenieder.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Welke van de onderstaande bepalingen vormt geen uitwerking van het formele zorgvuldigheidsbeginsel?
1. artikel 4:7, eerste lid Algemene wet bestuursrecht.
2. artikel 3:4, tweede lid Algemene wet bestuursrecht.
3. artikel 4:8, eerste lid Algemene wet bestuursrecht.
4. artikel 3:46 Algemene wet bestuursrecht.

A
  1. artikel 3:4, tweede lid Algemene wet bestuursrecht.
    ==> Artikel 3:4, tweede lid Algemene wet bestuursrecht wordt gezien als de codificatie van de belangenafwegingsplicht, het verbod op willekeur en het evenredigheidsbeginsel. De overige bepalingen vormen een uitwerking van het formele zorgvuldigheidsbeginsel.
    Zie R.J.N. Schlössels e.a., Kern van het bestuursrecht, par. 5.2.2 en 5.4, pp. 207, 240.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

De gemeenteraad van Volendam-Edam stelt voor de gemeente een nieuwe reclameverordening vast.
Op welke manier moet deze verordening worden bekendgemaakt?
1. door middel van een kennisgeving in de Staatscourant, artikel 3:42 lid 1 Algemene wet bestuursrecht.
2. door middel van een kennisgeving in landelijke dagbladen.
3. kennisgeving huis-aan-huis door middel van een brief, artikel 3:41 lid 1 Algemene wet bestuursrecht.
4. een kennisgeving in een gemeentelijk huis-aan-huisblad, artikel 139 lid 1 Gemeentewet.

A
  1. een kennisgeving in een gemeentelijk huis-aan-huisblad, artikel 139 lid 1 Gemeentewet.
    ==> Het betreft de bekendmaking van een algemeen verbindend voorschrift, omdat een dergelijk besluit is niet specifiek tot een of meerdere belanghebbenden is gericht. Op grond van de schakelbepaling van art. 3:1 lid 1 sub b Awb zijn de afdelingen 3.6 en 3.7 niet van toepassing op algemeen verbindende voorschriften. Daarom zijn de alternatieven A en C onjuist, omdat de bepalingen die daarin zijn opgenomen behoren tot afdeling 3.6 Awb. Een kennisgeving in landelijke dagbladen (alternatief B) is daarnaast onjuist omdat de Awb in het geheel niet voorziet in de verplichting om bepaalde besluiten bekend te maken door middel van een kennisgeving in landelijke dagbladen. Voor algemeen verbindende voorschriften gelden bijzondere bekendmakingsregels. In de gemeentewet is dit geregeld in artikel 139 e.v., waardoor alternatief D het juiste antwoord is op grond van artikel 139 lid 1 Gemeentewet. Zie ook R.J.N. Schlössels et al., Kern van het bestuursrecht, par. 4.7.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Casus: Isolatiesubsidie Noord-Holland.
Bestudeer voorafgaande aan het beantwoorden van de volgende vragen artikel 2:3 en 6:15 Awb.
De provincie Noord-Holland heeft een Subsidieverordening voor geluidsisolatie van woningen in de directe omgeving van Schiphol vastgesteld. Het college van Gedeputeerde Staten is bevoegd gezag voor het toekennen van de subsidies. Ingevolge de verordening moet een subsidieaanvraag in ieder geval worden afgewezen, indien het jaarlijkse subsidieplafond is bereikt of als de woning niet binnen een straal van vijf kilometer van Schiphol staat. Bij de behandeling van de subsidieaanvragen geldt de regel ‘wie het eerst komt, die het eerst maalt’.
Kees Bakker dient op 23 april 2016 bij het college van burgemeester en wethouders van Hoofddorp een subsidieaanvraag in voor de isolatie van zijn woning in Zwanenburg. De aanvraag van Kees wordt op 24 april 2016 ontvangen op het gemeentehuis van Hoofddorp. Op dat moment is het subsidieplafond nog niet bereikt.
Wat moet het college van burgemeester en wethouders van Hoofddorp met de aanvraag van Kees doen?
1. In behandeling nemen
2. Afwijzen omdat het is verstuurd naar het onjuiste (onbevoegde) bestuursorgaan
3. Doorsturen naar het bevoegde bestuursorgaan.
4. Niet in behandeling nemen

A
  1. Doorsturen naar het bevoegde bestuursorgaan.
    ==>
    Het college van burgemeester en wethouders van Hoofddorp is niet bevoegd om op de aanvraag van Kees te beslissen. De aanvraag moet onverwijld (=zonder (onnodige) vertraging of uitstel,) worden doorgestuurd naar het bestuursorgaan dat wel bevoegd is om te beslissen op de aanvraag: in dit geval het college van Gedeputeerde Staten van Noord-Holland. Kees moet van de doorzending van zijn aanvraag in kennis worden gesteld. De bovenstaande verplichting vloeit voort uit artikel 2:3, eerste lid Algemene wet bestuursrecht: ‘Het bestuursorgaan zendt geschriften tot behandeling waarvan kennelijk een ander bestuursorgaan bevoegd is, onverwijld door naar dat orgaan, onder gelijktijdige mededeling daarvan aan de afzender’.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Casus: Isolatiesubsidie Noord-Holland.
De provincie Noord-Holland heeft een Subsidieverordening voor geluidsisolatie van woningen in de directe omgeving van Schiphol vastgesteld. Het college van Gedeputeerde Staten is bevoegd gezag voor het toekennen van de subsidies. Ingevolge de verordening moet een subsidieaanvraag in ieder geval worden afgewezen, indien het jaarlijkse subsidieplafond is bereikt of als de woning niet binnen een straal van vijf kilometer van Schiphol staat. Bij de behandeling van de subsidieaanvragen geldt de regel ‘wie het eerst komt, die het eerst maalt’.
Kees Bakker dient op 23 april 2016 bij het college van burgemeester en wethouders van Hoofddorp een subsidieaanvraag in voor de isolatie van zijn woning in Zwanenburg. De aanvraag van Kees wordt op 24 april 2016 ontvangen op het gemeentehuis van Hoofddorp. Op dat moment is het subsidieplafond nog niet bereikt.
Mede ten gevolge van het feit dat de gemeentesecretarie in de desbetreffende periode gedurende een aantal dagen gesloten is (Koningsdag o.a.), blijft de brief van Kees enige tijd liggen en wordt deze pas op 29 mei 2016 doorgezonden naar Gedeputeerde Staten die de brief op 1 juni 2016 ontvangen. Het college van Gedeputeerde Staten van Noord-Holland wijst de subsidieaanvraag af, omdat het jaarlijkse subsidieplafond inmiddels is bereikt. Onder verwijzing naar het bepaalde in artikel 6:15 van de Awb betoogt de heer Bakker dat het college van Gedeputeerde Staten bij de beoordeling van zijn subsidieaanvraag had moeten uitgaan van de datum van ontvangst van deze aanvraag bij het college van burgemeester en wethouders van Hoofddorp – 24 april – en dat deze aanvraag derhalve voorrang had op later bij het college van Gedeputeerde Staten ingediende, maar wél ingewilligde, subsidieaanvragen.
Heeft Kees Bakker gelijk met zijn bewering dat het college van gedeputeerde staten van Noord-Holland bij de beoordeling van zijn subsidieaanvraag hadden moeten uitgaan van de datum van ontvangst van deze aanvraag bij het college?
Relevante wetgeving: artikel 2:3 en 6:15 Awb:
1. Nee, Kees heeft geen gelijk.
2. Ja, Kees heeft wel gelijk.

A
  1. Nee, Kees heeft geen gelijk.
    ==>
    Ingevolge artikel 2.3, eerste lid Algemene wet bestuursrecht is alleen sprake van een doorzendplicht. Dit ligt anders voor wat betreft de indiening van een bezwaar- of beroepschrift. Daarbij is de datum waarop het bezwaar- of beroepschrift wordt ingediend bij het onbevoegde bestuursorgaan bepalend.
17
Q

Mag het college van burgemeester en wethouders van Hardenberg voor het aanvragen van een standplaatsvergunning een speciaal formulier vaststellen?
1. Ja, dat mag.
2. Nee, dat mag niet.

A
  1. Ja, dat mag.
    ==>
    Ingevolge artikel 4:4 Algemene wet bestuursrecht kan het bestuursorgaan dat bevoegd is op de aanvraag te beslissen een aanvraagformulier vaststellen, voor zover daarin niet bij wettelijk voorschrift is voorzien. Uit de casus blijkt niet dat er op basis van een wettelijk voorschrift is voorzien. Om die reden mag de gemeente Hardenberg een speciaal aanvraagformulier vaststellen en daar gebruik van maken.
18
Q

In de aanvraag van Marcel en Ester om een standplaatsvergunning voor hun snackwagen ontbreken essentiële gegevens die het college nodig acht om de aanvraag voor een standplaatsvergunning te kunnen beoordelen. Bij de aanvraag ontbreekt een foto of tekening van de frituurwagen en de precieze (beoogde) standplaats voor de snackwagen. Deze gegevens zijn onder andere nodig om te kunnen beoordelen of wordt voldaan aan de verkeersveiligheidseisen en ter bescherming van het uiterlijk aanzien van de omgeving. Het college overweegt om de aanvraag van Marcel en Ester wegens het ontbreken van de bovenstaande niet in behandeling te nemen.
Mag of moet het college de aanvraag van Marcel en Ester buiten behandeling laten?
1. Ja, het ontbreken van relevante gegevens is een voldoende reden.
2. Ja, mits het college aan een andere voorwaarde voldoet.
3. Nee, het ontbreken van relevante gegevens is een onvoldoende reden.

A
  1. Ja, mits het college aan een andere voorwaarde voldoet.
    ==>
    Ingevolge artikel 4:5 Algemene wet bestuursrecht is het college bevoegd om de aanvraag buiten behandeling te laten. Ingevolge artikel 4:5, eerste lid, sub c Algemene wet bestuursrecht is dat mogelijk indien ‘de verstrekte gegevens en bescheiden onvoldoende zijn voor de beoordeling van de aanvraag of voor de voorbereiding van de beschikking’. Wel moet het college de gelegenheid bieden om binnen een door het bestuursorgaan te stellen termijn de aanvraag aan te vullen door het aanleveren van de ontbrekende gegevens.
19
Q

Marcel en Ester Dijkstra hebben samen een nieuwe hippe snackwagen aangeschaft. Het ondernemende stel wil graag met de nieuwe snackwagen gedurende de maanden mei tot en met september in het voetgangersgebied van het centrum van Hardenberg staan. Daarvoor is een zogenaamde standplaatsvergunning benodigd. Ze dienen een aanvraag in voor een standplaatsvergunning.
Tijdens een vergadering van het college van burgemeester en wethouders wordt de vraag opgeworpen, of de vergunningaanvraag voor de snackwagen niet met toepassing van artikel 4:6, tweede lid, Awb kan (of moet) worden afgewezen, om de enkele reden dat Marcel en Ester van de Veld een half jaar eerder reeds een vergelijkbare aanvraag voor dezelfde locatie hebben ingediend, die het college toen heeft afgewezen. Tegen die weigering van de vergunning is toen géén bezwaar aangetekend. In de nieuwe aanvraag is niet aangegeven dat zich sindsdien nieuwe feiten hebben voorgedaan of dat er sprake is van veranderde omstandigheden.
Onder welke voorwaarden mag het college van burgemeester en wethouders, ter motivering van een afwijzing van de nieuwe aanvraag, volstaan met een verwijzing naar hun eerdere afwijzende beslissing? Kies het meest juiste antwoord:
1. De nieuwe aanvraag is identiek aan de eerdere aanvraag.
2. De nieuwe aanvraag vindt plaats binnen een bepaald termijn na de vorige afwijzing; deze termijn is in een wettelijk voorschrift bepaald.
3. De aanvrager heeft geen nieuwe feiten of veranderde omstandigheden vermeld
4. De beslissing op een eerdere aanvraag hield een gehele afwijzing van die aanvraag in.
5. De beslissing op een eerdere aanvraag hield een gehele of gedeeltelijke afwijzing van die aanvraag in.
6. 1+2+4
7. 1+2+5
8. 1+3+4
9. 1+3+5
10. 1+2+3+4
11. 1+2+3+5

A
  1. 1+3+5
    ==> Ingevolge artikel 4:6 Algemene wet bestuursrecht mag een aanvraag zonder motivering worden afgewezen onder verwijzing naar de beslissing op een eerdere aanvraag, indien (a) de nieuwe aanvraag identiek is aan de eerdere aanvraag, (b) de aanvrager geen nieuwe feiten of veranderde omstandigheden heeft vermeld en (c) de beslissing op een eerdere aanvraag een (gehele of gedeeltelijke) afwijzing van die aanvraag inhield.
20
Q

Marcel en Ester Dijkstra hebben samen een nieuwe hippe snackwagen aangeschaft. Het ondernemende stel wil graag met de nieuwe snackwagen gedurende de maanden mei tot en met september in het voetgangersgebied van het centrum van Hardenberg staan. Daarvoor is een zogenaamde standplaatsvergunning benodigd. Ze dienen een aanvraag in voor een standplaatsvergunning.
Het college van burgemeester en wethouders wijst de aanvraag af. Ter motivering van de afwijzing van de nieuwe aanvraag, wordt verwezen naar een eerdere afwijzende beslissing van dezelfde vergunning door Marcel en Ester.
Marcel en Ester Dijkstra stellen dat het college van burgemeester en wethouders de eerder ingediende aanvraag buiten behandeling heeft gelaten wegens het ontbreken van voldoende gegevens.
Mag het college van burgemeester en wethouders ook in dat geval ter motivering van een afwijzing van de nieuwe aanvraag volstaan met een verwijzing naar zijn eerdere beslissing tot het buiten behandeling laten?
1. Ja, want de vorige aanvraag is afgewezen.
2. Ja, om een andere reden dan bij (1).
3. Nee, want de vorige aanvraag is in feite niet afgewezen.
4. Nee, om een andere reden dan bij (3).

A
  1. Nee, want de vorige aanvraag is in feite niet afgewezen.
    ==>
    Ingevolge artikel 4:6 Algemene wet bestuursrecht mag een aanvraag zonder motivering worden afgewezen onder verwijzing naar de beslissing op een eerdere aanvraag, indien (a) de nieuwe aanvraag identiek of nagenoeg identiek is aan de eerdere aanvraag, (b) de aanvrager geen nieuwe feiten of veranderde omstandigheden heeft vermeld en (c) de beslissing op een eerdere aanvraag een (gehele of gedeeltelijke) afwijzing van die aanvraag inhield. De vorige aanvraag is buiten behandeling gelaten wegens het ontbreken van voldoende gegevens. Om die reden is er geen beslissing genomen. Dat betekent dat artikel 4:6 Algemene wet bestuursrecht niet van toepassing is.
21
Q

De vergunningaanvraag van Marcel en Ester Dijkstra, voor een standplaatsvergunning voor hun snackwagen, wordt goedgekeurd.
Welke stelling is onjuist?
1. De beslissing op een aanvraag om een standplaatsvergunning is niet te beschouwen als een besluit in de zin van artikel 3:42 Awb, maar als een besluit in de zin van artikel 3:41 Awb.
2. Artikel 3:41 Awb bepaalt hoe moet worden bekendgemaakt dat de vergunning is verleend.
3. De beslissing om de vergunning te verlenen is een beschikking.
4. In de jurisprudentie is niet aangenomen dat uit het zorgvuldigheidsbeginsel voortvloeit dat er in algemene zin een verplichting bestaat dat het college de verleende vergunning in een huis-aan-huisblad dan wel dag- of nieuwsblad publiceren.

A
  1. Artikel 3:41 Awb bepaalt hoe moet worden bekendgemaakt dat de vergunning is verleend.
    ==>
    De artikelen 3:41 en 3:42 Algemene wet bestuursrecht regelen ‘slechts’ de bekendmaking van besluiten. Van een besluit is echter nog geen sprake. Overigens is de beslissing op een aanvraag om een standplaatsvergunning niet te beschouwen als een besluit in de zin van artikel 3:42 Algemene wet bestuursrecht, maar als een besluit in de zin van artikel 3:41 Algemene wet bestuursrecht.
    Voorts wordt in de jurisprudentie niet aangenomen dat uit het zorgvuldigheidsbeginsel voortvloeit dat er in algemene zin zo’n verplichting bestaat. Overigens kan het zo zijn dat een bijzondere wet bepaalt dat een vergunningaanvraag wordt gepubliceerd. In artikel 3:8 van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht wordt dit geregeld voor aanvragen om omgevingsvergunning voor bouwen. Om de voorgaande redenen is het college niet verplicht om vergunningaanvraag van Marcel en Ester te publiceren.
22
Q

De in Groningen woonachtige Jan Steen brengt zijn vakanties meestal door in Hardenberg. Tijdens een van zijn wandelingen ziet hij de snackwagen van Marcel en Ester in de voetgangerszone van het stadscentrum staan. Jan Steen vindt dat het uiterlijk aanzien van de – monumentale – omgeving ernstig wordt aangetast door de ‘afzichtelijke’ frituurwagen.
Jan Steen begeeft zich direct naar het gemeentehuis van de gemeente Hardenberg, waar hij desgevraagd verneemt dat voor de snackwagen nog geen standplaatsvergunning is verleend. Jan Steen schrijft vervolgens een brief aan het college waarin hij het verzoekt onverwijld een last onder bestuursdwang op te leggen om de frituurwagen te doen verwijderen. Het college is voornemens het verzoek van Jan Steen af te wijzen en de frituurwagen voorlopig te gedogen.
De hoorplicht van artikel 4:7 Algemene wet bestuursrecht is alleen van toepassing indien sprake is van een aanvraag in de zin van… (vil in).
1. artikel 4:1 Awb
2. artikel 1:3, eerste lid Awb
3. artikel 1:3, tweede lid Awb
4. artikel 1:3, derde lid Awb

A
  1. artikel 1:3, derde lid Awb
    ==>
    Niet 1 want art. 4:1 geeft geen definitie van een aanvraag (wel gaat het over de aanvraag).
23
Q

De in Groningen woonachtige Jan Steen brengt zijn vakanties meestal door in Hardenberg. Tijdens een van zijn wandelingen ziet hij de snackwagen van Marcel en Ester in de voetgangerszone van het stadscentrum staan. Jan Steen vindt dat het uiterlijk aanzien van de – monumentale – omgeving ernstig wordt aangetast door de ‘afzichtelijke’ frituurwagen.
Jan Steen begeeft zich direct naar het gemeentehuis van de gemeente Hardenberg, waar hij desgevraagd verneemt dat voor de snackwagen nog geen standplaatsvergunning is verleend. Jan Steen schrijft vervolgens een brief aan het college waarin hij het verzoekt onverwijld een last onder bestuursdwang op te leggen om de frituurwagen te doen verwijderen. Het college is voornemens het verzoek van Jan Steen af te wijzen en de frituurwagen voorlopig te gedogen.
Is het college ingevolge artikel 4:7 Awb verplicht om Jan Steen te horen voordat de beslissing wordt genomen om het verzoek om handhavend optreden af te wijzen?
1. Ja, want hij is de aanvrager van een beschikking.
2. Ja, want hij is belanghebbende bij de aanvraag.
3. Nee, want hij mocht de aanvraag helemaal niet indienen.
4. Nee, want hij is geen belanghebbende.

A
  1. Nee, want hij is geen belanghebbende.
    ook correct:
  2. Nee, want hij mocht de aanvraag helemaal niet indienen.
    ==>
    De hoorplicht van artikel 4:7 Algemene wet bestuursrecht is alleen van toepassing indien sprake is van een aanvraag in de zin van artikel 1:3, derde lid Algemene wet bestuursrecht. Daaronder wordt verstaan: ‘een verzoek van een belanghebbende, een besluit te nemen’. In casu is geen sprake van een aanvraag. De reden hiervoor is dat Jan Steen niet kan worden aangemerkt als een ‘belanghebbende’ in de zin van artikel 1:2 Algemene wet bestuursrecht (hij woont immers in Groningen en heeft voor zover we weten ook geen eigendommen in de buurt van de locatie van de snackwagen. Hij heeft dus geen eigen of persoonlijk belang). Het college is om de voorgaande redenen niet verplicht om Jan op basis van artikel 4:7 Algemene wet bestuursrecht te horen.
24
Q

Marcel en Ester Dijkstra dienen een aanvraag in voor een standplaatsvergunning voor hun snackwagen. Na twee maanden hebben ze nog altijd geen beslissing ontvangen op de aanvraag om een standplaatsvergunning. Als zij navraag doen bij de behandelend ambtenaar, vernemen zij dat in de APV van de gemeente Hardenberg is bepaald dat het college binnen vier maanden na ontvangst van een vergunningaanvraag een beslissing moet nemen. Marcel en Ester vinden dit een wel erg ruime termijn. Volgens Marcel en Ester bedraagt ingevolge artikel 4:13 Awb de maximale beslistermijn acht weken en is het niet toegestaan om daarvan via een APV-bepaling af te wijken.
Hebben Marcel en Ester gelijk?
1. Ja, ze hebben gelijk
2. Nee, ze hebben geen gelijk

A
  1. Nee, ze hebben geen gelijk
    ==>
    Ingevolge artikel 4:13, eerste lid Algemene wet bestuursrecht moet een beschikking worden gegeven ‘binnen de bij wettelijk voorschrift bepaalde termijn of, bij het ontbreken ervan, binnen een redelijke termijn’. Onder ‘wettelijk voorschrift’ moet worden verstaan een wet in materiële zin, dus óók een gemeentelijke verordening (zoals een APV). Alleen voor het geval bij wettelijk voorschrift géén beslistermijn is gesteld bevat artikel 4:13 Algemene wet bestuursrecht aanvullend recht: er geldt een ‘redelijke termijn’, die volgens het tweede lid in ieder geval is verstreken wanneer het bestuursorgaan na acht weken nog niet heeft beslist. In dit geval bevat de APV van Hardenberg een beslistermijn. Om die reden is artikel 4:13, eerste en tweede lid Algemene wet bestuursrecht niet van toepassing. Marcel en Ester hebben geen gelijk.