L2 Flashcards
Bestuurlijke bevoegdheden
“Regelgevende bevoegdheden” is een sub-categorie binnen:
1. Vergunningsbevoegdheden
2. Belastende bevoegdheden
3. Begunstigende bevoegdheden
4. Algemeen verbindende regels
- Belastende bevoegdheden
Algemeen verbindende regels staan in:
1. Wetten in de formele zin
2. Algemene maatregelen van bestuur (AMvB)
3. Diverse verordeningen, bijv. ministeriële verordeningen
4. 1+2+3
- 1+2+3
Welke uitspraak over vergunningsbevoegdheid klopt niet?
1. Dmv een vergunning kan het gedrag van burgers gericht worden beïnvloed.
2. Het doel van het vergunningsstelsel is normstelling
3. Vergunningen zijn nodig want de overheid wil iets reguleren, en dat is beter mogelijk met maatwerk (specifieke voorschriften) dan met algemene regels
4. Alle uitspraken kloppen wel.
- Alle uitspraken kloppen wel.
Welke stelling klopt niet?
1. Last onder bestuursdwang is een handhavingsbevoegdheid
2. De door bestuursorganen vastgestelde algemeen verbindende voorschriften moeten op de wet (in formele zin) steunen of daartoe herleidbaar zijn.
3. Het bestuur mag altijd handelen, tenzij de wetgever dit niet heeft toegestaan.
4. Het specialiteitsbeginsel is een normering van de bevoegdheden van het bestuur.
- Het bestuur mag altijd handelen, tenzij de wetgever dit niet heeft toegestaan.
Wetmatigheid van bestuur houdt NIET in:
1. Om bindende besluiten te nemen, moet het bestuur beschikken over een bevoegdheid die op de wet gebaseerd is
2. Het bestuur mag niet in strijd met de wet handelen
3. De wetgever moet bevoegdheden van het bestuur duidelijk afbakenen en inhoudelijk begrenzen
4. De wetgever, en niet de bestuurder, bepaalt voor welke doelen een bevoegdheid dient.
- De wetgever, en niet de bestuurder, bepaalt voor welke doelen een bevoegdheid dient.
Dit is het specialiteitsbeginsel, en niet het wetmatigheidsbeginsel / het legaliteitsbeginsel (komt echter dichtbij #3).
Welk principe wordt hier beschreven?
De wetgever, en niet de bestuurder, bepaalt voor welke doelen een bevoegdheid dient. Bestuursbevoegdheid mag alleen worden uitgeoefend binnen de doelen van de wet die de bevoegdheid verleent.
1. Het legaliteitsbeginsel
2. Het wetmatigheidsbeginsel
3. Het specialiteitsbeginsel
4. Het rechtvaardigheidsbeginsel
- Het specialiteitsbeginsel
Het Verbod op détournement de pouvoir is onderdeel van:
1. Het legaliteitsbeginsel
2. Het wetmatigheidsbeginsel
3. Het specialiteitsbeginsel
4. Het rechtvaardigheidsbeginsel
- Het specialiteitsbeginsel
Uit het het specialiteitsbeginsel wordt afgeleid:
1. Het verbod op détournement de pouvoir
2. Bij het nemen van een besluit mag het bestuur de belangen van de burger meewegen alleen voor zover ze vallen binnen de belangen die de desbetreffende wet beoogt te beschermen
3. De wetgever moet in een bestuurswet duidelijk aangeven wat het doel van de wet is.
4. Voorschriften die aan een vergunning zijn verbonden dienen enkel ter bescherming van de wettelijk geregelde publieke belangen
5. 1+2
6. 1+2+4
7. Alle antwoorden zijn juist
- Alle antwoorden zijn juist
Welke stelling is juist?
1. In het Jetski-arrest is bepaald dat bij het nemen van een besluit, het bestuur de belangen van de burger mag meewegen alleen voor zover ze vallen binnen de belangen die de desbetreffende wet beoogt te beschermen.
2. In het Velpse duivenhok-arrest is bepaald dat bij het nemen van een besluit, het bestuur de belangen van de burger mag meewegen alleen voor zover ze vallen binnen de belangen die de desbetreffende wet beoogt te beschermen.
- In het Jetski-arrest is bepaald dat bij het nemen van een besluit, het bestuur de belangen van de burger mag meewegen alleen voor zover ze vallen binnen de belangen die de desbetreffende wet beoogt te beschermen.
Welke stelling is juist?
1. In het Jetski-arrest (2002) is bepaald dat voorschriften die aan een vergunning zijn verbonden dienen enkel ter bescherming van de wettelijk geregelde publieke belangen; ze moeten voldoende verband houden met het doel van de wet.
2. In het Velpse duivenhok-arrest (1996) is bepaald dat voorschriften die aan een vergunning zijn verbonden dienen enkel ter bescherming van de wettelijk geregelde publieke belangen; ze moeten voldoende verband houden met het doel van de wet.
- In het Velpse duivenhok-arrest (1996) is bepaald dat voorschriften die aan een vergunning zijn verbonden dienen enkel ter bescherming van de wettelijk geregelde publieke belangen; ze moeten voldoende verband houden met het doel van de wet.
Welk arrest heeft geen betrekking op het specialiteitsbeginsel?
1. Het Jetski-arrest (2002)
2. Het Velpse duivenhok-arrest (1996)
3. Het Jamin- of Petroleumkachel-arrest (1926)
4. Al deze arresten hebben betrekking op het specialiteitsbeginsel.
- Het Jamin- of Petroleumkachel-arrest (1926)
Welke dimensie heeft het bestuursrecht NIET?
1. Een normerende dimensie, die duidelijke criteria bepaalt voor het handelen van bestuursorganen.
2. Een instrumentele dimensie: dit rechtsgebied is een verzameling van instrumenten voor het bestuur om te kunnen besturen.
3. De waarborgdimensie: dit rechtsgebied normeert de bestuursbevoegdheden
4. Al deze dimensies zijn dimensies van het bestuursrecht.
- Een normerende dimensie, die duidelijke criteria bepaalt voor het handelen van bestuursorganen.
In het rechtmatigheidsbeginsel wordt “onrechtmatig” begrepen als:
1. In strijd met de wet
2. In strijd met grond- en mensenrechten
3. In strijd met algemene rechtsbeginselen
4. In strijd met algemene rechtsbeginselenvan behoorlijk bestuur
5. 1+3
6. 1+2+3
7. 1+2+4
- 1+2+3
Welke stelling is onjuist?
1. De eis van rechtsmatigheid is onderdeel van het wetmatigheidsbeginsel
2. De eis van wetmatigheid is onderdeel van het rechtsmatigheidsbeginsel
3. De eis van legaliteit is onderdeel van het rechtsmatigheidsbeginsel
4. Het rechtsmatigheidsbeginsel geldt voor publiekrechtelijke rechtshandelingen, privaatrechtelijke rechtshandelingen en feitelijk handelen.
- De eis van rechtsmatigheid is onderdeel van het wetmatigheidsbeginsel
Welke stelling is onjuist?
1. De wetmatigheidseis komt tot uitdrukking in de Grondwet.
2. Het legaliteitsbeginsel bevordert rechtszekerheid en rechtsgelijkheid, en voorkomt willekeur.
3. Het Jamin- of Petroleumkachel-arrest (1926) bevestigde het beginsel van wetsmatigheid van bestuur.
4. Het legaliteitsbeginsel is breder gedefinieerd dan het wetmatigheidsbeginsel.
- Het legaliteitsbeginsel is breder gedefinieerd dan het wetmatigheidsbeginsel.
Het gaat om hetzelfde.
Bestuurswetgeving is:
1. Elk besluit van een bestuursorgaan
2. Algemeen verbindende voorschriften (AVV)
3. Vergunningen
4. AMvBs
- Algemeen verbindende voorschriften (AVV)
Artikel 10.23 Wet milieubeheer (Wm) verplicht de gemeenteraad tot het vaststellen van een afvalstoffenverordening met regels voor het ophalen van huisvuil.
Dit is een voorbeeld van:
1. Ministeriële regeling
2. Belastende bestuursbevoegdheid
3. Algemeen verbindende voorschriften (AVV)
4. Gelede normstelling
- Gelede normstelling
“Wetgeving in materiële zin” refereert in het bestuursrecht naar:
1. Wetten met een inhoudelijk karakter
2. Algemeen verbindende voorschriften (AVV)
3. Wetten in de formele zin die een inhoudelijk karakter hebben
4. Geen van deze antwoorden.
- Algemeen verbindende voorschriften (AVV)
Wat is onjuist?
1. De eis van wetmatigheid voor AMvBs is bevestigd in het Meerenberg-Arrest
2. Organieke wetgeving is wetgeving die op basis van een grondwettelijke opdracht tot stand komt.
3. Een wet in de materiële zin kan worden gehandhaafd dmv straf of een last onder bestuursdwang.
4. Wetten in de materiële zin kunnen alleen door de formele wetgever worden gemaakt.
- Wetten in de materiële zin kunnen alleen door de formele wetgever worden gemaakt.
De eis van wetmatigheid voor AMvBs is bevestigd in het…
1. Jetski-Arrest (2002)
2. Meerenberg-Arrest (1879)
3. Jamin- of Petroleumkachel-Arrest (1926)
4. Velpse duivenhok-Arrest (1996)
- Meerenberg-Arrest (1879)
In welk arrest is gevraagd of en in hoeverre AMvBs op de (Grond)wet moeten steunen?
1. Fluoridering-arrest (1973)
2. Meerenberg-Arrest (1879)
3. Jamin- of Petroleumkachel-Arrest (1926)
4. Velpse duivenhok-Arrest (1996)
- Meerenberg-Arrest (1879)
Welke stelling is onjuist?
1. Het Rechtmatigheidsbeginsel geldt voor publiekrechtelijke rechtshandelingen van een bestuursorgaan.
2. Het Rechtmatigheidsbeginsel geldt voor privaatrechtelijke rechtshandelingen van een bestuursorgaan.
3. Het Rechtmatigheidsbeginsel geldt niet voor feitelijk handelen van een bestuursorgaan.
4. Het Wetmatigheidsbeginsel geldt niet voor privaatrechtelijke rechtshandelingen van een bestuursorgaan.
- Het Rechtmatigheidsbeginsel geldt niet voor feitelijk handelen van een bestuursorgaan.
Welke stelling is onjuist?
1. Het Wetmatigheidsbeginsel geldt voor publiekrechtelijk rechtshandelingen van een bestuursorgaan.
2. Het Wetmatigheidsbeginsel geldt voor privaatrechtelijke rechtshandelingen van een bestuursorgaan.
3. Het Wetmatigheidsbeginsel geldt niet voor feitelijk handelen van een bestuursorgaan, tenzij ingrijpende inbreuk op rechten van burgers.
4. Het Rechtmatigheidsbeginsel geldt voor al het handelen van een bestuursorgaan.
- Het Wetmatigheidsbeginsel geldt voor privaatrechtelijke rechtshandelingen van een bestuursorgaan.
Met “de terugtred van de wetgever” wordt bedoeld:
1. Veel wetgeving vindt in het buitenland plaats
2. Wetgeving bevat gelede normstelling, met lagen van wetgeving.
3. De formele wetgever laat het steeds vaker over aan bestuursorganen om inhoudelijke rechtsnormen tot stand te brengen die zich rechtsreeks richten tot burgers.
4. Alle antwoorden zijn juist.
- De formele wetgever laat het steeds vaker over aan bestuursorganen om inhoudelijke rechtsnormen tot stand te brengen die zich rechtsreeks richten tot burgers.