L13 Flashcards
De bestuursrechter
Welke stelling over het bestuursprocesrecht is juist?
1. Een vergunning die in werking is, maar waartegen nog beroep aanhangig is, kan de vergunninghouder niet gebruiken zolang er beroep loopt.
2. Een vergunning die in werking is, maar waartegen nog beroep aanhangig is, kan de vergunninghouder in beginsel gewoon gebruiken. Wel loopt hij het risico dat de vergunning in de toekomst met terugwerkende kracht (ex tunc) wordt vernietigd, met alle gevolgen van dien.
3. In principe geldt de niet-schorsende werking van het bezwaar en beroep, en dus kan een vergunning waartegen nog beroep aanhangig is, wel worden gebruikt, echter de indiener van een beroep kan in zijn beroep bij de bestuursrechter vragen om de schorsing van de vergunning.
4. Geen stelling is juist.
- Een vergunning die in werking is, maar waartegen nog beroep aanhangig is, kan de vergunninghouder in beginsel gewoon gebruik van maken. Wel loopt hij het risico dat de vergunning in de toekomst met terugwerkende kracht (ex tunc) wordt vernietigd, met alle gevolgen van dien.
Wanneer kan een voorlopigevoorzieningprocedure worden aangevraagd?
1. Terwijl er een bezwaar- of beroepsprocedure loopt
2. Voordat bezwaar wordt ingediend
3. Na een ongegrond bezwaar, en voordat beroep wordt ingediend
4. Nadat een beroep ongegrond wordt verklaard
5. Op elk moment
- Terwijl er een bezwaar- of beroepsprocedure loopt
==> * Uitgangspunt voor een voorlopige voorziening is dat het alleen kan worden gevraagd als de (voor)procedure in de hoofdzaak al ‘loopt’ (connexiteitseis)
Wie kan geen voorlopige voorziening aanvragen?
1. De indiener van het bezwaar- of administratief beroepschrift.
2. De belanghebbende die geen recht heeft tot het instellen van administratief beroep.
3. De belanghebbende die administratief beroep heeft ingesteld.
4. Al deze partijen kunnen een voorlopige voorziening aanvragen.
- De belanghebbende die administratief beroep heeft ingesteld.
==>
Wie kan een voorlopige voorziening aanvragen?:
* Indiener van het bezwaar- of administratief beroepschrift.
* Belanghebbende die geen recht heeft tot het instellen van administratief beroep.
Bewoners van een straat kunnen zich niet verenigen met een omgevingsvergunning voor het kappen van bomen die de burgemeester en wethouders aan de gemeente hebben verleend. Wanneer de gemeente nu direct over wil gaan tot het kappen van de bomen, kunnen de bewoners een voorlopige voorziening aanvragen in de vorm van schorsing van de vergunning?
1. Ja
2. Ja, maaar ze moeten ook bezwaar maken.
3. Nee, want bij een beschikking kan alleen de vergunningaanvrager een voorlopige voorziening aanvragen.
4. Nee, maar ze mogen wel beroep instellen.
5. Nee, tenzij de bomen particulier eigendom zijn, en dan kunnen ze een voorlopige voorziening aanvragen bij de burgerlijke rechter.
- Ja, maaar ze moeten ook bezwaar maken.
==>
Zie art. 8:81 Awb.
Welke stelling over rechtsbescherming is onjuist?
1. Schorsing en kortsluiting zijn twee vormen van voorlopige voorzieningen van de voorzieningenrechter.
2. Als de conclusie zo duidelijk is om het geschil tussen burger en bestuur te beslechten mag de voorzieningenrechter overgaan tot “onmiddellijke uitspraak in de hoofdzaak”. Dit heet kortsluiting.
3. Kortsluiting is alleen mogelijk indien een beroep in de hoofdzaak bij de rechter aanhangig is. Kortsluiting is niet geoorloofd als er alleen een bezwaarschrift of administratief beroepschrift is ingediend.
4. Alle stellingen zijn juist
- Alle stellingen zijn juist
Welke stelling mbt exceptieve toetsing is onjuist?
1. In de regel is iedere (bestuurs)rechter bevoegd het avv waarop het bestreden besluit is gebaseerd te toetsen aan een hogere regeling; en aan ongeschreven rechtsbeginselen
2. Een avv kan tegelijkertijd rechtsgeldig zijn en in strijd is met een hoger algemeen verbindend voorschrift of een ongeschreven rechtsbeginsel.
3. Exceptieve toetsing is de toetsing van het algemeen verbindend voorschrift waarop het aangevochten besluit steunt op een hogere regeling of aan ongeschreven rechtsbeginselen.
4. Exceptieve toetsing heet ook indirecte toetsing. Er is sprake van indirecte toetsing omdat het object van het geschil in de procedure bij de bestuursrechter niet het algemeen verbindend voorschrift is,maar het aangevochten besluit (vaak een beschikking).
- Een avv kan tegelijkertijd rechtsgeldig zijn en in strijd is met een hoger algemeen verbindend voorschrift of een ongeschreven rechtsbeginsel.
==> Wel juist:
Een avv kan NIET tegelijkertijd rechtsgeldig zijn en in strijd is met een hoger algemeen verbindend voorschrift of een ongeschreven rechtsbeginsel.
Aan een politieke partij is op grond van de APV een plakvergunning geweigerd. In een procedure tegen deze vergunning kan allereerst de vraag aan de orde komen of de APV grondslag biedt voor de weigering. Vervolgens kan de vraag komen of de relevante beginselen van behoorlijk bestuur bij de weigering van de plakvergunning zijn gerespecteerd. Los van deze directe toetsing van het bestreden besluit (dit is de weigering van de vergunning) is de rechter bevoegd na te gaan of de APV zelf in overeenstemming is met bijv. de Gemeentewet. Dat laatste heet:
1. Exceptieve toetsing
2. Indirecte werking
3. Legaliteitstoetsing
4. Rechtmatigheidstoetsing
- Exceptieve toetsing
Welke stelling mbt de exceptieve (indirecte) toetsing is onjuist?
1. Het Harmonisatiewet-arrest (HR, 1989) bracht kritiek op dit standpunt het de rechter verboden is om een wet in formele zin te toetsen aan de Grondwet (ex art. 120 Gw).
2. Het Harmonisatiewet-arrest (HR, 1989) bevestigde de rechtsregel dat een wet in formele zin niet getoetst mag worden aan het Statuut (ex art. 120 Gw).
3. Als de rechter een lagere regeling in strijd acht met een hogere regeling of een ongeschreven rechtsbeginsel, zal hij die lagere regeling nietig verklaren.
4. Het volgende is een voorbeeld van exceptieve toetsing: Toetsing aan het rechtstreeks werkende art. 26 IVBPR (gelijkheidsbeginsel) bracht bijv. mee dat de (toenmalige) Algemene Weduwen- en Wezenwet zo moest worden toegepast dat aan de weduwnaar dezelfde rechter zouden moeten toekomen als aan een weduwe. Dat was op grond van de wet toen niet het geval. De weduwnaar had geen recht op uitkering, de weduwe wel.
- Als de rechter een lagere regeling in strijd acht met een hogere regeling of een ongeschreven rechtsbeginsel, zal hij die lagere regeling nietig verklaren.
==> Wel juist:
* Als de rechter een lagere regeling in strijd acht met een hogere regeling of een ongeschreven rechtsbeginsel, zal hij die lagere regeling (geheel of ten dele) buiten toepassing laten.
* Dat betekent dat de rechter die regeling in het concrete voorliggende geval niet toepast.
Welke stelling over rechtsbescherming bij beroep tegen besluiten is onjuist?
1. De rechter beoordeelt het besluit aan de hand van de beroepsgronden die door een appellant in het beroepschrift zijn geformuleerd.
2. De plicht tot ambtshalve toepassing van het recht betekent dat de bestuursrechter beroepsgronden van een appellant vertaalt in rechtsgronden, en dat de bestuursrechter nieuwe rechtsgronden kan aanvullen, als hij vindt dat ongelijkheidscompensatie nodig is.
3. De bestuursrechter is niet-lijdelijk en biedt ongelijkheidscompensatie als dit nodig is
4. Alle stellingen zijn juist.
- De plicht tot ambtshalve toepassing van het recht betekent dat de bestuursrechter beroepsgronden van een appellant vertaalt in rechtsgronden, en dat de bestuursrechter nieuwe rechtsgronden kan aanvullen, als hij vindt dat ongelijkheidscompensatie nodig is.
==> Wel juist:
* De plicht tot ambtshalve toepassing van het recht betekent dat de bestuursrechter beroepsgronden van een appellant vertaalt in rechtsgronden.
Welke stelling over rechtsbescherming bij beroep tegen besluiten is onjuist?
1. De rechter is in beginsel gebonden aan de beroepsgronden die door een appellant in het beroepschrift zijn geformuleerd.
2. De plicht tot ambtshalve toepassing van het recht betekent dat de bestuursrechter beroepsgronden van een appellant vertaalt in rechtsgronden.
3. De rechter kan wel ambtshalve toetsen, zonder dat de inhoud van het beroepschrift daar (enige) aanleiding toe geeft, mbt “openbare orde”.
4. Ambtshalve toetsing is mogelijk o.a. bij vragen omtrent voorschriften mbt bevoegdheid, ontvankelijkheid, bezwaar- en beroepstermijnen, hoorplicht en motiveringsplicht.
- Ambtshalve toetsing is mogelijk o.a. bij vragen omtrent voorschriften mbt bevoegdheid, ontvankelijkheid, bezwaar- en beroepstermijnen, hoorplicht en motiveringsplicht.
==> Wel juist: - Ambtshalve toetsing is mogelijk o.a. bij vragen omtrent voorschriften mbt bevoegdheid, ontvankelijkheid, bezwaar- en beroepstermijnen. NIET MBT hoorplicht en motiveringsplicht.
Welke stelling over rechtsbescherming bij beroep tegen besluiten is onjuist?
1. Als de rechter het eens is met de gronden die de appellant aandraagt, zal de rechter moeten overgaan tot vernietiging van het besluit.
2. Een beroep tegen een afwijzing van een vergunningaanvraag, waar de beroepsgronden toezien op het schenden van interne efficiency regels van het bestuursorgaan, kan niet leiden tot vernietiging van het besluit.
3. Het is voor een appellant niet zinvol om allerlei gronden tegen het besluit aan te voeren die zien op de schending van de rechtsregels of rechtsbeginselen die niet zijn belangen beschermen.
4. De relativiteitsvereiste houdt in dat belanghebbenden zich niet kunnen beroepen op wettelijke voorschriften die niet zijn geschreven ter bescherming van hun belangen.
- Als de rechter het eens is met de gronden die de appellant aandraagt, zal de rechter moeten overgaan tot vernietiging van het besluit.
==> Alleen de gronden die appellant aandraagt kunnen tot vernietiging van het besluit leiden.
Toch is het niet altijd zo dat de voorgedragen argumenten altijd betekenen dat het besluit vernietigd wordt. Dit vindt alleen plaats als de regel die het bestuursorgaan heeft geschonden ten doel had de belangen van appellant te beschermen.
Welke uitspraak kan een rechter niet doen bij een beroep tegen een besluit?
1. Onbevoegdverklaring van de rechtbank
2. Bevoegdverklaring van de rechtbank
3. Niet-ontvankelijkverklaring van het beroep
4. Ongegrondverklaring van het beroep
5. Gegrondverklaring van het beroep
- Bevoegdverklaring van de rechtbank
==> Dat bestaat niet
Welke stelling is juist, mbt de uitkomst van een beroep bij de rechter?
1. Bij een gegrond beroep, zal de rechter zich afvragen of hij in de zaak zelf kan voorzien.
2. Bij een gegrond beroep, indien de rechtsgevolgen in stand kunnen blijven, heeft de appellant recht op schadevergoeding.
3. Bij een gegrond beroep, als de rechter niet zelf in de zaak kan voorzien, moet de bestuurlijke lus worden toegepast.
4. Geen stelling is juist.
- Geen stelling is juist.
Welke stelling is onjuist, mbt de uitkomst van een beroep bij de rechter?
1. Als de rechter een besluit vernietigt, moet hij eerst nagaan of de rechtsgevolgen in stand kunnen blijven. Zo ja, laat hij ze in stand. Zo nee, gaat hij na of hij zelf in de zaak kan voorzien.
2. Als de rechter zelf in de zaak kan voorzien, neemt hij een nieuw besluit ipv het vernietigd besluit. Anders gaat hij na of de bestuurlijke lus mogelijk is. Zo ja, dan neemt hij een tussenbesluit.
3. Als de rechter beslist dat een bestuurlijke lus niet mogelijk is, geeft hij opdracht aan het bestuursorgaan om een nieuw besluit te nemen.
4. De bestuursrechter, als hij het beroep gegrond verklaart en het aangevochten besluit vernietigt, kan bepalen of hij het geschil zelf definitief kan beslechten, of dat hij liever het bestuursorgaan laat doen.
- De bestuursrechter, als hij het beroep gegrond verklaart en het aangevochten besluit vernietigt, kan bepalen of hij het geschil zelf definitief kan beslechten, of dat hij liever het bestuursorgaan laat doen.
==> * Uitgangspunt daarvan is dat het geschil tussen burger en bestuur zo snel mogelijk definitief moet worden opgelost. Dit wordt in art. 8:41a Awb bepaald.
De bestuursrechter, als hij het beroep gegrond verklaart en het aangevochten besluit vernietigt, eerst zal moeten beoordelen of hij het geschil zelf ‘definitief’ kan beslechten.
Welke stelling mbt de bestuurlijke lus is onjuist?
1. De bestuursrechter zal dan bij tussenuitspraak het bestuursorgaan kunnen vragen de aan het besluit klevende gebreken te repareren.
2. Als ook de bestuurlijke lus biedt geen uitkomst dan zal de uitspraak van de bestuursrechter luiden dat het bestuursorgaan een nieuw besluit moet nemen, met inachtneming van de uitspraak van de bestuursrechter.
3. Als de rechter aan het bestuursorgaan een opdracht geeft om een nieuw besluit te nemen staat weer beroep open tegen het nieuwe besluit.
4. Alle stellingen zijn juist.
- Alle stellingen zijn juist.
Welke optie die de rechter kan volgen heet “gedekt verklaren”?
1. Vernietiging
2. Zelf in de zaak voorzien
3. Tussenuitspraak en bestuurlijke lus
4. Opdracht aan het bestuursorgaan tot het nemen van een nieuw besluit
5. In stand laten van rechtsgevolgen
- In stand laten van rechtsgevolgen