L13 Flashcards

De bestuursrechter

1
Q

Welke stelling over het bestuursprocesrecht is juist?
1. Een vergunning die in werking is, maar waartegen nog beroep aanhangig is, kan de vergunninghouder niet gebruiken zolang er beroep loopt.
2. Een vergunning die in werking is, maar waartegen nog beroep aanhangig is, kan de vergunninghouder in beginsel gewoon gebruiken. Wel loopt hij het risico dat de vergunning in de toekomst met terugwerkende kracht (ex tunc) wordt vernietigd, met alle gevolgen van dien.
3. In principe geldt de niet-schorsende werking van het bezwaar en beroep, en dus kan een vergunning waartegen nog beroep aanhangig is, wel worden gebruikt, echter de indiener van een beroep kan in zijn beroep bij de bestuursrechter vragen om de schorsing van de vergunning.
4. Geen stelling is juist.

A
  1. Een vergunning die in werking is, maar waartegen nog beroep aanhangig is, kan de vergunninghouder in beginsel gewoon gebruik van maken. Wel loopt hij het risico dat de vergunning in de toekomst met terugwerkende kracht (ex tunc) wordt vernietigd, met alle gevolgen van dien.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Wanneer kan een voorlopigevoorzieningprocedure worden aangevraagd?
1. Terwijl er een bezwaar- of beroepsprocedure loopt
2. Voordat bezwaar wordt ingediend
3. Na een ongegrond bezwaar, en voordat beroep wordt ingediend
4. Nadat een beroep ongegrond wordt verklaard
5. Op elk moment

A
  1. Terwijl er een bezwaar- of beroepsprocedure loopt
    ==> * Uitgangspunt voor een voorlopige voorziening is dat het alleen kan worden gevraagd als de (voor)procedure in de hoofdzaak al ‘loopt’ (connexiteitseis)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Wie kan geen voorlopige voorziening aanvragen?
1. De indiener van het bezwaar- of administratief beroepschrift.
2. De belanghebbende die geen recht heeft tot het instellen van administratief beroep.
3. De belanghebbende die administratief beroep heeft ingesteld.
4. Al deze partijen kunnen een voorlopige voorziening aanvragen.

A
  1. De belanghebbende die administratief beroep heeft ingesteld.
    ==>
    Wie kan een voorlopige voorziening aanvragen?:
    * Indiener van het bezwaar- of administratief beroepschrift.
    * Belanghebbende die geen recht heeft tot het instellen van administratief beroep.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Bewoners van een straat kunnen zich niet verenigen met een omgevingsvergunning voor het kappen van bomen die de burgemeester en wethouders aan de gemeente hebben verleend. Wanneer de gemeente nu direct over wil gaan tot het kappen van de bomen, kunnen de bewoners een voorlopige voorziening aanvragen in de vorm van schorsing van de vergunning?
1. Ja
2. Ja, maaar ze moeten ook bezwaar maken.
3. Nee, want bij een beschikking kan alleen de vergunningaanvrager een voorlopige voorziening aanvragen.
4. Nee, maar ze mogen wel beroep instellen.
5. Nee, tenzij de bomen particulier eigendom zijn, en dan kunnen ze een voorlopige voorziening aanvragen bij de burgerlijke rechter.

A
  1. Ja, maaar ze moeten ook bezwaar maken.
    ==>
    Zie art. 8:81 Awb.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Welke stelling over rechtsbescherming is onjuist?
1. Schorsing en kortsluiting zijn twee vormen van voorlopige voorzieningen van de voorzieningenrechter.
2. Als de conclusie zo duidelijk is om het geschil tussen burger en bestuur te beslechten mag de voorzieningenrechter overgaan tot “onmiddellijke uitspraak in de hoofdzaak”. Dit heet kortsluiting.
3. Kortsluiting is alleen mogelijk indien een beroep in de hoofdzaak bij de rechter aanhangig is. Kortsluiting is niet geoorloofd als er alleen een bezwaarschrift of administratief beroepschrift is ingediend.
4. Alle stellingen zijn juist

A
  1. Alle stellingen zijn juist
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Welke stelling mbt exceptieve toetsing is onjuist?
1. In de regel is iedere (bestuurs)rechter bevoegd het avv waarop het bestreden besluit is gebaseerd te toetsen aan een hogere regeling; en aan ongeschreven rechtsbeginselen
2. Een avv kan tegelijkertijd rechtsgeldig zijn en in strijd is met een hoger algemeen verbindend voorschrift of een ongeschreven rechtsbeginsel.
3. Exceptieve toetsing is de toetsing van het algemeen verbindend voorschrift waarop het aangevochten besluit steunt op een hogere regeling of aan ongeschreven rechtsbeginselen.
4. Exceptieve toetsing heet ook indirecte toetsing. Er is sprake van indirecte toetsing omdat het object van het geschil in de procedure bij de bestuursrechter niet het algemeen verbindend voorschrift is,maar het aangevochten besluit (vaak een beschikking).

A
  1. Een avv kan tegelijkertijd rechtsgeldig zijn en in strijd is met een hoger algemeen verbindend voorschrift of een ongeschreven rechtsbeginsel.
    ==> Wel juist:
    Een avv kan NIET tegelijkertijd rechtsgeldig zijn en in strijd is met een hoger algemeen verbindend voorschrift of een ongeschreven rechtsbeginsel.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Aan een politieke partij is op grond van de APV een plakvergunning geweigerd. In een procedure tegen deze vergunning kan allereerst de vraag aan de orde komen of de APV grondslag biedt voor de weigering. Vervolgens kan de vraag komen of de relevante beginselen van behoorlijk bestuur bij de weigering van de plakvergunning zijn gerespecteerd. Los van deze directe toetsing van het bestreden besluit (dit is de weigering van de vergunning) is de rechter bevoegd na te gaan of de APV zelf in overeenstemming is met bijv. de Gemeentewet. Dat laatste heet:
1. Exceptieve toetsing
2. Indirecte werking
3. Legaliteitstoetsing
4. Rechtmatigheidstoetsing

A
  1. Exceptieve toetsing
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Welke stelling mbt de exceptieve (indirecte) toetsing is onjuist?
1. Het Harmonisatiewet-arrest (HR, 1989) bracht kritiek op dit standpunt het de rechter verboden is om een wet in formele zin te toetsen aan de Grondwet (ex art. 120 Gw).
2. Het Harmonisatiewet-arrest (HR, 1989) bevestigde de rechtsregel dat een wet in formele zin niet getoetst mag worden aan het Statuut (ex art. 120 Gw).
3. Als de rechter een lagere regeling in strijd acht met een hogere regeling of een ongeschreven rechtsbeginsel, zal hij die lagere regeling nietig verklaren.
4. Het volgende is een voorbeeld van exceptieve toetsing: Toetsing aan het rechtstreeks werkende art. 26 IVBPR (gelijkheidsbeginsel) bracht bijv. mee dat de (toenmalige) Algemene Weduwen- en Wezenwet zo moest worden toegepast dat aan de weduwnaar dezelfde rechter zouden moeten toekomen als aan een weduwe. Dat was op grond van de wet toen niet het geval. De weduwnaar had geen recht op uitkering, de weduwe wel.

A
  1. Als de rechter een lagere regeling in strijd acht met een hogere regeling of een ongeschreven rechtsbeginsel, zal hij die lagere regeling nietig verklaren.
    ==> Wel juist:
    * Als de rechter een lagere regeling in strijd acht met een hogere regeling of een ongeschreven rechtsbeginsel, zal hij die lagere regeling (geheel of ten dele) buiten toepassing laten.
    * Dat betekent dat de rechter die regeling in het concrete voorliggende geval niet toepast.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Welke stelling over rechtsbescherming bij beroep tegen besluiten is onjuist?
1. De rechter beoordeelt het besluit aan de hand van de beroepsgronden die door een appellant in het beroepschrift zijn geformuleerd.
2. De plicht tot ambtshalve toepassing van het recht betekent dat de bestuursrechter beroepsgronden van een appellant vertaalt in rechtsgronden, en dat de bestuursrechter nieuwe rechtsgronden kan aanvullen, als hij vindt dat ongelijkheidscompensatie nodig is.
3. De bestuursrechter is niet-lijdelijk en biedt ongelijkheidscompensatie als dit nodig is
4. Alle stellingen zijn juist.

A
  1. De plicht tot ambtshalve toepassing van het recht betekent dat de bestuursrechter beroepsgronden van een appellant vertaalt in rechtsgronden, en dat de bestuursrechter nieuwe rechtsgronden kan aanvullen, als hij vindt dat ongelijkheidscompensatie nodig is.
    ==> Wel juist:
    * De plicht tot ambtshalve toepassing van het recht betekent dat de bestuursrechter beroepsgronden van een appellant vertaalt in rechtsgronden.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Welke stelling over rechtsbescherming bij beroep tegen besluiten is onjuist?
1. De rechter is in beginsel gebonden aan de beroepsgronden die door een appellant in het beroepschrift zijn geformuleerd.
2. De plicht tot ambtshalve toepassing van het recht betekent dat de bestuursrechter beroepsgronden van een appellant vertaalt in rechtsgronden.
3. De rechter kan wel ambtshalve toetsen, zonder dat de inhoud van het beroepschrift daar (enige) aanleiding toe geeft, mbt “openbare orde”.
4. Ambtshalve toetsing is mogelijk o.a. bij vragen omtrent voorschriften mbt bevoegdheid, ontvankelijkheid, bezwaar- en beroepstermijnen, hoorplicht en motiveringsplicht.

A
  1. Ambtshalve toetsing is mogelijk o.a. bij vragen omtrent voorschriften mbt bevoegdheid, ontvankelijkheid, bezwaar- en beroepstermijnen, hoorplicht en motiveringsplicht.
    ==> Wel juist:
  2. Ambtshalve toetsing is mogelijk o.a. bij vragen omtrent voorschriften mbt bevoegdheid, ontvankelijkheid, bezwaar- en beroepstermijnen. NIET MBT hoorplicht en motiveringsplicht.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Welke stelling over rechtsbescherming bij beroep tegen besluiten is onjuist?
1. Als de rechter het eens is met de gronden die de appellant aandraagt, zal de rechter moeten overgaan tot vernietiging van het besluit.
2. Een beroep tegen een afwijzing van een vergunningaanvraag, waar de beroepsgronden toezien op het schenden van interne efficiency regels van het bestuursorgaan, kan niet leiden tot vernietiging van het besluit.
3. Het is voor een appellant niet zinvol om allerlei gronden tegen het besluit aan te voeren die zien op de schending van de rechtsregels of rechtsbeginselen die niet zijn belangen beschermen.
4. De relativiteitsvereiste houdt in dat belanghebbenden zich niet kunnen beroepen op wettelijke voorschriften die niet zijn geschreven ter bescherming van hun belangen.

A
  1. Als de rechter het eens is met de gronden die de appellant aandraagt, zal de rechter moeten overgaan tot vernietiging van het besluit.
    ==> Alleen de gronden die appellant aandraagt kunnen tot vernietiging van het besluit leiden.
    Toch is het niet altijd zo dat de voorgedragen argumenten altijd betekenen dat het besluit vernietigd wordt. Dit vindt alleen plaats als de regel die het bestuursorgaan heeft geschonden ten doel had de belangen van appellant te beschermen.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Welke uitspraak kan een rechter niet doen bij een beroep tegen een besluit?
1. Onbevoegdverklaring van de rechtbank
2. Bevoegdverklaring van de rechtbank
3. Niet-ontvankelijkverklaring van het beroep
4. Ongegrondverklaring van het beroep
5. Gegrondverklaring van het beroep

A
  1. Bevoegdverklaring van de rechtbank
    ==> Dat bestaat niet
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Welke stelling is juist, mbt de uitkomst van een beroep bij de rechter?
1. Bij een gegrond beroep, zal de rechter zich afvragen of hij in de zaak zelf kan voorzien.
2. Bij een gegrond beroep, indien de rechtsgevolgen in stand kunnen blijven, heeft de appellant recht op schadevergoeding.
3. Bij een gegrond beroep, als de rechter niet zelf in de zaak kan voorzien, moet de bestuurlijke lus worden toegepast.
4. Geen stelling is juist.

A
  1. Geen stelling is juist.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Welke stelling is onjuist, mbt de uitkomst van een beroep bij de rechter?
1. Als de rechter een besluit vernietigt, moet hij eerst nagaan of de rechtsgevolgen in stand kunnen blijven. Zo ja, laat hij ze in stand. Zo nee, gaat hij na of hij zelf in de zaak kan voorzien.
2. Als de rechter zelf in de zaak kan voorzien, neemt hij een nieuw besluit ipv het vernietigd besluit. Anders gaat hij na of de bestuurlijke lus mogelijk is. Zo ja, dan neemt hij een tussenbesluit.
3. Als de rechter beslist dat een bestuurlijke lus niet mogelijk is, geeft hij opdracht aan het bestuursorgaan om een nieuw besluit te nemen.
4. De bestuursrechter, als hij het beroep gegrond verklaart en het aangevochten besluit vernietigt, kan bepalen of hij het geschil zelf definitief kan beslechten, of dat hij liever het bestuursorgaan laat doen.

A
  1. De bestuursrechter, als hij het beroep gegrond verklaart en het aangevochten besluit vernietigt, kan bepalen of hij het geschil zelf definitief kan beslechten, of dat hij liever het bestuursorgaan laat doen.
    ==> * Uitgangspunt daarvan is dat het geschil tussen burger en bestuur zo snel mogelijk definitief moet worden opgelost. Dit wordt in art. 8:41a Awb bepaald.
    De bestuursrechter, als hij het beroep gegrond verklaart en het aangevochten besluit vernietigt, eerst zal moeten beoordelen of hij het geschil zelf ‘definitief’ kan beslechten.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Welke stelling mbt de bestuurlijke lus is onjuist?
1. De bestuursrechter zal dan bij tussenuitspraak het bestuursorgaan kunnen vragen de aan het besluit klevende gebreken te repareren.
2. Als ook de bestuurlijke lus biedt geen uitkomst dan zal de uitspraak van de bestuursrechter luiden dat het bestuursorgaan een nieuw besluit moet nemen, met inachtneming van de uitspraak van de bestuursrechter.
3. Als de rechter aan het bestuursorgaan een opdracht geeft om een nieuw besluit te nemen staat weer beroep open tegen het nieuwe besluit.
4. Alle stellingen zijn juist.

A
  1. Alle stellingen zijn juist.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Welke optie die de rechter kan volgen heet “gedekt verklaren”?
1. Vernietiging
2. Zelf in de zaak voorzien
3. Tussenuitspraak en bestuurlijke lus
4. Opdracht aan het bestuursorgaan tot het nemen van een nieuw besluit
5. In stand laten van rechtsgevolgen

A
  1. In stand laten van rechtsgevolgen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

In welke situatie zal de rechter NIET kiezen voor het in stand laten van rechtsgevolgen?
1. De vernietiging heeft plaatsgevonden wegens een niet-ontvankelijkverklaring die een ongegrondverklaring had moeten zijn.
2. Een ambtenaar die na een vernietigd ontslag niet teruggeplaatst kan worden omdat een ander zijn stoel al heeft ingenomen
3. Bij een beroep tegen een afwijzing van een vergunningaanvraag waar er sprake is van een ‘dichtgetimmerd beleid’ in die zin dat de discretionaire bevoegdheidsuitoefening volledig is uitgewerkt in beleidsregels
4. In een situatie waarin een besluit door een ambtenaar is genomen op basis van een ongeldig mandaat, en het bestuursorgaan aangeeft het besluit voor zijn rekening te nemen.
5. Het bestuursorgaan heeft subsidieregels onjuist geïnterpreteerd, maar een juiste toepassing van regels voor appellant een (nog) lager subsidiebedrag met zich zou brengen dan het oorspronkelijke toegekende

A
  1. Bij een beroep tegen een afwijzing van een vergunningaanvraag waar er sprake is van een ‘dichtgetimmerd beleid’ in die zin dat de discretionaire bevoegdheidsuitoefening volledig is uitgewerkt in beleidsregels
    ==> Dan zal de rechter Zelf in de zaak voorzien
18
Q

Welke stelling is onjuist, mbt de uitkomst van een beroep bij de rechter?
1. Als de rechter het beroep gegrond verklaart, en de rechtsgevolgen niet in stand kunnen blijven, en het gaat om een gebonden besluit, zal de rechter zelf in de zaak voorzien.
2. Als de rechter het beroep gegrond verklaart, en de rechtsgevolgen niet in stand kunnen blijven, en het gaat om een besluit met beleidsruimte, en het bestuursorgaan en wederpartij(en) zijn het eens over de inhoud van het nieuw te nemen besluit, zal de rechter zelf in de zaak voorzien.
3. Als de bestuursrechter een besluit niet vernietigt, heeft de appellant geen recht op schadevergoeding, want er bestaat een recht op schadevergoeding enkel als een belanghebbende schade lijdt of zal lijden ten gevolge van een onrechtmatig besluit. Als het besluit niet is vernietigt, is er geen sprake van een onrechtmatig besluit.
4. Op grond van de ‘bestuurlijke lus’ regeling kan de bestuursrechter er altijd voor kiezen om het bestuursorgaan in de gelegenheid stellen een gebrek in het bestreden besluit te herstellen of te laten herstellen.

A
  1. Op grond van de ‘bestuurlijke lus’ regeling kan de bestuursrechter er altijd voor kiezen om het bestuursorgaan in de gelegenheid stellen een gebrek in het bestreden besluit te herstellen of te laten herstellen.
    ==> o De bestuurlijke lus mag niet worden toegepast als de belanghebbenden die geen partij zijn daardoor onevenredig kunnen worden benadeeld.
19
Q

Welke stelling is onjuist, mbt de uitkomst van een beroep bij de rechter?
1. Als het bestuur opdracht krijgt van de bestuursrechter om een nieuw besluit te nemen, kan het nieuwe besluit uiteindelijk afwijken van de instructies van de rechter.
2. Als het bestuur opdracht krijgt van de bestuursrechter om een nieuw besluit te nemen, kan de rechter het bestuursorgaan ook verplichten om een andere handeling te verrichten met inachtneming van de uitspraak.
3. De rechtbank kan een termijn stellen voor het bestuursorgaan om binnen een bepaalde tijd een nieuw besluit te nemen met inachtneming van de rechterlijke uitspraak. Als het bestuursorgaan binnen de termijn geen nieuw besluit nam, kan een dwangsom opgelegd worden.
4. De rechter kan na een vernietiging ook een voorlopige voorziening treffen in afwachting van een nieuw te nemen besluit door het bestuursorgaan.

A
  1. Als het bestuur opdracht krijgt van de bestuursrechter om een nieuw besluit te nemen. kan het nieuwe besluit uiteindelijk afwijken van de instructies van de rechter.
    ==> * Het bestuursorgaan moet dan een nieuw besluit nemen met inachtneming van de rechterlijke uitspraak (art. 8:72 lid 4 Awb).
20
Q

Welke stelling is onjuist, mbt de uitkomst van een beroep bij de rechter?
1. Als de bestuursrechter het beroep gegrond verklaart, moet de overheid de griffiekosten vergoeden.
2. Een burger kan alleen veroordeeld worden in de proceskosten van de andere partij in geval van onredelijk gebruik van procesrecht.
3. Er is een bindend puntensysteem hoe de proceskosten berekend moeten worden.
4. Als de appellant zijn beroep intrekt, worden zijn kosten niet vergoed.

A
  1. Als de appellant zijn beroep intrekt, worden zijn kosten niet vergoed.
    ==> In de Awb is er een regeling opgenomen op grond waarvan ook dan een vergoeding van de gemaakte proceskosten mogelijk is, art. 8:75a Awb.
21
Q

Welke stelling mbt schadevergoeding bij onrechtmatige besluiten is onjuist?
1. De burger kan tijdens het beroep tegen het (schadeveroorzakend) besluit al aan de bestuursrechter uitdrukkelijk vragen om het bestuursorgaan te veroordelen. De bestuursrechter zal dan zijn oordeel over een recht op schadevergoeding kunnen combineren met de uitspraak op het beroep tegen het besluit.
2. De burger kan een apart verzoek tot schadevergoeding indienen nadat de bestuursrechter het aangevochten besluit heeft vernietigd. Dit heet verzoekschriftprocedure.
3. Bij schadevergoeding nav een besluit omtrent socialezekerheidszaken en belastingzaken is alleen de bestuursrechter bevoegd, en niet de burgerlijke rechter.
4. Bij schadevergoeding nav een besluit omtrent subsidies of vergunningen is alleen de bestuursrechter bevoegd, en niet de burgerlijke rechter.

A
  1. Bij schadevergoeding nav een besluit omtrent subsidies of vergunningen is alleen de bestuursrechter bevoegd, en niet de burgerlijke rechter.
    ==>
    tot 25K: Bestuursrechter en civiele rechter
    vanaf 25K: Civiele rechter
22
Q

Welke stelling over bestuursrechtspraak is onjuist?
1. Tegen uitspraken in beroep staat in de meeste gevallen hoger beroep open bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (ABRvS). De rechter mag alleen toetsen aan het recht. Met de feiten houdt hij zich niet meer bezig.
2. Cassatieberoep is opengesteld in het bestuursrecht in bepaalde gevallen om eenheid in jurisprudentie te krijgen van bepaalde wettelijke begrippen die ook in civielrechtelijke geschillen een rol spelen, zoals ‘gezamenlijke huishouding’ en ‘hoofdverblijf’.
3. De algemene hogerberoepsrechter in bestuursrechtelijke zaken is de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (ABRvS).
4. Voor ambtenaarrechtelijke geschillen en inzake besluiten, genomen op grond van wetten in de sfeer van de sociale zekerheid, wordt Hoger Beroep bij de Centrale Raad van beroep (CRvB) ingesteld.

A
  1. Tegen uitspraken in beroep staat in de meeste gevallen hoger beroep open bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (ABRvS). De rechter mag alleen toetsen aan het recht. Met de feiten houdt hij zich niet meer bezig.
    ==> Dat is wel het geval bij cassatie (strafrecht), maar niet bij hoger beroep bij de bestuursrechter.
23
Q

Het begrip “…” (vul in) in het bestuursrecht houdt in dat bij de heroverweging in het hoger beroep, de hoger beroepsrechter over het recht … over de feiten oordeelt.
1. feitenrechter… en ook
2. feitenrechter… maar niet
3. Devolutieve werking van het hoger beroep… en ook
4. Devolutieve werking van het hoger beroep… maar niet

A
  1. Devolutieve werking van het hoger beroep… en ook
    ==> Verschil devolutieve werking van het hoger beroep of cassatierechtspraak:
    Cassatierechter mag alleen toetsen aan het recht. Met de feiten houdt hij zich niet meer bezig. Bestuursrechter oordeelt bij hoger beroep wel over de feiten.
24
Q

Welke bestuursrechter is bevoegd omtrent:
A. ambtenaarrechtelijke geschillen
B. belastingrecht
C. economisch bestuursrecht
D. sociale zekerheid
Mogelijke antwoorden:
1. Centrale Raad van beroep (CRvB): ambtenaarrechtelijke geschillen en sociale zekerheid; College van Beroep voor het bedrijfsleven (CBb): economisch bestuursrecht; belastingrecht.
2. Centrale Raad van beroep (CRvB): ambtenaarrechtelijke geschillen; College van Beroep voor het bedrijfsleven (CBb): economisch bestuursrecht, sociale zekerheid, belastingrecht.
3. Centrale Raad van beroep (CRvB): ambtenaarrechtelijke geschillen en sociale zekerheid; College van Beroep voor het bedrijfsleven (CBb): economisch bestuursrecht; Gerechtshoven: belastingrecht.
4. ABRvS: ambtenaarrechtelijke geschillen; Gerechtshoven: sociale zekerheid; College van Beroep voor het bedrijfsleven (CBb): economisch bestuursrecht; belastingrecht.

A
  1. Centrale Raad van beroep (CRvB): ambtenaarrechtelijke geschillen en sociale zekerheid; College van Beroep voor het bedrijfsleven (CBb): economisch bestuursrecht; Gerechtshoven: belastingrecht.
    ==> Zie bijlage 1 bij de Awb.
25
Q

Bij Hoger Beroep kan de bestuursrechter de uitspraak van de rechtbank bevestigen, oftewel hij verklaart het beroep… (vul in), of hij kan de uitspraak van de rechtbank geheel of gedeeltelijk vernietigen, en dan verklaart hij het beroep… (vul in).
Als de bestuursrechter bij Hoger Beroep het besluit…, komt er een nieuwe uitspraak op het besluit, of hij draagt het bestuursorgaan op om een nieuw besluit (op bezwaar) te nemen.
1. gegrond… ongegrond… bevestigt
2. ongegrond… gegrond… bevestigt
3. gegrond… ongegrond… vernietigt
4. ongegrond… gegrond… vernietigt

A
  1. ongegrond… gegrond… vernietigt
26
Q

De hogerberoepsrechter bepaalt dat tegen het nieuwe besluit van het bestuursorgaan (na vernietiging van het oorspronkelijke besluit) direct beroep moet worden ingesteld bij de hogerberoepsrechter in plaats bij de bestuursrechter in eerste aanleg (de rechtbank).
Dit heet:
1. Rechtstreeks beroep
2. Onmiddelijke cassatie
3. Judiciële lus
4. Bestuurlijke lus

A
  1. Judiciële lus
27
Q

Welke stelling over het arrest Kleyn e.a. tegen Nederland (EHRM, 6 mei 2003) is onjuist?
1. Bij de Raad van State die zowel een adviserende rol als rechtsprekende functie heeft, mag een uitspraak niet in strijd zijn met art. 6 EVRM; een rechter mag daarom niet twee keer naar dezelfde zaak kijken, in een adviserende rol en in een rechtsprekende rol.
2. Dit arrest heeft geleid tot een betere scheiding van de rechtsprekende en adviserende functies binnen de Raad van State.
3. Dit arrest heeft geleid tot een vergelijkbaar arrest in Luxembourg, waarbij het EHRM heeft bepaald dat de combinatie advisering-rechtspraak in Luxembourg in strijd is met art. 6 lid 1 EVRM wat betreft (objectieve) onpartijdigheid.
4. Alle stellingen zijn juist.

A
  1. Dit arrest heeft geleid tot een vergelijkbaar arrest in Luxembourg, waarbij het EHRM heeft bepaald dat de combinatie advisering-rechtspraak in Luxembourg in strijd is met art. 6 lid 1 EVRM wat betreft (objectieve) onpartijdigheid.
    ==> Het Procola-arrest in Luxembourg was in 1995. Het Kleyn e.a. tegen Nederland was pas in mei 2003.
28
Q

Welke stelling over bestuursrechtspraak is onjuist?
1. Een “grote kamer” bevat vijf rechters, waaronder ook leden van de andere colleges (ABRvS, CRvB, CBb) kunnen deelnemen; ze worden benoemd als plaatsvervangend lid in het college dat het hoger beroep behandelt.
2. Het belangrijkste doel van de grote kamer is het bewaken van de rechtseenheid tussen de verschillende hoge bestuursrechters.
3. Een “conclusie” is een juridische analyse van het geschil en de centraal staande rechtsvragen met daarbij een bindend advies over de mogelijke inhoud van de rechtspraak aanvragen. Conclusies kunnen worden aangenomen als een zaak aanhangig is bij een meervoudige of grote kamer van de Afdeling bestuursrechtspraak, Centrale Raad van Beroep of het College van Beroep voor het bedrijfsleven.
4. Middelen om rechtseenheid te garanderen zijn o.a. (1) onderlinge afstamming tussen de verschillende rechtsprekende organen, (2) procesregelingen en (3) een grote kamer.

A
  1. Een “conclusie” is een juridische analyse van het geschil en de centraal staande rechtsvragen met daarbij een bindend advies over de mogelijke inhoud van de rechtspraak aanvragen. Conclusies kunnen worden aangenomen als een zaak aanhangig is bij een meervoudige of grote kamer van de Afdeling bestuursrechtspraak, Centrale Raad van Beroep of het College van Beroep voor het bedrijfsleven.
    ==> Het advies is niet bindend.
29
Q

Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Boxtel trekt de ventvergunning voor de viskraam van Cornelis Leenmans voor een periode van twee maanden in, omdat hij vergunningvoorschriften met betrekking tot het schoonmaken van zijn viswagen zou hebben overtreden. Het bezwaarschrift van Cornelis tegen de tijdelijke intrekking van de vergunning wordt door het college van burgemeester en wethouders ongegrond verklaard. Cornelis gaat in beroep, en bij de rechtbank blijkt dat het college van burgemeester en wethouders een fout heeft gemaakt en dat Cornelis wel conform de vergunning heeft gehandeld. Om die reden verklaart de rechtbank het beroep gegrond, voorziet zelf in de zaak en vernietigt het intrekkingsbesluit. Cornelis stelt als gevolg van de handelswijze van de gemeente € 40.000 omzetschade te hebben geleden en wil deze schade in het geheel gaan verhalen.

Welke van de volgende wegen staat of staan hem daartoe vervolgens open?
1. Hij kan de schade alleen claimen bij de bestuursrechter.
2. Hij kan de schade zowel bij de burgerlijke- als bij de bestuursrechter claimen.
3. Hij kan de schade alleen claimen bij de burgerlijke rechter.
4. Hij kan de schade eerst claimen bij de burgerlijke rechter en als dat geen resultaat heeft kan hij een vordering indienen bij de bestuursrechter.

A
  1. Hij kan de schade alleen claimen bij de burgerlijke rechter.
    ==> Uit de bestaande casus blijkt dat het college van burgemeester en wethouders van Boxtel een onrechtmatig besluit heeft genomen. Cornelis stelt als gevolg daarvan schade te hebben geleden en claimt de schade bij het college van burgemeester en wethouders (artikel 8:88, eerste lid Algemene wet bestuursrecht. In het onderliggende geschil is in beginsel de gewone bestuursrechter bevoegd, maar omdat de geclaimde schade € 40.000 bedraagt is in casu alleen de burgerlijke rechter bevoegd om over de vordering te oordelen (zie artikel 8:89, eerste en derde lid Algemene wet bestuursrecht).
30
Q

Wanneer kan de bestuursrechter ‘zelf in de zaak voorzien’?
1. In alle gevallen waarin de bestuursrechter meent dat het noodzakelijk is om de zaak finaal te beslechten.
2. In gevallen waarin rechtens maar één besluit mogelijk is, en in gevallen waarin sprake is van beleids- of beoordelingsruimte voor het bestuursorgaan, maar waarin het voor de bestuursrechter duidelijk is wat hij moet beslissen.
3. In gevallen waarin rechtens maar één besluit mogelijk is en de rechter meent dat het noodzakelijk is om de zaak finaal te beslechten.
4. In gevallen waarin wel sprake is van beleids- of beoordelingsruimte voor het bestuursorgaan, maar waarin het voor de bestuursrechter duidelijk is wat hij moet beslissen.

A
  1. In gevallen waarin rechtens maar één besluit mogelijk is, en in gevallen waarin sprake is van beleids- of beoordelingsruimte voor het bestuursorgaan, maar waarin het voor de bestuursrechter duidelijk is wat hij moet beslissen.
    ==> De bestuursrechter mag niet in alle gevallen zelf in de zaak voorzien. De reden daarvoor is dat de bestuursrechter anders op de stoel van het bestuur gaat zitten. Lange tijd was zelf in de zaak voorzien alleen toegestaan indien er rechtens nog maar een besluit mogelijk is. Gaandeweg is die mogelijkheid verruimd tot situaties waarin sprake is van beleids- of beoordelingsruimte. Om de voorgaande redenen zijn de andere alternatieven niet correct.
    Zie over deze problematiek R.J.N. Schlössels e.a., Kern van het bestuursrecht, par. 10.7, p. 384.
31
Q

Evert woont in de gemeente Hoorn. Hij heeft zonder een omgevingsvergunning om te bouwen in zijn achtertuin een schuur gebouwd. Het aanvragen van een dergelijke vergunning is verplicht op basis van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (hierna: Wabo). De buurman klaagt bij het college van burgemeester en wethouders van Hoorn (hierna: het college) over deze illegale situatie. Het college besluit om handhavend op te treden. Evert tekent tegen deze beslissing bezwaar aan bij het college van burgemeester en wethouders van Hoorn. Het bezwaarschrift van Evert wordt ongegrond verklaard. Evert stelt beroep in bij de Rechtbank Noord-Nederland en stelt dat het niet klopt wat het college van Hoorn doet. ‘Want in andere zaken waarbij ook zonder een vergunning is gebouwd is niet handhavend opgetreden’. Volgens de rechter doet Evert een beroep op het gelijkheidsbeginsel.
Mag of moet de bestuursrechter het betoog op deze manier vertalen?
1. Nee, want de rechter is gebonden aan de omvang van het geding.
2. Ja, want de rechter is verplicht om de rechtsgronden ambtshalve aan te vullen.
3. Nee, want de rechter kan alleen ambtshalve de feiten aanvullen.
4. Ja, want de rechter is verplicht om ambtshalve te toetsen aan bepalingen van openbare orde.

A
  1. Ja, want de rechter is verplicht om de rechtsgronden ambtshalve aan te vullen.
    ==> Ingevolge artikel 8:69, eerste lid Algemene wet bestuursrecht doet de bestuursrechter uitspraak op grondslag van het beroepschrift, de overlegde stukken, het verhandelde tijdens het vooronderzoek en het onderzoek ter zitting. Voor zover noodzakelijk vult de bestuursrechter de rechtsgronden ambtshalve aan. Uit de redactie van artikel 8:69, tweede lid Algemene wet bestuursrecht volgt dat sprake is van een verplichting. In casu doet de appellant een indirect beroep op het gelijkheidsbeginsel. De bestuursrechter is verplicht om dit juridisch te vertalen. Om de voorgaande reden zijn het eerste en derde alternatief niet correct. Van voorschriften van openbare orde is alleen sprake voor zover het regels met betrekking tot bevoegdheid en ontvankelijkheid betreft. Dat is in de casus niet aan de orde. Om die reden is het vierde alternatief niet correct.
32
Q

De gemeenteraad van de gemeente Winterswijk heeft het ontwerp-bestemmingsplan ‘Winterswijk Buitengebied 2014’ gepubliceerd. De verplichting om een dergelijk plan vast te stellen vloeit voort uit artikel 3.1 Wet ruimtelijke ordening. Johan Maters is eigenaar van een horecaonderneming in Winterswijk. Hij is het niet eens met de bestemming en bijbehorende regels die aan zijn bedrijfspand zijn toegekend.
Welke bestuursrechtelijke rechtsgang staat open tegen de vaststelling van het bestemmingsplan?
1. Bezwaar bij het college van burgemeester en wethouders van Winterswijk, beroep bij de bestuursrechter en hoger beroep bij de Afdeling bestuursrechtspraak bij de Raad van State.
2. Zienswijzeprocedure op basis van afdeling 3.4 Awb en beroep in eerste en enige aanleg bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.
3. Bezwaar bij het college van burgemeester en wethouders en beroep in eerste en enige aanleg bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.
4. Zienswijzeprocedure op basis van afdeling 3.4 Awb, beroep bij de bestuursrechter en hoger beroep bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.

A
  1. Zienswijzeprocedure op basis van afdeling 3.4 Awb en beroep in eerste en enige aanleg bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.
    ==> Voor het antwoord op deze vraag is het noodzakelijk om de bijzondere wet – in dit geval de Wet ruimtelijke ordening – te raadplegen. Uit de artikelen 3.8 en 8.2, lid 1 Wet ruimtelijke ordening volgt dat de rechtsbescherming tegen een bestemmingsplan achtereenvolgens bestaat uit een zienswijzeprocedure op basis van afdeling 3.4 Algemene wet bestuursrecht en beroep ‘in eerste en enige aanleg’ bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.
33
Q

Welke bewering over de rechterlijke toetsing van een vrije beschikking door de bestuursrechter is juist?
1. De bestuursrechter toetst een vrije beschikking ex-nunc.
2. De bestuursrechter toetst een vrije beschikking op recht- en doelmatigheid.
3. De bestuursrechter toetst een vrije beschikking vol aan het evenredigheidsbeginsel.
4. De bestuursrechter toetst een vrije beschikking marginaal.

A
  1. De bestuursrechter toetst een vrije beschikking marginaal.
    ==> De vraag heeft betrekking op een vrije beschikking. Omdat het een vrije beschikking betreft is het de bestuursrechter niet toegestaan om vol te toetsen (derde alternatief). Daar komt bij dat de bestuursrechter, uitzonderingen daargelaten, in beroep ex tunc toetst en alleen op de rechtmatigheid. Om de voorgaande redenen zijn de alternatieven twee en drie evenmin correct.
    Zie over de wijze van toetsen door de bestuursrechter in algemene zin: R.J.N. Schlössels e.a., Kern van het bestuursrecht, par. 10.6.1, pp. 372-375.
34
Q

Welke van de onderstaande beweringen over de bestuurlijke lus is niet correct?
1. De bestuurlijke lus kan in alle gevallen worden gebruikt om gebreken in besluiten te herstellen.
2. De bestuursrechter bepaalt de termijn waarbinnen het bestuursorgaan het gebrek in het besluit kan herstellen.
3. Indien de bestuursrechter in hoogste instantie uitspraak doet, kan het bestuursorgaan worden opgedragen om het gebrek in het besluit te herstellen.
4. Indien de bestuursrechter toepassing geeft aan de bestuurlijke lus, wordt er een tussenuitspraak gedaan.

A
  1. De bestuurlijke lus kan in alle gevallen worden gebruikt om gebreken in besluiten te herstellen.
    ==> Het is niet in alle gevallen mogelijk om de bestuurlijke lus toe te passen. Dit is het geval wanneer belanghebbenden die niet aan het geding deelnemen daardoor onevenredig kunnen worden benadeeld. De alternatieven twee, drie en vier zijn wel correct. Zie artikel 8:51, tweede lid, artikel 8:51d en artikel 8:80, eerste lid Algemene wet bestuursrecht.
    Zie over dit onderwerp ook R.J.N. Schlössels e.a., Kern van het bestuursrecht, par. 10.7. p. 385.
35
Q

Wanneer een bestuursrechter zowel op het verzoek om een voorlopige voorziening alsmede met betrekking tot de hoofdzaak uitspraak doet, wordt dat … (vul in) genoemd. Deze mogelijkheid volgt uit artikel 8:86 Algemene wet bestuursrecht: ‘Indien het verzoek wordt gedaan indien beroep bij de bestuursrechter is ingesteld en de voorzieningenrechter van oordeel is dat na de zitting, bedoeld in artikel 8:83, eerste lid Algemene wet bestuursrecht nader onderzoek niet kan bijdragen aan de beoordeling van de zaak, kan hij onmiddellijk uitspraak doen in de hoofdzaak’.
1. Bodemzaakprocedure
2. Kortsluiten of kortsluiting
3. Verkorte procedure
4. Voorzieningsprocedure

A
  1. Kortsluiten of kortsluiting
36
Q

Casus: Omgevingsvergunning om te bouwen gemeente ‘s-Hertogenbosch.

Het Canadese warenhuis Hudson’s Bay is van plan om in Nederland een aantal winkels te openen. Met het oog op dat doel sluit het concern een langdurige huurovereenkomst met de eigenaar van het voormalige V&D-pand in het centrum van ‘s-Hertogenbosch. Het oude V&D-pand is nogal uitgewoond en de inrichting past niet bij het concept van Hudson’s Bay. Het concern besluit tot een ingrijpende interne en externe verbouwing en vraagt voor dat doel bij het college van burgemeester en wethouders van ‘s-Hertogenbosch (hierna: het college) onder meer een omgevingsvergunning om te bouwen aan (art. 2.1, eerste lid, sub a Wet algemene bepalingen omgevingsrecht). Het college is blij met het plan om het gat dat door het faillissement van V&D is gevallen snel weer op te vullen en verleent op korte termijn de benodigde vergunning.

Dat gaat volgens Ben de Graaf – eigenaar van een direct naast het warenhuis gelegen boekenwinkel – iets te snel. Het bouwplan past volgens hem niet in het vigerende bestemmingsplan. Daarnaast wordt er volgens hem gemeten met twee maten. De ondernemer heeft ook een plan om zijn zaak te verbouwen en heeft voor dat doel al eerder een aanvraag voor een omgevingsvergunning om te bouwen ingediend. Hij wacht echter nog altijd op een antwoord van het college. Ben de Graaf wil alle mogelijke rechtsmiddelen aanwenden om de verbouw van het voormalige V&D-pand tegen te houden.

Welke rechtsmiddelen kan De Graaf tot in hoogste instantie aanwenden om de omgevingsvergunning om te bouwen voor Hudson’s Bay tegen te houden?
NB: ga er bij het beantwoorden van deze vraag vanuit dat sprake is van een besluit en dat De Graaf kan worden aangemerkt als belanghebbende.
1. Bezwaar bij het college van burgemeester en wethouders van ‘s-Hertogenbosch; en hoger beroep bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.
2. Bezwaar bij het college van burgemeester en wethouders van ‘s-Hertogenbosch; beroep bij de bestuursrechter; en hoger beroep bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.
3. Beroep bij de bestuursrechter; en hoger beroep bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.
4. Geen van deze opties is juist.

A
  1. Bezwaar bij het college van burgemeester en wethouders van ‘s-Hertogenbosch; beroep bij de bestuursrechter; en hoger beroep bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.
37
Q

Ben de Graaf gaat in beroep bij de Rechtbank Oost-Brabant (vestiging ‘s-Hertogenbosch) tegen een omgevingsvergunning voor Hundson’s Bay. Hij stelt in beroep dat de verleende omgevingsvergunning om te bouwen niet deugdelijk is gemotiveerd en dat er door het college met ‘twee maten’ wordt gemeten. De rechters vragen op dat laatste punt door en concluderen dat De Graaf een beroep doet op het juridische gelijkheidsbeginsel.

De advocaat van Hudson’s Bay maakt bezwaar tegen die gang van zaken. Volgens hem handelt de rechtbank door zo te handelen in strijd met artikel 8:69 Awb. Heeft de raadsman gelijk?
1. Ja
2. Nee

A
  1. Nee
    ==>
    De raadsman heeft niet gelijk. In beroep doet de bestuursrechter uitspraak op grondslag van het beroepschrift, de overlegde stukken, het verhandelde tijdens het vooronderzoek en het onderzoek ter zitting (artikel 8:69, eerste lid Algemene wet bestuursrecht). In artikel 8:69, tweede lid Algemene wet bestuursrecht is echter bepaald dat de bestuursrechter ambtshalve de rechtsgronden aanvult. Uit de formulering van de wettelijke bepaling volgt dat sprake is van een verplichting om eventuele beroepsgronden juridisch te vertalen. Om die reden handelt de rechtbank niet in strijd met artikel 8:69 Algemene wet bestuursrecht.
38
Q

Ben de Graaf gaat in beroep bij de Rechtbank Oost-Brabant (vestiging ‘s-Hertogenbosch) tegen een omgevingsvergunning voor Hundson’s Bay. Hij stelt in beroep dat de verleende omgevingsvergunning om te bouwen niet deugdelijk is gemotiveerd en dat er door het college met ‘twee maten’ wordt gemeten.
In beroep bij de rechtbank betoogt de raadsman van Hudson’s Bay ook dat het De Graaf niet primair te doen is om de omgevingsvergunning om te bouwen. Hij vreest de toekomstige concurrentie van Hudson’s Bay. Het warenhuis is namelijk voornemens om boeken te gaan verkopen. De handelswijze van De Graaf is volgens de advocaat in strijd met een belangrijke procesrechtelijke eis. Welke eis is dit?
1. Het relativiteitsvereiste
2. Het directe belang
3. Het procesbelang
4. De connexiteitseis

A
  1. Het relativiteitsvereiste
    ==> De raadsman van Hudson’s Bay doelt op het relativiteitsvereiste. Ingevolge dat vereiste vernietigt de bestuursrechter een besluit niet op grond dat het in strijd is met een geschreven of een ongeschreven rechtsregel of een algemeen rechtsbeginsel, indien deze regel of dit beginsel kennelijk niet strekt tot bescherming van de belangen van de degene die zich daarop beroept (zie artikel 8:69a Algemene wet bestuursrecht). De Wet algemene bepalingen omgevingsrecht is bedoeld om het gebruik van gronden en gebouwen te reguleren. Daarbij vormt een goede ruimtelijke ordening het uitgangspunt. De Graaf heeft volgens de advocaat andere bedoelingen. Hij wil de rechtsmiddelen enkel inzetten om uit concurrentieoverwegingen de verbouwing van het V&D-pand tegen te houden. Een dergelijke handelswijze is in strijd met het relativiteitsbeginsel.
39
Q

Ben de Graaf gaat in beroep bij de Rechtbank Oost-Brabant (vestiging ‘s-Hertogenbosch) tegen een omgevingsvergunning voor Hundson’s Bay. Hij stelt in beroep dat de verleende omgevingsvergunning om te bouwen niet deugdelijk is gemotiveerd en dat er door het college met ‘twee maten’ wordt gemeten.
De rechtbank sluit het onderzoek ter zitting en doet een zogenaamde tussenuitspraak. Volgens de rechtbank is de omgevingsvergunning om te bouwen onvoldoende gemotiveerd. De rechtbank stelt het college in de gelegenheid om dit ‘recht te zetten’.
Hoe wordt dit juridische instrument genoemd?
1. Gedekt verklaren
2. Tussenuitspraak
3. Juridische lus
4. Bestuurlijke lus

A
  1. Bestuurlijke lus
    ==>
    De rechtbank geeft toepassing aan de bestuurlijke lus. De wettelijk grondslag voor dit instrument is te vinden in artikel 8:51a Algemene wet bestuursrecht.
    ==>
    mbt 1: gedekt verklaren = In stand laten rechtsgevolgen (art. 8:72 lid 3 Awb)
40
Q

Ben de Graaf gaat in hoger beroep bij de ABRvS tegen een omgevingsvergunning voor Hundson’s Bay. Hij stelt dat de verleende omgevingsvergunning om te bouwen niet deugdelijk is gemotiveerd en dat er door het college met ‘twee maten’ wordt gemeten.
De Afdeling sluit het onderzoek ter zitting en doet een zogenaamde tussenuitspraak. Volgens de rechtbank is de omgevingsvergunning om te bouwen onvoldoende gemotiveerd. De Afdeling stelt het college in de gelegenheid om dit ‘recht te zetten’.
Het college is het niet eens met de conclusie van de Afdeling dat aan de genomen beslissing, de omgevingsvergunning om te bouwen, gebreken kleven. Naar de mening van het college is het besluit wel deugdelijk gemotiveerd. Het college laat daarom aan de Afdeling weten geen gebruik te willen maken van de mogelijkheid om het besluit te herstellen.
Mag het college weigeren haar medewerking te verlenen aan de bestuurlijke lus?
1. Ja
2. Nee

A
  1. Nee.
    ==> Dat mag wel bij beroep in eerste aanleg, maar niet bij hoger beroep.
    ==> Het college mag in beroep weigeren om haar medewerking te verlenen aan de bestuurlijke lus. Dit volgt uit artikel 8:51a, eerste lid Algemene wet bestuursrecht. Indien het een uitspraak in hoogte instantie betreft (hoger beroep) ligt dit anders. In dat geval is het college wel verplicht om haar medewerking te verlenen. Dit volgt uit artikel 8:51d Algemene wet bestuursrecht.
41
Q

Casus:
Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Nijmegen trekt de marktvergunning voor de marktkraam van Henk Jansen voor een periode van 3 maanden in, omdat hij in strijd met de vergunningvoorschriften iedere keer te vroeg begint met het verkopen van groente en fruit. Henk maakt bezwaar tegen de tijdelijke intrekking van zijn vergunning maar het bezwaarschrift wordt door het college van burgemeester en wethouders ongegrond verklaard.
Henk gaat in beroep, en bij de rechtbank blijkt dat het college van burgemeester en wethouders een fout heeft gemaakt. Niet Henk maar Gradus Maters die ook met een marktkraam met groente en fruit op de markt staat begint iedere keer te vroeg met de verkoop. Om die reden verklaart de rechtbank het beroep gegrond, voorziet zelf in de zaak en vernietigt het intrekkingsbesluit. Henk stelt als gevolg van de handelswijze van de gemeente € 30.000 omzetschade te hebben geleden en wil deze schade in het geheel gaan verhalen.

Welke van de volgende wegen staat of staan hem daartoe vervolgens open?

  1. Hij kan de schade alleen claimen bij de bestuursrechter.
  2. Hij kan de schade bij de burgerlijke rechter of bij de bestuursrechter claimen.
  3. Hij kan de schade alleen claimen bij de burgerlijke rechter.
  4. Hij kan de schade claimen bij de burgerlijke rechter en bij onvoldoende resultaat bij de bestuursrechter.
A
  1. Hij kan de schade alleen claimen bij de burgerlijke rechter.
42
Q

Welke bewering over ex tunc-toetsing van besluiten is juist?

  1. Ex tunc-toetsing betekent dat de bestuursrechter een besluit terughoudend toetst.
  2. Ex tunc-toetsing betekent dat een besluit wordt getoetst aan de hand van wetgeving, feiten en het recht zoals die gelden of bestaan op het moment dat een besluit wordt getoetst.
  3. In bezwaar wordt een besluit in beginsel steeds ex tunc getoetst.
  4. In (hoger) beroep toetst de bestuursrechter een besluit in beginsel ex-tunc
A
  1. In (hoger) beroep toetst de bestuursrechter een besluit in beginsel ex-tunc