L3 Flashcards

Bestuursrecht en de Awb

1
Q

Het bestuursrecht normeert de relaties tussen het openbaar bestuur en de burgers, waaronder NIET valt:
1. De rechtsverhoudingen tussen het bestuur en de burger
2. De bestuurlijke organisatie (bestuurlijk organisatierecht)
3. De (samenstelling van de) rechterlijke macht
4. Bestuursprocesrecht: regelt procedures bij de bestuursrechter.

A
  1. De (samenstelling van de) rechterlijke macht
    ==> Dat is de geen besuursrecht.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Welke stelling is onjuist?
1. Procedures inzake de totstandkoming van besluiten vallen onder formeel bestuursrecht.
2. Procedures inzake de vorm en inrichting van besluiten vallen onder formeel bestuursrecht.
3. Procedures inzake de procedure mbt rechtsbescherming vallen onder formeel bestuursrecht.
4. Regels mbt inhoudelijke plichten die op grond van de bestuurswetgeving op het bestuur rusten vallen onder formeel bestuursrecht.

A
  1. Regels mbt inhoudelijke plichten die op grond van de bestuurswetgeving op het bestuur rusten vallen onder formeel bestuursrecht.
    Formeel bestuursrecht bevat procedures inzake…
     de totstandkoming van besluiten,
     de vorm en inrichting van deze besluiten, en
     de procedure mbt rechtsbescherming
    Materieel bestuursrecht bevat regels mbt de (inhoudelijke) rechten en/of plichten die op grond van de bestuurswetgeving op de burger en het bestuur rusten.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

… (vul in) is onderverdeeld in bestuursprocesrecht en besluitvormingsrecht
* Bestuursprocesrecht: procedures van bezwaar en administratief beroep
* Besluitvormingsrecht: procedurele regels over het tot stand komen van besluiten
1. Formeel bestuursrecht
2. Materieel bestuursrecht
3. Algemeen bestuursrecht
4. Bijzonder bestuursrecht

A
  1. Formeel bestuursrecht
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Vrijwel alle bestuursbevoegdheden steunen op… (vul in)
1. Formeel bestuursrecht
2. Materieel bestuursrecht
3. Algemeen bestuursrecht (Awb)
4. Bijzonder bestuursrecht (bijzondere wet)

A
  1. Bijzonder bestuursrecht (bijzondere wet)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Het verbod op detournement de pouvoir (artikel 3:3 Awb) is een regel van… (vul in) bestuursrecht
1. formeel bestuursrecht
2. materieel bestuursrecht
3. bijzonder bestuursrecht
4. Geen van deze opties

A
  1. materieel bestuursrecht
    ==>
    want deze regel voorkomt dat besluiten een andere inhoud krijgen dan is toegestaan door de wetgever.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Wat valt niet onder het algemene deel van het bestuursrecht?
1. Besluitvormingsrecht
2. Bestuurlijk organisatierecht
3. Bestuursbevoegdheden
4. Rechtsbeschermingsrecht

A
  1. Bestuursbevoegdheden
    ==> Dat valt onder bijzonder bestuursrecht.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Welke stelling is onjuist?
1. De Awb heeft als doel om algemene leerstukken van bestuursrecht en algemene bestuursrechtelijke rechtsnormen te codificeren, die voor sommige bijzondere delen van het bestuursrecht relevant zijn.
2. De Awb heeft in beginsel geen zelfstandige betekenis. Zij moet steeds in samenhang met een bijzondere bestuurswet worden geraadpleegd.
3. De Awb normeert in algemene zin besluiten die op basis van bijzondere wetgeving genomen kunnen worden.
4. Wanneer bijzondere wetgeving afwijkt van de Awb, heeft het bepaalde in de bijzondere wet (mits het een wet in de formele zin is) dan voorrang.

A
  1. De Awb heeft als doel om algemene leerstukken van bestuursrecht en algemene bestuursrechtelijke rechtsnormen te codificeren, die voor sommige bijzondere delen van het bestuursrecht relevant zijn.
    ===>
    De Awb heeft als doel om algemene leerstukken van bestuursrecht en algemene bestuursrechtelijke rechtsnormen te codificeren, die voor ALLE bijzondere delen van het bestuursrecht relevant zijn.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

De mogelijkheid om bij de drie hoogste bestuursrechters een conclusie aan te vragen (een niet-bindend advies van een advocaat-generaal), en het overleg tussen de verschillende bestuursrechters om rechtspraak af te stemmen, bevorderen de… (vul in):
1. Rechtszekerheid
2. Rechtseenheid
3. Rechtstoepassing
4. Rechtsorde

A
  1. Rechtseenheid
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Met “herziening van de rechtelijke organisatie” wordt o.a. bedoeld:
1. De invoering van de Wet op de rechterlijke organisatie.
2. Het invoeren van een situatie waarin één hoogste rechter de wet interpreteert.
3. De invoering van tranche 4 van de Awb in 2009.
4. De (gedeeltelijke) integratie van de bestuursrechtspraak in de rechterlijke macht, met de invoering van de Awb in 1994.

A
  1. De (gedeeltelijke) integratie van de bestuursrechtspraak in de rechterlijke macht, met de invoering van de Awb in 1994.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Wat is geen doelstelling van de Awb?
1. Het bevorderen van eenheid binnen de bestuursrechtelijke wetgeving
2. Het systematiseren en, waar mogelijk, vereenvoudigen van de bestuursrechtelijke wetgeving
3. Het codificeren van ontwikkelingen die zich in de bestuursrechtelijke jurisprudentie hebben voorgedaan
4. Het treffen van voorzieningen ten aanzien van onderwerpen die zich naar hun aard niet lenen voor regeling in een bijzondere wet.
5. Alle antwoorden zijn doelstellingen van de Awb.

A
  1. Alle antwoorden zijn doelstellingen van de Awb.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Acronym voor de doelstellingen van de Awb:
1. EECB
2. AACB
3. EEPL
4. AAPL

A
  1. EECB
    ==> Eenheid, Eenvoud, Codificatie, Bijzondere wet
    o het bevorderen van Eenheid binnen de bestuursrechtelijke wetgeving;
    o het systematiseren en, waar mogelijk, Eenvoudig brengen aan de bestuursrechtelijke wetgeving;
    o het Codificeren van ontwikkelingen die zich in de bestuursrechtelijke jurisprudentie hebben voorgedaan;
    o het treffen van voorzieningen ten aanzien van onderwerpen die zich naar hun aard niet lenen voor regeling in een Bijzondere wet.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Welke stelling is onjuist?
1. De Awb is het gevolg van een grondwettelijke opdracht.
2. Initieel was de focus op het bestuurlijke besluitvormingsproces, en pas in de jaren 1980’ zijn de ambities bijgesteld: ook de codificatie van het bestuursprocesrecht.
3. Herzieningen van de Awb hebben o.a. als doelen om procedures te versnellen (tijdigheid) en om EU richtlijnen te implementeren.
4. Het aanpassen van de Awb aan de ontwikkelingen van digitalisering is een evaluatieoperatie, en niet een herzieningsoperatie.

A
  1. Het aanpassen van de Awb aan de ontwikkelingen van digitalisering is een evaluatieoperatie, en niet een herzieningsoperatie.
    ==> Wel een herzieningsoperatie. Dit is een van de redenen voor een herzieningsoperatie.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Dat de Awb een aanbouwwet is, is NIET te zien aan:
1. Reparatie- en evaluatiewetgeving: ter herstelling van “fouten” in de Awb.
2. Herzieningsoperaties.
3. De implementatie van de Awb in 4 tranches.
4. Het feit dat de wet met de tijd wijzigt.

A
  1. Het feit dat de wet met de tijd wijzigt.
    ==> Dit kan het geval zijn bij elke wet
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

de wens om een doelmatige en definitieve beslechting van bestuursrechtelijke geschillen te bevorderen (finaliteit) is een reden voor… (vul in):
1. Reparatieoperatie van de Awb
2. Herzieningsoperatie van de Awb
3. Evaluatieoperatie van de Awb
4. Aanpassingswetgeving

A
  1. Herzieningsoperatie van de Awb
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

De doelstellingen van de Awb zijn gedefinieerd door:
1. De Startwerkgroep
2. De Commissie wetgeving algemene regels van bestuursrecht
3. De Awb zelf
4. Geen van deze antwoorden is juist

A
  1. De Startwerkgroep
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

De Awb is ontworpen door:
1. De Startwerkgroep
2. De Commissie wetgeving algemene regels van bestuursrecht
3. De Afdeling Bestuursrecht van de Raad van State
4. De bepalingen van de Grondwet

A
  1. De Commissie wetgeving algemene regels van bestuursrecht
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

De 4 tranches van de Awb zijn ingevoerd in de jaren:
1. 1973, 1977, 1978, 1985
2. 1988, 1989, 1991, 1995
3. 1991, 1995, 1998, 2005
4. 1994, 1994, 1998, 2009

A
  1. 1994, 1994, 1998, 2009
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

Welke stelling is juist?
1. Tranche 4 van de Awb (2009) is belangrijk voor de verhouding van het bestuursrecht tot het privaatrecht en het strafrecht, o.a. geen straf zonder schuld, het zwijgrecht, en de bestuurlijke boete.
2. Tranche 2 van de Awb (1995) is belangrijk mbt nadeelcompensatie en schadevergoeding bij onrechtmatige besluiten.
3. Tranche 1 van de Awb (1994) ging over de de wijze van procederen
4. Tranches 2 en 3 van de Awb werden in hetzelfde jaar ingevoerd.

A
  1. Tranche 4 van de Awb (2009) is belangrijk voor de verhouding van het bestuursrecht tot het privaatrecht en het strafrecht, o.a. geen straf zonder schuld, het zwijgrecht, en de bestuurlijke boete.
    ==> De 4 tranches dateren van: 1994, 1994, 1998, 2009
    ==> Tranche 2 van de Awb (1994) ging over de de wijze van procederen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

Welke stelling is onjuist?
1. De Wet elektronisch bestuurlijk verkeer vormde een belangrijke wijziging op de Awb; daarin werd gesteld dat elektronische weg nevengeschikt staat aan de traditionele (schriftelijke) weg.
2. De Wet samenhangende besluiten Awb gaat over procedurele coördinatie van besluiten, en is relevant wanneer een burger verschillende besluiten van het bestuur nodig heeft (bijv. meerdere vergunningen).
3. De Wet dwangsom en beroep bij niet tijdig beslissen, de Wet extern klachtrecht (2006) en de Wet nadeelcompensatie en schadevergoeding bij onrechtmatige besluiten (2013) zijn voorbeelden van de Awb als aanbouwwet.
4. De bestuurlijke lus is in 2010 toegevoegd aan de Web: een verbod voor het bestuursorgaan om gebreken in de besluitvorming te herstellen, ivm de rechtszekerheid van de burger.

A
  1. De bestuurlijke lus is in 2010 toegevoegd aan de Web: een verbod voor het bestuursorgaan om gebreken in de besluitvorming te herstellen, ivm de rechtszekerheid van de burger.
    ==> De bestuurlijke lus is in 2010 toegevoegd: een mogelijkheid voor het bestuursorgaan om gebreken in de besluitvorming te herstellen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
20
Q

De Dienstenwet introduceerde de fictieve beschikking bij niet-tijdig beslissen: de beschikking wordt van rechtswege geacht te zijn gegeven als niet tijdig door het bevoegd bestuursorgaan wordt beslist. Deze beschikking wordt… (vul in) genoemd:
1. De “silencio positivo”
2. De “legibus solutus”
3. De “pacta sunt servanda”
4. De “Amicus curiae”

A
  1. De “silencio positivo”
    ==>
    “legibus solutus” = Niet gebonden aan wetten. De theocratische theorie van het droit divine kent slechts één vrij persoon: de vorst, die legibus solutus is (niet gebonden aan wetten)
    ==> pacta sunt servanda = Afspraken behoren te worden nagekomen (dit is een algemeen rechtsbeginsel)
    ==> Amicus curiae = An individual or organization who is not a party to a legal case, but who is permitted to assist a court by offering information, expertise, or insight that has a bearing on the issues in the case.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
21
Q

Acronym voor Kenmerken van de Awb:
1. ABCECB
2. CCTVEE
3. GASBVA
4. GEATCV

A
  1. GASBVA
    ==>
     Het heeft een gelaagde structuur
     Het bevat het algemene deel van het bestuursrecht;
     Schakelbepalingen
     Het is opgebouwd rond het besluitbegrip (art. 1:3 lid 1 Awb)
     Het bevat vooral veel besluitvormingsrecht;
     Het is een aanbouwwet
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
22
Q

Wat is de structuur van de Awb:
1. Algemene bepalingen, dan bestuursorganen, dan het bestuurlijke besluitproces, dan rechtsbescherming, en dan klachtenbehandeling.
2. Algemene bepalingen, dan het bestuurlijke besluitproces, dan rechtsbescherming, dan klachtenbehandeling, en dan bepalingen over bestuursorganen.
3. Algemene bepalingen, dan bestuursorganen, dan het bestuurlijke besluitproces, en dan rechtsbescherming.
4. Algemene bepalingen, dan het bestuurlijke besluitproces, san sancties, dan rechtsbescherming, en dan klachtenbehandeling.

A
  1. Algemene bepalingen, dan het bestuurlijke besluitproces, dan rechtsbescherming, dan klachtenbehandeling, en dan bepalingen over bestuursorganen.
    ==>
     HS1: algemene bepalingen en definities
     HS 2-5: bepalingen mbt het primaire bestuurlijke besluitvormingsproces.
     HS 6-8: Rechtsbescherming bij het bestuur en bij de bestuursrechter
     HS 9: algemene bepalingen voor klachtbehandeling
     HS 10: bepalingen over bestuursorganen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
23
Q

Een besluit, in de zin van artikel 1:3 lid 1 Awb, kan betrekking hebben op:
1. Publiekrechtelijke rechtshandeling
2. Privaatrechtelijke rechtshandeling
3. Feitelijk handelen
4. 1+2
5. 2+3
6. 1+2+3

A
  1. Publiekrechtelijke rechtshandeling
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
24
Q

Een besluit, in de zin van artikel 1:3 lid 1 Awb, kan … zijn (tenzij in de wet anders is bepaald):
1. elke type beslissing van een bestuursorgaan
2. een schriftelijke beslissing van een bestuursorgaan
3. een mondelinge beslissing van een bestuursorgaan
4. een schriftelijke of mondelinge beslissing van een bestuursorgaan

A
  1. een schriftelijke beslissingen van een bestuursorgaan
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
25
Q

Artikel 3:1 lid 2 Awb verklaart afdeling 2 t/m 4 van HS 3 van overeenkomstige toepassing op andere handelingen van bestuursorganen. Dit is een voorbeeld van:
1. De gelaagde structuur van de Awb
2. Een schakelbepaling
3. Nevenschikking
4. Silencio positivo

A
  1. Een schakelbepaling
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
26
Q

… (vul in) is een wettelijke bepaling die een (andere) wet (kan ook: wetsartikelen of wetsafdelingen) of reeks wetten van overeenkomstige toepassing verklaren.
1. Nevenschikking
2. De gelaagde structuur van de Awb
3. Bijzondere wetgeving
4. Een schakelbepaling

A
  1. Een schakelbepaling
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
27
Q

Raadpleeg de Awb, met name Artikel 3:1 lid 2 Awb, en bepaal of het zorgvuldigheidsbeginsel wel of niet geldt voor feitelijke handelingen en privaatrechtelijke handelingen.
Antwoorden:
1. Ja, het geldt wel.
2. Nee, het geldt niet.
3. Het geldt alleen in bepaalde omstandigheden.
4. Het is op basis van deze wetgeving onmogelijk te bepalen of het wel of niet geldt.

A
  1. Ja, het geldt wel.

Schakelbepaling: Artikel 3:1 lid 2 Awb verklaart afdeling 2 t/m 4 van HS 3 van overeenkomstige toepassing op andere handelingen van bestuursorganen.
 “Andere handelingen” zijn feitelijke handelingen en privaatrechtelijke handelingen.
 Vanwege deze schakel schakelbepaling, geldt het zorgvuldigheidsbeginsel (dat in afdeling 2-4 wordt besproken) wel voor feitelijke handelingen en privaatrechtelijke handelingen.
 Maar het principe gelijkheidsbeginsel geldt op basis hiervan niet voor feitelijke handelingen en privaatrechtelijke handelingen, want het principe gelijkheidsbeginsel wordt niet besproken in afdelingen 2-4.

28
Q

Raadpleeg de Awb, met name Artikel 3:1 lid 2 Awb, en bepaal of het gelijkheidsbeginsel wel of niet geldt voor feitelijke handelingen en privaatrechtelijke handelingen.
Antwoorden:
1. Ja, het geldt wel.
2. Nee, het geldt niet.
3. Het geldt alleen in bepaalde omstandigheden.
4. Het is op basis van deze wetgeving onmogelijk te bepalen of het wel of niet geldt.

A
  1. Nee, het geldt niet.
    ==>
    Schakelbepaling: Artikel 3:1 lid 2 Awb verklaart afdeling 2 t/m 4 van HS 3 van overeenkomstige toepassing op andere handelingen van bestuursorganen.
     “Andere handelingen” zijn feitelijke handelingen en privaatrechtelijke handelingen.
     Vanwege deze schakel schakelbepaling, geldt het zorgvuldigheidsbeginsel (dat in afdeling 2-4 wordt besproken) wel voor feitelijke handelingen en privaatrechtelijke handelingen.
     Maar het principe gelijkheidsbeginsel geldt op basis hiervan niet voor feitelijke handelingen en privaatrechtelijke handelingen, want het principe gelijkheidsbeginsel wordt niet besproken in afdelingen 2-4.
29
Q

Welke bewering is onjuist?
1. Bestuursbevoegdheden treft men in principe in bijzondere wetten. Daarom moet de Awb in samenhang met een bijzondere – bevoegdheidverschaffende - wet worden geraadpleegd.
2. Als een vergunning nodig is, geeft de Awb in beginsel regels voor de aanvraag van de vergunning, de voorbereiding van het vegunningsbesluit en de bekendmaking ervan; en de bijzondere wet bevat aanvullende en/of afwijkende regels.
3. Het Bestuursrechtelijk Wetboek van Nederland is de Awb.
4. Bijzondere wetgeving kan afwijken van de Awb. In zo’n situatie, heeft het bepaalde in de bijzondere wet (mits het een wet in de formele zin is) voorrang.

A
  1. Het Bestuursrechtelijk Wetboek van Nederland is de Awb.
    ==> De scope van de Awb is het algemene deel van het bestuursrecht, maar het is niet een Bestuursrechtelijk Wetboek; de bijzondere wetten staan er niet in.
30
Q

De Awb kent 4 soorten regels. Welk soort regel is artikel 4:1 Awb?
1. Regels die zonder uitzondering voor het gehele bestuursrecht gelden
2. Regels die als “de beste regelingen voor normale gevallen” gelden, maar in bepaalde situaties zijn er redenen om van de regel af te wijken.
3. Regels die rechtsbepalingen zijn die gelden wanneer de bijzondere regelgever heeft nagelaten een regeling te treffen.
4. Regels die behoren tot een facultatieve (niet verplichte) standaardregeling

A
  1. Regels die als “de beste regelingen voor normale gevallen” gelden, maar in bepaalde situaties zijn er redenen om van de regel af te wijken.
31
Q

De Awb kent 4 soorten regels. Welk soort regel is afdeling 3.4 Awb?
1. Regels die rechtsbepalingen zijn die gelden wanneer de bijzondere regelgever heeft nagelaten een regeling te treffen.
2. Regels die als “de beste regelingen voor normale gevallen” gelden, maar in bepaalde situaties zijn er redenen om van de regel af te wijken.
3. Regels die zonder uitzondering voor het gehele bestuursrecht gelden
4. Regels die behoren tot een facultatieve (niet verplichte) standaardregeling

A
  1. Regels die behoren tot een facultatieve (niet verplichte) standaardregeling
    ==> Afdeling 3.4 Awb bepaalt een Uniforme openbare voorbereidingsprocedure, een verzwaarde procedure die nodig is bij vergunningen die zo’n zorgvuldigheid vereisen; maar niet bij de meeste vergunningen.
32
Q

De Awb kent 4 soorten regels. Welk soort regel is artikel 4:13 Awb?
1. Regels die zonder uitzondering voor het gehele bestuursrecht gelden
2. Regels die rechtsbepalingen zijn die gelden wanneer de bijzondere regelgever heeft nagelaten een regeling te treffen.
3. Regels die behoren tot een facultatieve (niet verplichte) standaardregeling
4. Regels die als “de beste regelingen voor normale gevallen” gelden, maar in bepaalde situaties zijn er redenen om van de regel af te wijken.

A
  1. Regels die rechtsbepalingen zijn die gelden wanneer de bijzondere regelgever heeft nagelaten een regeling te treffen.
    Artikel 4:13 Awb: beslistermijnen betreffende beschikkingen voor het geval dat de bijzondere wetten zelf geen zo’n termijn vaststellen.
33
Q

De Awb kent 4 soorten regels. Van welk soort regel is er sprake, als de tekst van de wet de woorden “tenzij bij wettelijk voorschrift anders is bepaald” bevat?
1. Regels die als “de beste regelingen voor normale gevallen” gelden, maar in bepaalde situaties zijn er redenen om van de regel af te wijken.
2. Regels die zonder uitzondering voor het gehele bestuursrecht gelden
3. Regels die rechtsbepalingen zijn die gelden wanneer de bijzondere regelgever heeft nagelaten een regeling te treffen.
4. Regels die behoren tot een facultatieve (niet verplichte) standaardregeling

A
  1. Regels die als “de beste regelingen voor normale gevallen” gelden, maar in bepaalde situaties zijn er redenen om van de regel af te wijken.
34
Q

De Awb kent 4 soorten regels. Welk soort regel komt het vaakst voor in de Awb?
1. Regels die als “de beste regelingen voor normale gevallen” gelden, maar in bepaalde situaties zijn er redenen om van de regel af te wijken.
2. Regels die behoren tot een facultatieve (niet verplichte) standaardregeling
3. Regels die zonder uitzondering voor het gehele bestuursrecht gelden
4. Regels die rechtsbepalingen zijn die gelden wanneer de bijzondere regelgever heeft nagelaten een regeling te treffen.

A
  1. Regels die zonder uitzondering voor het gehele bestuursrecht gelden
35
Q

Acronym voor de 4 soorten regels in de Awb:
1. DRAF
2. UNNP
3. EEMC
4. EECB

A
  1. DRAF
    ==>
    Dwingend, Regelend, Aanvullend, Facultatief
36
Q

Welke delen van de Awb zijn relevant voor de vraag aan welke eisen een subsidiebeschikking moet voldoen?
1. Hoofdstuk 3 Algemene bepalingen over besluiten.
2. Titel 4.1 Bijzondere bepalingen inzake de beschikkingen
3. Titel 4.2 Bijzondere bepalingen over subsidies
4. 1+2
5. 1+3
6. 1+2+3

A
  1. 1+2+3
    ==>
    Dit is een voorbeeld van de gelaagde structuur in de Awb.
37
Q

Welke delen van de Awb zijn relevant voor de vraag waar last aan bestuursdwang aan moet voldoen?
1. Hoofdstuk 3 Algemene bepalingen over besluiten
2. Titel 4.1 Bijzondere bepalingen inzake de beschikkingen
3. Afdeling 5.3.1 Last onder bestuursdwang
4. Titel 5.1 Algemene bepalingen over handhaving
5. De algemene hoofdstukken 1 en 2 zijn ook van belang
6. 1+3+5
7. 1+3+4
8. 1+3+4+5
9. 1+2+3+4+5

A
  1. 1+2+3+4+5
    ==>
    Dit is een voorbeeld van de gelaagde structuur in de Awb.
38
Q

Welke tranche van de Awb bevatte bijzondere bepalingen over de wijze van procederen bij de bestuursrechter?
1. 1e
2. 2e
3. 3e
4. 4e

A

==> 2e

39
Q

Welke tranche van de Awb bevatte regels omtrent delegatie en mandaat?
1. 1e
2. 2e
3. 3e
4. 4e

A
  1. 3e
40
Q

Welke tranche van de Awb bevatte regels omtrent delegatie en mandaat?
1. 1e
2. 2e
3. 3e
4. 4e

A
  1. 3e
41
Q

Welke tranche van de Awb bevatte regels omtrent attributie?
1. 1e
2. 2e
3. 3e
4. 4e

A
  1. 4e
42
Q

Artikel 4.1 Awb is een voorbeeld van… (vul in):
1. een schakelbepaling
2. regelend recht
3. facultatief recht
4. dwingend recht

A
  1. regelend recht
43
Q

De Awb kent 4 soorten regels. Welk soort regel is afdeling 3.4 Awb?
1. dwingend recht
2. regelend recht
3. aanvullend recht
4. facultatief recht

A
  1. facultatief recht
    ==>
    Afdeling 3.4 Awb bepaalt een Uniforme openbare voorbereidingsprocedure, een verzwaarde procedure die nodig is bij vergunningen die zo’n zorgvuldigheid vereisen; maar niet bij de meeste vergunningen.
44
Q

De Awb kent 4 soorten regels. Welk soort regel is artikel 4:13 Awb?
1. dwingend recht
2. regelend recht
3. aanvullend recht
4. facultatief recht

A
  1. aanvullend recht
    ==>
    Artikel 4:13 Awb: beslistermijnen betreffende beschikkingen voor het geval dat de bijzondere wetten zelf geen zo’n termijn vaststellen.
45
Q

De regeling in artikel 4:13 Algemene wet bestuursrecht is geen bepaling van… (vul in) maar van … (vul in) recht.
1. dwingend… aanvullend
2. dwingend… regelend
3. regelend… facultatief
4. facultatief… dwingend

A
  1. dwingend… aanvullend
46
Q

Heffingsambtenaren ontlenen rechtstreeks aan de Algemene wet inzake rijksbelastingen de bevoegdheid om belastingaanslagen vast te stellen en te heffen (en zijn dus bestuursorgaan), maar vallen hiërarchisch onder het college.
Dit is een voorbeeld van:
1. Gedeconcentreerde organen
2. Attributie
3. Delegatie
4. Mandaat
5. 1+2
6. 1+3
7. 1+4

A
  1. 1+2
    Bron: pagina 14 https://vng.nl/files/vng/publicaties/2016/20160203-attributie-mandaat-en-delegatie.pdf
    * Een gedeconcentreerd orgaan is een ambtenaar van de ministerie die een bestuursbevoegdheid krijgt (door attributie of delegatie).
    o Het bestuursorgaan is dan een ambtenaar
47
Q

Art. 165 Gemw is een voorbeeld van:
1. Attributie
2. Delegatie
3. Mandaat
4. Gedeconcentreerde organen

Artikel 165
1Het college kan aan een door hem ingestelde bestuurscommissie bevoegdheden overdragen, tenzij de aard van de bevoegdheid zich daartegen verzet.

A
  1. Delegatie
48
Q

De bevoegdheid van het college, zoals in artikel 160 lid 1 Gemw, is een voorbeeld van:
1. Attributie
2. Delegatie
3. Mandaat
4. Gedeconcentreerde organen

A
  1. Attributie
49
Q

De bevoegdheid van de raad, zoals staat in artikel 147 Gemw, is een voorbeeld van:
1. Attributie
2. Delegatie
3. Mandaat
4. Gedeconcentreerde organen

Art. 147 Genw:
1Gemeentelijke verordeningen worden door de raad vastgesteld voor zover de bevoegdheid daartoe niet bij de wet of door de raad krachtens de wet aan het college of de burgemeester is toegekend.

2De overige bevoegdheden, bedoeld in artikel 108, eerste lid, berusten bij de raad.

3De overige bevoegdheden, bedoeld in artikel 108, tweede lid, berusten bij het college, voor zover deze niet bij of krachtens de wet aan de raad of de burgemeester zijn toegekend.

A
  1. Attributie
50
Q

Het door een bestuursorgaan opschrijven van zijn visie op de gevolgen van rechtsregels voor een bepaalde situatie is:
1. Een besluit
2. Een melding
3. Een dwingende conclusie
4. Een bestuurlijk rechtsoordeel

A
  1. Een bestuurlijk rechtsoordeel
51
Q

Iemand wil een bouwwerk realiseren, en vraagt zich af of een omgevingsvergunning nodig is. Hij vraagt aan een bestuursorgaan (los van een vergunningsprocedure) om deze vraag te beantwoorden, zodat hij weet of hij wel of niet het bouwwerk kan gaan realiseren. De gemeente reageert dat hij het bouwwerk niet mag realiseren.
Welke stelling is correct?
1. Er is hier sprake van een besluit omdat er een rechtsgevolg is ontstaan doordat hij geen bouwwerk mag realiseren.
2. Er is hier geen sprake van een besluit, omdat dit een bestuurlijk rechtsoordeel is, hetgeen geen besluit is, en daarom is bezwaar/beroep niet mogelijk.
3. Er is hier sprake van een bestuurlijk rechtsoordeel, maar omdat er wel een rechtsgevolg geldt, bestaat er een mogelijkheid voor bezwaar/beroep.
4. Er is hier sprake van een bestuurlijk rechtsoordeel, en omdat er geen rechtsgevolg is, bestaat er geen mogelijkheid voor bezwaar/beroep.

A
  1. Er is hier sprake van een bestuurlijk rechtsoordeel, en omdat er geen rechtsgevolg is, bestaat er geen mogelijkheid voor bezwaar/beroep.
52
Q

In bepaalde gevallen mag je iets doen zonder een beschikking, maar moet je melden aan het bestuursorgaan dat je iets gaat doen. Dat kan o.a. gaan over heet realiseren van bouwwerken, of uitvoeren van werkzaamheden op een boerderij of bedrijf.
Deze gevallen heten….. Hiervoor geldt dat indien naar aanleiding ervan het bestuursorgaan een besluit neemt, is er … sprake van …, en kan beroep worden gedaan; en indien naar aanleiding ervan het bestuursorgaan geen besluit neemt, dan kan geen beroep worden ingesteld.
1. aanvragen… geen… besluit
2. meldingen… wel… rechtsgevolg
3. meldingen… geen…. rechtsgevolg
4. aanvragen… wel… beschikking

A
  1. meldingen… wel… rechtsgevolg
53
Q

Stel iemand dient een aanvraag in voor een vergunning, en de aanvraag wordt afgekeurd.
Dan is er … sprake er van … op basis van artikel 1:3 … Awb. Volgens artikel 1:3 … Awb, is een negatief besluit…. en dus een…

  1. wel…besluit… lid 2… lid 2… een besluit… beschikking
  2. wel… besluit… lid 1… lid 2… een beschikking… besluit
  3. geen… besluit… lid 1… lid 2… een besluit… beschikking
  4. geen… besluit… lid 1… lid 2… een beschikking… besluit
A
  1. geen besluit… lid 1… lid 2… een beschikking… besluit
    ==>
    Dan is er sprake er geen besluit op basis van artikel 1:3 lid 1 Awb (er zijn geen rechten ontstaan, gewijzigd of teniet gedaan, dus geen rechtsgevolg / rechtshandeling)
    Volgens artikel 1:3 lid 2, is een negatief besluit een beschikking
54
Q

Stel de gemeenteraad geeft aan dat er ergens bomen geplant gaan worden. Maar dat wordt uitgesteld, en van uitstel komt zelf afstel. Dan zou de burger op basis van het vertrouwensbeginsel kunnen claimen dat de gemeente het moet doen.
Dit is een voorbeeld van:
1. Publiekrechtelijke rechtshandeling
2. Privaatrechtelijke rechtshandeling
3. Feitelijk handelen dat rechtsgevolg heeft en dus rechtshandeling is.
4. Feitelijk handelen.

A
  1. Feitelijk handelen dat rechtsgevolg heeft en dus rechtshandeling is.
55
Q

Het verlenen van … aan ondergeschikten is… mogelijk.
Het verlenen van … aan ondergeschikten is… mogelijk.
Het verlenen van … aan ondergeschikten is… mogelijk.

  1. attributie… niet… delegatie… niet… mandaat… niet
  2. attributie… wel… delegatie… niet… mandaat… wel
  3. attributie… niet… delegatie… wel… mandaat… wel
  4. attributie… niet… delegatie… niet… mandaat… wel
  5. attributie… wel… delegatie… wel… mandaat… wel
A
  1. attributie… wel… delegatie… niet… mandaat… wel
56
Q

De verlener van… is … bevoegd on de bevoegdheid zelf uit te oefenen.
De verlener van… is … bevoegd on de bevoegdheid zelf uit te oefenen.

  1. delegatie… niet… mandaat… wel
  2. delegatie… niet… mandaat… niet
  3. delegatie… wel… mandaat… wel
  4. delegatie… wel… mandaat… niet
A
  1. delegatie… niet… mandaat… wel
57
Q

De Wet algemene bepalingen omgevingsrecht vormt een voorbeeld van:
1. algemeen bestuursrecht.
2. algemeen en bijzonder bestuursrecht.
3. bijzonder bestuursrecht.
4. decentralisatierecht.

A
  1. bijzonder bestuursrecht.
    ==> De Wet algemene bepalingen omgevingsrecht behoort tot het omgevingsrecht. Het omgevingsrecht wordt gezien als een vorm van bijzonder bestuursrecht. Het algemeen bestuursrecht ziet in het bijzonder op de Awb en ongeschreven recht. Daardoor zijn de antwoorden ‘algemeen bestuursrecht’ en ‘algemeen en bijzonder bestuursrecht’ niet correct. Zie R.J.N. Schlössels e.a., Kern van het bestuursrecht, par. 1.1.6, pp. 36-37. Het antwoord ‘decentralisatierecht’ is niet correct omdat de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht geen betrekking heeft op de (algemene) bevoegdheidsverdeling tussen decentrale overheden.
58
Q

De gemeente Utrecht laat in de Eligenstraat een bankje plaatsen. Op de plaatsing van het bankje is artikel 3:2 van de Awb
1. nooit van toepassing.
2. in beginsel van toepassing.
3. soms van toepassing.
4. altijd van toepassing.

A
  1. in beginsel van toepassing.
    ==>
    De plaatsing van een bankje is een feitelijke handeling. Ingevolge de schakelbepaling van artikel 3:1, tweede lid Awb zijn de afdelingen 3.2 tot en met 3.4 van overeenkomstige toepassing, voor zover de aard van de handelingen zich daartegen niet verzet. Artikel 3.2 is opgenomen in afdeling 3.2 van de Awb. De antwoorden ‘nooit van toepassing’ en ‘altijd van toepassing’ zijn hierdoor niet correct. Het antwoord ‘soms van toepassing’ is niet goed omdat uit artikel 3.1, tweede lid Awb volgt dat het formele zorgvuldigheidsbeginsel in beginsel van toepassing is.
59
Q

Welke van de onderstaande doelstellingen lag niet ten grondslag aan de Awb?
1. het bevorderen van de eenheid in de bestuursrechtelijke wetgeving
2. systematiseren en vereenvoudigen van de bestuursrechtelijke wetgeving
3. het codificeren van in de rechtspraak ontwikkelde normen
4. het materiële, inhoudelijke bestuursrecht zoveel mogelijk in één algemene wet regelen

A
  1. het materiële, inhoudelijke bestuursrecht zoveel mogelijk in één algemene wet regelen
    ==>
    Het is niet de bedoeling van de wetgever geweest om al het materiële (inhoudelijke) bestuursrecht in een wet te regelen. Dit volgt uit de doelstellingen die door de Commissie Scheltema zijn geformuleerd. Zie R.J.N. Schlössels e.a., Kern van het bestuursrecht, par. 3.1.1, p. 138.
60
Q

Welk onderwerp is geregeld in de vierde Tranche van de Awb?
1. procederen bij de bestuursrechter
2. toezicht op bestuursorganen
3. last onder dwangsom
4. bestuurlijke boete

A
  1. bestuurlijke boete
    ==>
    Sinds de inwerkingtreding van de Algemene wet bestuursrecht zijn in totaal vier tranches in werking getreden. Het onderdeel ‘bestuurlijke boete’ maakte onderdeel uit van de vierde tranche van de Algemene wet bestuursrecht. Zie R.J.N. Schlössels e.a., Kern van het bestuursrecht, par. 3.1.2, pp. 146-147.
61
Q

In welke van de onderstaande voorbeelden is geen sprake van een schakelbepaling?
1. artikel 3:1, lid 2 Awb.
2. artikel 4:21, lid 4 Awb.
3. artikel 6:24 Awb.
4. artikel 1a Wet openbaarheid van bestuur (deze wet is vervallen per 01-05-2022).
Artikel 1a Wet openbaarheid van bestuur
1Deze wet is van toepassing op de volgende bestuursorganen:
a.Onze Ministers;
b.de bestuursorganen van provincies, gemeenten, waterschappen en publiekrechtelijke bedrijfsorganisatie;
c.bestuursorganen die onder de verantwoordelijkheid van de onder a en b genoemde organen werkzaam zijn;
d.andere bestuursorganen, voor zover niet bij algemene maatregel van bestuur uitgezonderd.
2In afwijking van het eerste lid, onder d, is deze wet op de krachtens die bepaling uitgezonderde bestuursorganen van toepassing voorzover het gaat om het verstrekken van milieu-informatie.

A
  1. artikel 1a Wet openbaarheid van bestuur
    ==>
    In artikel 1a van de Wet openbaarheid van bestuur wordt de reikwijdte van deze wet niet uitgebreid maar nader gedefinieerd. Het begrip ‘bestuursorgaan’ is gedefinieerd in de Awb en zonder nadere specificatie zou die definitie hier onverkort van toepassing zijn. Omdat dat niet de bedoeling was van de wetgever is hier een beperkte groep bestuursorganen aangewezen waarop deze wet van toepassing is. De overige artikelen zijn wel schakelbepalingen. Zie hierover R.J.N. Schlössels e.a., Kern van het bestuursrecht, par. 3.1.3, pp. 146-147.
62
Q

De gemeenteraad van Heerlen stelt een nieuwe APV vast.
Op de bekendmaking van de APV is artikel 3:40 van de Algemene wet bestuursrecht
1. van toepassing.
2. in beginsel van toepassing.
3. eventueel van toepassing.
4. nooit van toepassing.

A
  1. nooit van toepassing.
    ==>
    De APV (Algemene Plaatselijke Verordening) van Heerlen is een algemeen verbindend voorschrift. Artikel 3:40 Awb is opgenomen in afdeling 3.6 van de Awb. Ingevolge de schakelbepaling van artikel 3.1, eerste lid Awb is afdeling 3.6 nooit van toepassing op algemeen verbindende voorschriften. Zie over het onderwerp schakelbepalingen: R.J.N. Schlössels e.a., Kern van het bestuursrecht, par. 3.1.3, pp. 146-147.
63
Q

In verband met de Algemene wet bestuursrecht wordt gesproken van de gelaagde structuur.
Welke van de onderstaande stellingen is correct?
De gelaagde structuur heeft
1. alleen betrekking op de Awb.
2. betrekking op de Awb en het bijzondere bestuursrecht.
3. alleen betrekking op het bijzondere bestuursrecht.
4. geen betrekking op de Awb.

A
  1. betrekking op de Awb en het bijzondere bestuursrecht.
    ==>
    De Awb is gelaagd opgebouwd. Dit blijkt onder meer uit de verhouding tussen hoofdstuk 3 en 4 van deze wet. Hoofdstuk 3 bevat de algemene bepalingen over besluiten. Hoofdstuk 4 bevat bijzondere bepalingen over besluiten. Bij het nemen van een besluit in de zin van de Awb zijn hoofdstuk 3 en 4 van toepassing. De gelaagde structuur kan echter ook een rol spelen in de verhouding Awb en bijzondere delen van het bestuursrecht. Een goed voorbeeld is het verlenen van een omgevingsvergunning om te bouwen op basis van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht. In een dergelijk geval zijn zowel regels uit de Awb alsmede uit de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht van toepassing. Zie over dit onderwerp: R.J.N. Schlössels e.a., Kern van het bestuursrecht, par. 3.1.3, p. 146.
64
Q

De gemeenteraad van Volendam-Edam neemt een bepaling in de APV op die het mogelijk maakt om onder stringente voorwaarden een aanvraag voor een beschikking mondeling in te dienen.
Op basis van de Awb is dat
1. altijd toegestaan.
2. in beginsel toegestaan.
3. soms toegestaan.
4. nooit toegestaan.

A
  1. in beginsel toegestaan.
    ==>
    Ingevolge artikel 4:1 Awb moet de aanvraag voor een beschikking schriftelijk worden ingediend, tenzij bij wettelijk voorschrift anders is bepaald. Artikel 4.1 Awb is een voorbeeld van zogenaamd regelend recht. Hierdoor vallen de antwoorden ‘altijd toegestaan’ en ‘nooit toegestaan’ af. Het antwoord ‘soms toegestaan’ is niet correct omdat de Awb geen regels bevat met betrekking tot het (mogelijk) mondeling aanvragen van een beschikking.
    “Soms toegestaan” betekent dat de wet de specifieke gevallen beschrijft (dus de wet bevat er regels voor).
    “In beginsel toegestaan” betekent dat de wet iets soms toestaat maar dat de wet er geen regels over bevat.
65
Q

In vragen van de examinator van deze cursus geldt dat “…” betekent dat de wet… ; en “…” betekent dat de wet …..

  1. soms toegestaan… de specifieke gevallen beschrijft (dus de wet bevat er regels voor)… in beginsel toegestaan…. iets soms toestaat maar dat de wet er geen regels over bevat
  2. in beginsel toegestaan… de specifieke gevallen beschrijft (dus de wet bevat er regels voor)… soms toegestaan…. iets soms toestaat maar dat de wet er geen regels over bevat
  3. soms toegestaan… aangeeft wanneer het wel is toegestaan EN wanneer het niet is toegestaan… in beginsel toegestaan…. iets soms toestaat maar dat de wet er geen regels over bevat
  4. in beginsel toegestaan… aangeeft wanneer het wel is toegestaan EN wanneer het niet is toegestaan… soms toegestaan…. de specifieke gevallen beschrijft (dus de wet bevat er regels voor)
A
  1. soms toegestaan… de specifieke gevallen beschrijft (dus de wet bevat er regels voor)… in beginsel toegestaan…. iets soms toestaat maar dat de wet er geen regels over bevat
66
Q

De APV van de gemeente Groningen bevat de mogelijkheid om bij het college van burgemeester en wethouders een evenementenvergunning aan te vragen. In de APV van Groningen zijn geen regels met betrekking tot de beslistermijn voor het bevoegd gezag opgenomen. Om die reden is in voorkomende gevallen artikel 4:13, tweede lid Awb van toepassing.
Artikel 4:13, tweede lid Awb is een vorm van
1. dwingend recht.
2. regelend recht.
3. aanvullend recht.
4. facultatief recht.

A
  1. aanvullend recht.
    ==> De APV van de gemeente Groningen voorziet niet in beslistermijn voor het college van burgemeester en wethouders. Ingevolge artikel 4:13, eerste lid moet bij het ontbreken van een wettelijk voorschrift het besluit binnen een redelijke termijn worden genomen. De redelijke termijn is acht weken (artikel 4:13, tweede lid Awb). De termijn van artikel 4:13, tweede lid Awb is alleen van toepassing voor zover in een wettelijk voorschrift geen regeling is getroffen. Om die reden is sprake van aanvullend recht. Zie hierover R.J.N. Schlössels e.a., Kern van het bestuursrecht, par. 3.1.4, p. 149.
67
Q

Welke van de onderstaande bepalingen is een voorbeeld van een materieel bestuursrecht?
1. artikel 6:7 Algemene wet bestuursrecht.
2. artikel 2:10, eerste lid Wet algemene bepalingen omgevingsrecht.
3. artikel 4:13, eerste lid Algemene wet bestuursrecht.
4. artikel 2.1, eerste lid, sub a Wet algemene bepalingen omgevingsrecht.

A
  1. artikel 2:10, eerste lid Wet algemene bepalingen omgevingsrecht.
    ==>Artikel 2.10, eerste lid Wet algemene bepalingen omgevingsrecht, is een voorbeeld van materieel bestuursrecht. Genoemde bepaling bevat de gronden waarop een omgevingsvergunning om te bouwen moet worden geweigerd. De antwoordopties ‘artikel 6:7 Algemene wet bestuursrecht’, ‘artikel 4:13, eerste lid Algemene wet bestuursrecht’ en ‘artikel 2.1, eerste lid, sub a Wet algemene bepalingen omgevingsrecht’ hebben betrekking op rechtsbescherming, de beslistermijn en een vergunningplicht. Dit zijn voorbeelden van formeel bestuursrecht.