L5 Flashcards
Soorten besluiten
Conform de notulen van een vergadering van het college van Burgermeester en wethouders, is een beslissing genomen om een bepaalde vergunning te verlenen, echter dit is (nog) niet gecommuniceerd naar de belanghebbenden. Is er voldaan aan de eis van schriftelijkheid?
1. Ja
2. Nee
- Ja
==> Het is schriftelijk zodra het besluit in de notulen staat, nog voordat (bijvoorbeeld) de vergunning is verleend.
Welke eis geldt voor een besluit?
1. Het creëert een rechtsgevolg
2. Het creëert een rechtsgevolg die beoogd was door de aanvrager
3. Het creëert een rechtsgevolg die beoogd was door het bestuursorgaan
4. Het creëert een publiekrechtelijk rechtsgevolg die beoogd was door het bestuursorgaan
- Het creëert een rechtsgevolg die beoogd was door het bestuursorgaan
Welke eis geldt niet voor een besluit?
1. Het Rechtsgevolg van het besluit moet door het bestuursorgaan zijn beoogd
2. Het besluit moet een externe werking hebben
3. Het besluit moet door een ambtenaar ondertekend worden
4. Het besluit moet definitief zijn; geen voorbereidend werk
- Het besluit moet door een ambtenaar ondertekend worden
Een inspecteur vraagt mondeling om meer informatie; dit is een besluit?
1. Ja, het is een besluit
2. Nee, het is een handeling
3. Nee, zolang het mondeling is, is het geen publiekrechtelijke rechtshandeling en dus is het niet bindend
- Nee, het is een handeling
==> Niet-schriftelijke beslissingen van een bestuursorgaan zijn “handelingen” maar geen besluiten
De eis van “publiekrechtelijke rechtshandeling” houdt in:
1. Er moet een publieke bevoegdheid ten grondslag ervan bestaan; en de rechtshandelingsvereiste, dwz de handeling heeft een rechtsgevolg.
2. Er moet een publieke bevoegdheid ten grondslag ervan bestaan; en de rechtshandelingsvereiste, dwz de handeling is gericht op extern rechtsgevolg.
3. Er moet een publieke taak ten grondslag ervan bestaan; en de rechtshandelingsvereiste, dwz de handeling heeft een rechtsgevolg.
4. Er moet een publieke taak ten grondslag ervan bestaan; en de rechtshandelingsvereiste, dwz de handeling is gericht op extern rechtsgevolg.
- Er moet een publieke bevoegdheid ten grondslag ervan bestaan; en de rechtshandelingsvereiste, dwz de handeling is gericht op extern rechtsgevolg.
Door een beslissing van een bestuursorgaan wordt een voor de belanghebbende rechtsgevolg gecreëerd die uit de Participatiewet (bijzonder bestuurswet) voortvloeit. Is deze beslissing wel of niet een besluit?
1. Ja, omdat er een extern rechtsgevolg is
2. Ja, omdat het een publiekrechtelijke rechtshandeling is
3. Nee, omdat het rechtsgevolg niet door de bestuursbevoegdheid wordt gerealiseerd.
4. Nee, omdat de Participatiewet geen onderdeel is van de Awb.
- Nee, omdat het rechtsgevolg niet door de bestuursbevoegdheid wordt gerealiseerd.
Is feitelijk overheidshandelen een besluit?
1. Feitelijk overheidshandelen is een besluit alleen wanneer er een ander besluit ten grondslag.
2. Feitelijk overheidshandelen is geen besluit, ook al ligt er vaak een besluit ten grondslag.
3. Dat handt af van het type feitelijk overheidshandelen.
4. Wel als het leidt tot een extern rechtsgevolg; anders niet.
- Feitelijk overheidshandelen is geen besluit, ook al ligt er vaak een besluit ten grondslag.
Nadat 30 jaar lang vergunningen voor ligplaatsen werden gegeven aan schepen/arken, heeft het college van B&W in een brief aan de Vereniging van woonschepen en woonarken meegedeeld dat deze vergunningen voortaan aan personen gekoppeld zullen worden, en niet aan schepen/arken. Is hier sprake van een besluit?
1. Nee, want een mededeling is geen beslissing, in de zin van art. 1:3 lid 1 Awb.
2. Nee, want er is geen publiekrechtelijk rechtsgevolg
3. Ja, want er is wel een publiekrechtelijk rechtsgevolg
4. Ja: er is weliswaar geen publiekrechtelijk rechtsgevolg, maar op basis van het rechtszekerheidsbeginsel kan de werkwijze niet zomaar worden veranderd.
- Ja, want er is wel een publiekrechtelijk rechtsgevolg
==> Dit is de uitspraak van de ABRvS in het arrest Ligplaatsen Kortgene (2001) .
Welke stelling is juist?
1. Soms kan een rechtsgevolg schuilgaan achter een mededeling van een bestuursorgaan; hiervan was sprake in het arrest Ligplaatsen Kortgene (2001, ABRvS)
2. Soms kan een rechtsgevolg schuilgaan achter een mededeling van een bestuursorgaan; hiervan was sprake in het Goedkope staaroperaties-arrest (2000, ABRvS)
3. Een mededeling van een bestuursorgaan is geen besluit; hiervan was sprake in het Goedkope staaroperaties-arrest (2000, ABRvS)
4. Een mededeling van een bestuursorgaan is geen besluit; hiervan was sprake in het arrest Ligplaatsen Kortgene (2001, ABRvS)
- Soms kan een rechtsgevolg schuilgaan achter een mededeling van een bestuursorgaan; hiervan was sprake in het arrest Ligplaatsen Kortgene (2001, ABRvS)
Het rechtsgevolg van een besluit moet beoogd zijn. Waaruit blijkt de geobjectiveerde wil van het bestuursorgaan?
1. Uit de notulen van vergaderingen
2. Uit de motivering van het besluit
3. 1+2
4. Uit de wet die de bestuursbevoegdheid geeft.
de 4. Uit wet die de bestuursbevoegdheid geeft.
In de zaak Overplaatsing leerlingen (2002) ging het om twee leerlingen die wegens betrokkenheid bij openbare geweldpleging van de ene school naar de andere zijn overgeplaatst, binnen één scholengemeenschap. Was de beslissing tot overplaatsing een besluit, volgens de ABRvS?
1. Nee, want de school is geen bestuursorgaan.
2. Nee, want de overplaatsingsbesluit was intern, en dus was er geen extern rechtsgevolg.
3. Ja, want er golden externe rechtsgevolgen voor de leerlingen en hun ouders.
4. 1+2
- Nee, want de overplaatsingsbesluit was intern, en dus was er geen extern rechtsgevolg.
==>
Nee, want de overplaatsingsbesluit was intern; betreffende de dagelijkse gang van zaken en het beheer van de school, dus de mededeling over overplaatsing kan niet als een op rechtsgevolg gerichte beslissing worden beschouwd.
Is een gedoogbeslissing een besluit?
1. Nee, want een gedoogbeslissing steunt niet op een uitdrukkelijke bestuursbevoegdheid.
2. Ja, want het bestuursorgaan beslist niet te handhaven, onder bepaalde voorwaarden.
3. Een gedoogbeslissing is geen besluit, maar de intrekking ervan wel, omdat er dan rechtsgevolgen zijn.
4. Nee, want er zijn geen externe rechtsgevolgen (er verandert niks).
- Nee, want een gedoogbeslissing steunt niet op een uitdrukkelijke bestuursbevoegdheid.
==>
Een gedoogbeslissing steunt niet op een uitdrukkelijke bestuursbevoegdheid.
* Er geldt een verbod; maar het bestuursorgaan beslist niet te handhaven, onder bepaalde voorwaarden.
Volgens rechtspraak zijn een gedoogbeslissing en de intrekking ervan geen besluiten.
Kunnen er besluiten zijn die niet steunen op een wettelijke bevoegdheid? Kies het meest juiste antwoord
1. Nee
2. Ja, bijv. besluiten die steunen op een (wettelijke) “publieke taak”
3. Ja, bijv. besluiten die steunen op een algemeen rechtsbeginsel
4. Ja, bijv. besluiten die een (appellabel) rechtsoordeel van een bestuursorgaan inhouden
5. 2+3
6. 2+3+4
- 2+3+4
Soms wil de rechter bevoegd zijn om over de bestuurshandeling te oordelen; hij bestempelt de handeling als… om erover te mogen oordelen; want als het geen… is in de zin van de Awb, is hij niet bevoegd om te oordelen. De rechter wil de burger rechtsbescherming bieden. Dan hanteert de bestuursrechter het “publieke taak” criterium… . De rechter leidt dan … af uit een “publieke taak”, waardoor er wel sprake is van… .
Vul in:
1. publiekrechtelijk rechtshandeling… publiekrechtelijk rechtsgevolg… opportuun… de bestuursbevoegdheid… bestuursbevoegdheid
2. besluit… besluit… opportuun… de bestuursbevoegdheid… bestuursbevoegdheid
3. besluit… besluit… strategisch… het publiekrechtelijk rechtsgevolg… een publiekrechtelijke rechtshandeling
4. publiekrechtelijk rechtshandeling… publiekrechtelijk rechtsgevolg… strategisch… het publiekrechtelijk rechtsgevolg… een publiekrechtelijke rechtshandeling
- besluit… besluit… strategisch… het publiekrechtelijk rechtsgevolg… een publiekrechtelijke rechtshandeling
==> Let op:
Het kan niet (1) zijn want het begrip publiekrechtelijke rechtshandeling is n de Awb niet gedefinieerd.
Kunnen er besluiten zijn, in de zin van art. 1:3 lid 1 Awb, die niet leunen op een wettelijke bestuursbevoegdheid?
1. Nee.
2. Niet volgens de Awb maar wel volgens rechtspraak. Deze besluiten heten dan zelfstandige besluiten, en het gaat dan altijd om besluiten in de vermogensrechtelijke sfeer.
3. Niet volgens de Awb maar wel volgens rechtspraak. Deze besluiten heten dan bijzondere besluiten, en het gaat dan altijd om besluiten in de persoonlijke levenssfeer.
4. Niet volgens de Awb maar wel volgens rechtspraak. Als voorwaarde daarvoor stelt de ABRvS dat het besluit op algemene beginselen van behoorlijk bestuur moet leunen.
- Niet volgens de Awb maar wel volgens rechtspraak. Deze besluiten heten dan zelfstandige besluiten, en het gaat dan altijd om besluiten in de vermogensrechtelijke sfeer.
Welke stelling over besluiten die steunen op een algemeen rechtsbeginsel en niet op een wettelijke bestuursbevoegdheid is onjuist?
1. Dit gaat om “zelfstandige” besluiten in de vermogensrechtelijke sfeer.
2. Een voorbeeld is het beginsel van de verplichting om onrechtmatig toegebrachte schade te vergoeden; echter dit is inmiddels opgenomen in de Awb, en dus niet langer relevant.
3. Een voorbeeld is de de zelfstandige besluiten betreffende nadeelcompensatie (dwz schadevergoeding bij rechtmatig handelen van het bestuur), hetgeen gebaseerd is op het ongeschreven beginsel van gelijkheid voor publieke lasten.
4. Een voorbeeld is de zelfstandige terugvorderingsbesluiten die zien op onverschuldigde betaling door het bestuur, wegens het rechtsbeginsel dat hetgeen onverschuldigd is betaald, teruggevorderd kan worden.
5. Een voorbeeld is de zelfstandige burgerondersteuningsbesluiten bij schending van rechtszekerheid, hetgeen gebaseerd is op het rechtszekerheidsbeginsel.
- Een voorbeeld is de zelfstandige burgerondersteuningsbesluiten bij schending van rechtszekerheid, hetgeen gebaseerd is op het rechtszekerheidsbeginsel.
==> Dat bestaat niet.
De gemeente heeft aan een stichting een subsidie toegekend van 10,000 Euro per maand, voor een periode van 12 maanden. Elke maand is echter een bedrag van 11,000 Euro overgemaakt. Nadat de subsidieperiode eindigt, komt de accounting afdeling van de gemeente achter de fout. De gemeente wil nu het teveel betaalde bedrag van in totaal 12,000 Euro terugvorderen. Kan zo’n besluit door de gemeente worden genomen?
1. Nee, want er is geen wettelijke bestuursbevoegdheid voor het terugvorderen van dit bedrag.
2. Nee, want dat zou een schending zijn van de rechtszekerheid van de stichting, die het geld waarschijnlijk al heeft besteed.
3. Ja, zo’n besluit is mogelijk want er is een wettelijke bestuursbevoegdheid voor het terugvorderen van dit bedrag.
4. Ja, zo’n besluit is mogelijk, ook zonder een specifieke wettelijke bevoegdheid, wegens het rechtsbeginsel dat hetgeen onverschuldigd is betaald, teruggevorderd kan worden.
- Ja, zo’n besluit is mogelijk, ook zonder een specifieke wettelijke bevoegdheid, wegens het rechtsbeginsel dat hetgeen onverschuldigd is betaald, teruggevorderd kan worden.
De overheid beheert het publiek domein (overheidseigendommen met een openbare bestemming). Eigendom valt echter onder privaatrecht. Kunnen beslissingen omtrent het publieke domein als besluiten in de zin van art. 1:3 lid 1 Awb zijn?
1. Ja, want het beheren van het publieke domein is een bestuursbevoegdheid.
2. Ja, er kan een publiekrechtelijk rechtsgevolg afgeleid worden uit de publieke taak van het beheren van het publiek domein.
3. Nee, want het beheren van het publieke domein is geen bestuursbevoegdheid
4. Nee, er kan geen publiekrechtelijk rechtsgevolg afgeleid worden uit de publieke taak van het beheren van het publiek domein.
- Ja, er kan een publiekrechtelijk rechtsgevolg afgeleid worden uit de publieke taak van het beheren van het publiek domein.
Een… (vul in) is een zelfstandig, definitief bedoeld oordeel van een bestuursorgaan over de toepasselijkheid (of interpretatie) van een wettelijk voorschrift aangaande de toepassing waarvan het orgaan bevoegdheden heeft.
1. strategisch besluit
2. bindend advies
3. conclusie
4. rechtsoordeel
- rechtsoordeel
Welke stelling is onjuist?
1. Iemand wil weten of een omgevingsvergunning is nodig voor een bouwproject; dus hij stuurt een vraag naar de gemeente, en krijgt van de Burgemeester en college een antwoord dat een vergunning niet nodig is. Dan vraagt hij dus om een rechtsoordeel.
2. Met “strategisch besluitbegrip” wordt bedoeld dat de rechter iets als een besluit bestempelt, ook al is het geen besluit in de zin van art. 1:3 lid 1 Awb, zodat hij er een oordeel over mag vellen.
3. De ABRvS bepaalde dat een rechtsoordeel wel een besluit is, indien het appllabel (voor beroep vatbaar) is.
4. Een rechtsoordeel kan, volgens de ABRvS, als een besluit worden gezien alleen mits er voor de belanghebbende onevenredig bezwarende omstandigheden gelden.
- De ABRvS bepaalde dat een rechtsoordeel wel een besluit is, indien het appllabel (voor beroep vatbaar) is.
Welke stelling is onjuist?
1. De focus van de Awb is op algemeen verbindende voorschriften.
2. De belangrijkste categorie algemeen verbindende voorschriften is de wetten in formele zin.
3. Tegen algemeen verbindende voorschriften kan geen beroep worden ingesteld.
4. Algemeen verbindende voorschriften heten ook wetten in materiële zin.
- De focus van de Awb is op algemeen verbindende voorschriften .
==>
* De Awb is voor algemeen verbindende voorschriften van minder belang dan voor de andere BAS, want:
o De belangrijkste categorie algemeen verbindende voorschriften is de wetten in formele zin, echter de formele wetgever is geen bestuursorgaan, en dus is de Awb niet van toepassing.
o HS 3 Awb is slechts gedeeltelijk en onder bepaalde voorwaarden van toepassing op algemeen verbindende voorschriften (art 3:1 lid 1 Awb)
o Tegen algemeen verbindende voorschriften (en tegen beleidsregels) kan geen beroep worden ingesteld.
Welke stelling is onjuist?
1. De Awb bevat geen definitie van “algemeen verbindende voorschriften”.
2. De Awb bevat geen definitie van “publiekrechtelijke rechtshandeling”.
3. Marktverordeningen en ministeriële regelingen zijn algemeen verbindende voorschriften.
4. “Algemeen” in “algemeen verbindende voorschriften” houdt in dat het moet gelden voor alle mensen, in tijd, plaats, en persoon.
- “Algemeen” in “algemeen verbindende voorschriften” houdt in dat het moet gelden voor alle mensen, in tijd, plaats, en persoon.
==>
o Het hoeft niet te gelden voor alle mensen, de werking kan wel gebonden zijn aan een plaats, tijd en categorie van personen
o primair moet het rechtsfeit herhaalbaar zijn: iedere keer als en een bepaalde handeling of gebeurtenis plaatsvindt, geldt de regel.
Welke stelling is onjuist?
1. Een algemeen verbindend voorschrift kan een werking hebben die niet geldt voor alle mensen, maar gebonden is aan een plaats, tijd en categorie van personen.
2. Een algemeen verbindend voorschrift kan een regel definiëren waar het rechtsfeit herhaalbaar zijn, dwz iedere keer als en een bepaalde handeling of gebeurtenis plaatsvindt, geldt de regel.
3. De definitie van een algemeen verbindende voorschriften in de wet is “naar buiten werkende, dus tot een ieder gerichte algemene regelingen, die zijn uitgegaan van een openbaar gezag, dat de bevoegdheid daartoe aan de wet, in de zin van regeling door de wetgevende macht ontleent”.
4. Het tot stand brengen van algemeen verbindende voorschriften zoals o.a. AMvBs, ministeriële verordeningen, provinciale verordeningen, gemeentelijke verordeningen en waterschapsverordeningen, heet bestuurswetgeving.
- De definitie van een algemeen verbindende voorschriften in de wet is “naar buiten werkende, dus tot een ieder gerichte algemene regelingen, die zijn uitgegaan van een openbaar gezag, dat de bevoegdheid daartoe aan de wet, in de zin van regeling door de wetgevende macht ontleent”.
==> dit is de definitie van de Hoge Raad:
* In jurisprudentie van de Hoge Raad over artikel 99 Wet op de rechterlijke organisatie (Wet RO (oud)) toetste de Hoge Raad in cassatie aan schending of verkeerde toepassing van de wet. Onder ‘wet’ verstond de Hoge Raad: “naar buiten werkende, dus tot een ieder gerichte algemene regelingen, die zijn uitgegaan van een openbaar gezag, dat de bevoegdheid daartoe aan de wet, in de zin van regeling door de wetgevende macht ontleent”.
Welke stelling is onjuist?
1. Beleidsregels steunen niet op een uitdrukkelijke bevoegdheid tot regelstelling, maar zijn toch besluiten.
2. Omdat beleidsregels geen algemeen verbindende voorschriften zijn, kan soms worden afgeweken van beleidsregels. Dit heet de “inherente afwijkingsbevoegdheid” van beleidsregels.
3. De Hoge Raad bepaalde in het arrest Sloopregeling Binnenvaart 1976 (1985) dat een beleidsregel als recht kan worden beschouwd, onder voorwaarden: het is bekendgemaakt (in het Staatscourant), waardoor het moet worden beschouwd als een naar buiten werkende, de Staat jegens betrokkene bindende regeling. In zo’n situatie geldt een beleidsregel als een besluit, en mag een bestuursorgaan dus niet afwijken van een beleidsregel.
4. Het niet naleven van bekendgemaakt beleid is in strijd met de eisen van behoorlijk bestuur (vooral het vertrouwensbeginsel); daarom geldt het wel als een besluit.
- De Hoge Raad bepaalde in het arrest Sloopregeling Binnenvaart 1976 (1985) dat een beleidsregel als recht kan worden beschouwd, onder voorwaarden: het is bekendgemaakt (in het Staatscourant), waardoor het moet worden beschouwd als een naar buiten werkende, de Staat jegens betrokkene bindende regeling. In zo’n situatie geldt een beleidsregel als een besluit, en mag een bestuursorgaan dus niet afwijken van een beleidsregel.
==> De tekst “De Hoge Raad bepaalde in het arrest … jegens betrokkene bindende regeling” klopt wel. Er mag er echter wel van worden afgeweken. De Hoge Raad bevestigde in de zaak Leidraad administratieve boeten 1984 (1990) de lijn van de “sloopregeling binnenvaart” en stelde dat een bestuursorgaan onder bepaalde omstandigheden wel kan afwijken van beleid, ook al wordt het beleid als recht erkend.
Onder welke voorwaarden kunnen beleidsregels als besluit worden gezien?
1. Ze zijn bekendgemaakt in het Staatscourant.
2. Ze zijn appelabel verklaard.
3. Ze bevatten algemeen verbindende voorschriften.
4. Ze zijn naar buiten werkende, tot een ieder gerichte algemene regelingen, die niet leunen op een bestuursbevoegdheid.
- Ze zijn bekendgemaakt in het Staatscourant.
==>
Mbt 3: als ze algemeen verbindende voorschriften zouden bevatten, dan zouden ze dus avv zijn en geen beleidsregels.
Welke stelling is onjuist?
1. Een beleidsregel is geen algemeen verbindend voorschrift, maar wel een algemene regel die bij besluit is vastgesteld, dus het is gericht op zelfstandig rechtsgevolg.
2. Een beleidsregel hoort duidelijke rechtsgevolgen te definiëren.
3. Op basis van jurisprudentie is de naleving van beleidsregels indirect afgedwongen via de algemene beginselen van behoorlijk bestuur (het bestuur moet consistent handelen); tevens bepaalt de Awb ook dat een bestuursorgaan overeenkomstig een beleidsregel moet handelen.
4. Een bestuursorgaan mag slechts in bepaalde gevallen beleidsregels definiëren.
- Een beleidsregel hoort duidelijke rechtsgevolgen te definiëren.
==> Het is niet glashelder wat het rechtsgevolg van een beleidsregels is
==> mbt 4: deze gevallen staan in art. 4:81 Awb.
Mag een bestuursorgaan beleidsregels vaststellen voor het uitoefenen van een bevoegdheid die dmv mandaat is verkregen?
1. Nee, tenzij dit bij wettelijk voorschrift is bepaald.
2. Nee, nooit.
3. Ja, op basis van art. 4:81 lid 1 Awb
4. Ja, op basis van art. 1:3 lid 4 Awb
- Ja, op basis van art. 4:81 lid 1 Awb
een onder zijn verantwoordelijkheid uitgeoefende bevoegdheid (denk aan mandaat)
Met “onder zijn verantwoordelijkheid uitgeoefende bevoegdheid” in art. 4:81 lid 1 Awb wordt bedoeld:
1. Een bevoegdheid die door attributie is verkregen.
2. Een bevoegdheid die door delegatie is verkregen.
3. Een bevoegdheid die door mandaat is verkregen.
4. 1+2+3
- Een bevoegdheid die door mandaat is verkregen.
Welke stelling over de bij beleidsregels geldende “inherente afwijkingsbevoegdheid” is onjuist?
1. De inherente afwijkingsbevoegdheid geldt bij omstandigheden waaraan bij het vaststellen van de beleidsregel niet was gedacht en waaraan redelijkerwijs ook niet behoefde te worden gedacht.
2. In het Goedkope staaroperaties-arrest (2000) bepaalde de ABRvS dat een ziekenfonds, dat kosten maakte die niet conform de beleidsregels doch met het oog op kostenbesparing en verlichting van wachtrijen, wel degelijk vergoeding zal krijgen, dus er was sprake van een gerechtvaardigde reden om af te wijken van de beleidsregels.
3. De binding van een beleidsregel is minder strikt dan de binding van een algemeen verbindend voorschrift.
4. Als geldige reden voor een afwijking van een beleidsregel geldt een situatie waarin voor één of meer belanghebbenden gevolgen zoude zijn die wegens bijzondere omstandigheden onevenredig zijn in verhouding tot de met de beleidsregel te dienen doelen.
5. Bestuursorganen zijn door de ABRvS verplicht gesteld om de noodzaak voor toepassing van de “inherente afwijkingsbevoegdheid” altijd zelf te beoordelen.
- In het Goedkope staaroperaties-arrest (2000) bepaalde de ABRvS dat een ziekenfonds, dat kosten maakte die niet conform de beleidsregels doch met het oog op kostenbesparing en verlichting van wachtrijen, wel degelijk vergoeding zal krijgen, dus er was sprake van een gerechtvaardigde reden om af te wijken van de beleidsregels.
==> Nee, de ABRvS bepaalde dat kostenbesparing geen geldige reden is om af te wijken van beleidsregels.