L6 Flashcards
Bestuurlijke normen
Als een omgevingsvergunning wordt geweigerd omdat het bestuur oordeelt dat de vestiging van een fabriek de plaatselijke werkgelegenheid niet dient, kan dit besluit het beste bij de rechter worden aangevochten met de volgende redenering:
1. Deze motivering is niet mogelijk, omdat werkgelegenheid niet behoort tot de bevoegdheden van een gemeente.
2. Dit is detournement de pouvoir, want de wet die gaat over de bevoegdheid omtrent omgevingsvergunningen beoogt niet om de werkgelegenheid te bevorderen.
3. Dit is in strijd met artikel 2.14 Wabo, waarin is bepaald dat omgevingsvergunningen slechts in het belang van het beschermen van het milieu kunnen worden geweigerd.
4. Antwoorden 1+2
5. Antwoorden 1+3
- Dit is in strijd met artikel 2.14 Wabo, waarin is bepaald dat omgevingsvergunningen slechts in het belang van het beschermen van het milieu kunnen worden geweigerd.
==> Het verbod op detournement is moeilijk te bewijzen. Je kunt het besluit beter aanvechten doordar een andere avv worden geschonden.
De Burgermeester van Den Haag weigerde een vergunning voor het plaatsen van speelautomaten met de motivering dat het zijn beleid was om alle speelautomaten uit zijn gemeente te weren. Met welke abbb is dit besluit in strijd?
1. Het verbod op detournement de pouvoir
2. Het evenredigheidsbeginsel
3. Het motiveringsbeginsel
4. Het zorgvuldigheidsbeginsel
- Het motiveringsbeginsel: de motivering moet concreet zijn. ZO’n reden zou impliceren dat er nooit een vergunning voor speelautomaten wordt gegeven. Deze motivering voldoet niet.
Het college van B&W trok met terugwerkende kracht de verblijfsvergunning asiel in en daarmee ook de toegekende bijstandsuitkering die de vreemdeling in de periode waarin hij beschikte over een verblijfsvergunning was toekend. De vreemdeling mocht ervan uitgaan dat de bijstand rechtmatig was (hij beschikte over een rechtsgeldig verblijfsvergunning asiel). Hierdoor oordeelde de Centrale Raad van Beroep het terugvordering van de bijstand met terugwerkende kracht in strijd met…
- het evenredigheidsbeginsel.
- het duidelijkheidsbeginsel.
- de materiële zorgvuldigheid.
- de materiële rechtszekerheid.
- de materiële rechtszekerheid.
Welke stelling is onjuist?
1. Het rechtszekerheidsbeginsel kan zowel materieel als ook formeel zijn. Bij materiële rechtszekerheid gaat het om het beschermen van de rechtspositie van een belanghebbende op basis van inhoudelijke gronden. Bij formele rechtszekerheid gaat het om eisen aan de duidelijkheid van besluiten, hetgeen ook het duidelijkheidsbeginsel heet.
2. Het vertouwensbeginsel stelt dat er sprake is van gerechtvaardigd vertrouwen wanneer er een onvoorwaardelijke, concrete en ondubbelzinnige toezegging is gedaan door een bevoegd bestuursorgaan. Het duidelijkheidsbeginsel ziet op de eisen die worden gesteld aan zo’n concrete en ondubbelzinnige toezegging.
3. Rechtszekerheid weegt zwaar bij legalisatiebesluiten en bij het intrekken van een beschikking ten nadele van een belanghebbende; maar minder bij duurbeschikkingen, omdat het daar voor de hand ligt dat ze kunnen wijzigen.
4. Het arrest “De Vrienzenveense vroedvrouw (18 februari 1975)” van de Centrale Raad voor Beroep (CRvB) gaat over de dispositievereiste. Daar is bepaald dat er omstandigheden denkbaar zijn die het aanvaardbaar maken dat een bestuursorgaan, zelfs indien een beslissing in strijd met de wet genomen is, aan deze beslissing is gebonden, althans in die zin dat daarop niet zonder meer kan worden teruggekomen.
- Het vertouwensbeginsel stelt dat er sprake is van gerechtvaardigd vertrouwen wanneer er een onvoorwaardelijke, concrete en ondubbelzinnige toezegging is gedaan door een bevoegd bestuursorgaan. Het duidelijkheidsbeginsel ziet op de eisen die worden gesteld aan zo’n concrete en ondubbelzinnige toezegging.
==> Het duidelijkheidsbeginsel heeft te maken met rechtszekerheid.
Waar kijkt een bestuursrechter NIET naar, wanneer hij een genomen besluit toetst?
1. Hij controleert of er strijd is met een algemeen verbindend voorschrift, omtrent de inhoud van het besluit, de voorwaarden waaronder het besluit mag worden genomen en de beoordelingsruimte.
2. Hij controleert of het besluit voldoet aan de procedurevoorschriften van de Awb.
3. Hij kijkt naar de gelede normstellimg.
4. Grondrechten
5. Geen antwoord; de bestuursrechter kijkt naar al deze zaken.
- Geen antwoord; de bestuursrechter kijkt naar al deze zaken.
Welke algemeen beginsel van behoorlijk bestuur is gecodificeerd in de Awb?
1. Gelijkheidsbeginsel
2. Materieel Zorgvuldigheidsbeginsel
3. Vertrouwensbeginsel
4. Rechtszekerheidsbeginsel
- Materieel Zorgvuldigheidsbeginsel (art. 3:2 Awb)
==> - Gelijkheidsbeginsel - in art. 1 Gw (discriminatieverbod).
Welke stelling is onjuist?
1. Materiële beginselen van behoorlijk bestuur gaan over de inhoud van een besluit; en formele beginselen van behoorlijk bestuur gaan over de wijze waarop een besluit tot stand moet worden gebracht (de besluitvormingsprocedure) of over de formele eisen waaraan een besluit moet voldoen.
2. Het zorgvuldigheidsbeginsel (art. 3:2 Awb) is een voorbeeld van een materieel beginsel van behoorlijk bestuur.
3. Als de bestuursrechter een besluit vernietigt wegens in strijd met een formeel beginsel van behoorlijk bestuur, krijgt het bestuursorgaan de kans om het vernietigde besluit te ‘repareren’.
4. Als de bestuursrechter een besluit vernietigt wegens in strijd met een materieel beginsel van behoorlijk bestuur, dan zal er meestal een inhoudelijk andersluidend besluit door het bestuur tot stand moeten worden gebracht.
- Het zorgvuldigheidsbeginsel (art. 3:2 Awb) is een voorbeeld van een materieel beginsel van behoorlijk bestuur.
==> Het is een voorbeeld van een formeel beginsel van behoorlijk bestuur.
Welke stelling is onjuist?
1. Het evenredigheidsbeginsel is een voorbeeld van een formeel beginsel van behoorlijk bestuur.
2. Het motiveringsbeginsel is een voorbeeld van een formeel beginsel van behoorlijk bestuur.
3. Het zorgvuldigheidsbeginsel is een voorbeeld van een formeel beginsel van behoorlijk bestuur.
4. Het beginsel van fair play is een voorbeeld van een formeel beginsel van behoorlijk bestuur.
- Het evenredigheidsbeginsel is een voorbeeld van een formeel beginsel van behoorlijk bestuur.
==> Dit is een materieel beginsel van behoorlijk bestuur.
Op welk abbb heeft verbod op vooringenomenheid (art 2:4 lid 1 Awb) betrekking?
1. Vertrouwensbeginsel
2. Rechtszekerheidsbeginsel
3. Beginsel van fair play
4. Motiveringsbeginsel
- Beginsel van fair play
Een wethouder is tevens lid van het bestuur van een sportvereniging, die een vergunning voor een clubgebouw aanvraagt. Welk abbb zou in dit geval met zich mee kunnen brengen dat de wethouder niet mag deelnemen aan een eventuele stemming over de aanvraag van de vergunning?
1. Vertrouwensbeginsel
2. Rechtszekerheidsbeginsel
3. Beginsel van fair play
4. Motiveringsbeginsel
- Beginsel van fair play
==> Art. 2:4 Awb
Uitzondering: Raadsleden hoeven zich niet te onthouden van stemming. Zij mogen in beginsel ook deelnemen aan een stemming over een besluit waarbij zij belanghebbende zijn. Alleen als het persoonlijke belang te zwaarwegend is, kan het ertoe leiden dat hij niet aan de besluitvorming zou mogen deelnemen.
Arrest Caltex benzinestation Amsterdam (ABRvS, 21 oktober 2015) :
In deze zaak was er sprake van de aanwijzing van een benzinestation in Amsterdam als gemeentelijk monument door het algemeen bestuur van de bestuurscommissie van het Amsterdamse stadsdeel Nieuw-West. De aanwijzing steunde o.a. op een advies van een gemeentelijke dienst (Bureau Monumenten en Archeologie). Dit advies was o.a. opgesteld door professor Van Rossem als medewerker van de gemeentelijke dienst. Van Rossem had zich in de media voorafgaande de besluitvorming uitdrukkelijk in positieve zin uitgelaten over de Erfgoedvereniging Heemschut, de aanvrager van de beschikking tot aanwijzing van het pand als gemeentelijk monument.
Wat besloot de ABRvS?
1. Het fair play-beginsel wordt niet geschonden omdat er voldoende waarborgen in acht zijn genomen.
2. Het fair play-beginsel wordt niet geschonden want het is alleen van toepassing op leden van het college van B&W, leden van de gemeenteraad en voor het bestuursorgaan werkzame ambtenaren.
3. Het verbod van vooringenomenheid is geschonden door een voor het bestuursorgaan werkzame persoon, die zich voorafgaande de besluitvorming uitdrukkelijk in positieve zin heeft uitgelaten in de media.
4. Het motiveringsbeginsel is geschonden want op basis van de vooraf bekende mening van professor Van Rossem, kon zijn mening niet als motivering worden gebruikt.
- Het verbod van vooringenomenheid is geschonden door een voor het bestuursorgaan werkzame persoon, die zich voorafgaande de besluitvorming uitdrukkelijk in positieve zin heeft uitgelaten in de media.
Welke stelling is onjuist?
1. Roept het bestuursorgaan bij besluitvorming geen hulp van een deskundig adviseur in terwijl er wel onduidelijkheid bestond over zaken, dan wordt het besluit vernietigd omdat het onzorgvuldig is voorbereid (in strijd met het formele zorgvuldigheidsbeginsel).
2. Wettelijke advisering is advisering door een persoon of college over een besluit wat het bestuursorgaan moet maken, bij of krachtens wettelijk voorschrift. De persoon of dat college mag niet werkzaam zijn onder verantwoordelijkheid van het bestuursorgaan.
3. Feitenvaststelling betreft de bij het besluit relevante feiten, de bij het besluit betrokken belangen, en de afweging van deze belangen.
4. Bij een besluit met zware consequenties, moet het bestuursorgaan bij de voorbereiding (van het besluit) ook de bestaande bezwaren (zoals door belanghebbenden aangekaart) inventariseren en erover overleggen om waarborgen (tegen hinder) te scheppen.
- Feitenvaststelling betreft de bij het besluit relevante feiten, de bij het besluit betrokken belangen, en de afweging van deze belangen.
==> De belangenafweging is geen onderdeel van de feitenstelling.
Op basis van het formele zorgvuldingheidsbeginsel heeft een bestuursorgaan bij het nemen van een besluit een aantal verplichtingen. Welk hoort er niet bij?
1. Hoorplicht
2. Advisering
3. Feitenvaststelling
4. Onderzoeksplicht
5. het verbod op vooringenomenheid
- het verbod op vooringenomenheid
==> Dit is geen onderdeel van het formele zorgvuldingheidsbeginsel
Korenwolven arrest (ABRvS, 27 april 2000)
Naam: Korenwolven
Casus: Op sommige plaatsen in Limburg leven ‘korenwolven’. Het is een bepaald soort wilde hamster die op basis van Europees en nationaal recht een beschermde status hebben. Bestuurders hebben vaak een hekel aan de korenwolf als deze leven op plaatsen waar zij bouwplannen hebben. De staatssecretaris van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij moet ontheffing geven voor het vangen van korenwolven. Hij verleende de vergunning op basis van een onderzoek dat voor een ander doel is gedaan. Was het besluit volgens de ABRvS op een correcte wijze genomen?
1. Ja, er is voldaan aan de onderzoeksplicht omdat het besluit leunt op bestaand onderzoek.
2. Ja, er is voldaan aan de adviseringsplicht omdat het besluit leunt op bestaand onderzoek.
3. Nee, er is wel voldaan aan de onderzoeksplicht maar niet aan het zorgvuldigheidsbeginsel omdat de belanghebbenden niet zijn gehoord.
4. Er is niet voldaan aan het zorgvuldigheidsbeginsel omdat de onderzoeksplicht niet goed gehanteerd is. De bijzondere omstandigheden van een beschermd diersoort vereisen een verhoogde onderzoeksplicht, en dus moet een eigen, specifiek onderzoek worden verricht.
- Er is niet voldaan aan het zorgvuldigheidsbeginsel omdat de onderzoeksplicht niet goed gehanteerd is. De bijzondere omstandigheden van een beschermd diersoort vereisen een verhoogde onderzoeksplicht, en dus moet een eigen, specifiek onderzoek worden verricht.
Zandvoortse Woonruimteverordening-arrest (ABRvS, 14 januari 1949)
Casus: De Burgemeester van Zandvoort had een woning gevorderd (na de Tweede Wereldoorlog was er in Nederland veel woningnood) voor een inspecteur van de politie die een andere woning nodig had. Het motief om juist die woning te vorderen was dat de eigenaar een exorbitant hoge huur in rekening bracht.
Volgens de ABRvS was dit is een schending van… (vul in) trots het feit dat de motivering van de burgermeester uitgaat van het algemene belang.
1. het verbod van détournement de pouvoir
2. het verbod op vooringenomenheid
3. het motiveringsbeginsel
4. het vertrouwensbeginsel
- het verbod van détournement de pouvoir
==> Een bestuursorgaan mag zijn bestuursbevoegdheid alleen gebruiken voor het doel waarvoor die bevoegdheid is gegeven.
Speelstraat Den Bosch (Rechtbank Den Bosch, 6 juli 1995)
Casus: Burgemeester en wethouders in Den Bosch wilden in een straat een tijdelijke speelvoorziening creëren. Ze hadden in een verkeersbesluit de straat in beide richtingen gesloten verklaard voor alle motorvoertuigen. Volgens het college was dit besluit genomen voor de veiligheid van de spelende kinderen.
De Rechtbank besloot dat ondanks dat een bestuursorgaan een beslissing met de ‘beste bedoelingen’ kan maken, dit in strijd is met…
1. het motiveringsbeginsel
2. het verbod op vooringenomenheid
3. het verbod van détournement de pouvoir
4. het verbod op willekeur
- het verbod van détournement de pouvoir
- ==> want dit doel wordt niet beschreven in de Wegenverkeerswet 1994.
De rechter kan een besluit vernietigen wanneer…
(kies het onjuiste antwoord):
1. Een bepaald belang niet is meegewogen; op basis van art. 3:4 lid 1 Awb.
2. Een bepaald belang te weinig is meegewogen; op basis van art. 3:4 lid 1 Awb.
3. Een bepaald belang is meegewogen, terwijl dit niet de bedoeling is; op basis van het specialiteitsbeginsel
4. Geen antwoord is onjuist
- Geen antwoord is onjuist
Als geen evenredige afweging van belangen plaatsvindt bij het nemen van een besluit, is dit een schending van het…
1. formeel zorgvuldigheidsbeginsel
2. materieel zorgvuldigheidsbeginsel
3. motiveringsbeginsel
4. verbod van détournement de pouvoir
- materieel zorgvuldigheidsbeginsel
==> Het gebod van evenredige afweging van belangen is het belangrijkste deel van het materiële zogvuldigheidsbeginsel. Dit onderdeel heet ook evenredigheidsbeginsel.
Welke van deze abbb is ongeschreven recht?
1. Materieel zorgvuldigheidsbeginsel
2. Evenredigheidsbeginsel
3. Specialiteitsbeginsel
4. Verbod van détournement de pouvoir
5. Geen van deze abbb is ongeschreven recht.
- Geen van deze abbb is ongeschreven recht.
==> - Verbod van détournement de pouvoir (art. 3:3 Awb)
- Materieel zorgvuldigheidsbeginsel (art. 3:4 lid 1 Awb)
a. Waarin ook: Evenredigheidsbeginsel - evenredige belangenafweging (art. 3:4 lid 2 Awb) - Specialiteitsbeginsel (art. 3:4 lid 1 Awb).
- Verbod van détournement de pouvoir (art 3:3 Awb).
Welke van deze abbb is ongeschreven recht?
1. Gelijkheidsbeginsel
2.Vertrouwensbeginsel
3. Verbod van willekeur
4. Verbod op vooringenomenheid
2.Vertrouwensbeginsel
==>
Gelijkheidsbeginsel: (art. 1 Gw)
Vertrouwensbeginsel (ongeschreven)
Verbod van willekeur (art. 3:4 lid 2 Awb)
Verbod op vooringenomenheid / Beginsel van fair play (art 2.4 Awb)
Welke van deze abbb is een formeel abbb?
1. Specialiteitsbeginsel (art. 3:4 lid 1 Awb).
2. Verbod van détournement de pouvoir (art 3:3 Awb).
3. Motiveringsbeginsel (art. 3: 46 Awb)
4. Gelijkheidsbeginsel: (art. 1 Gw)
- Motiveringsbeginsel (art. 3: 46 Awb)
Welke van deze abbb zijn formele abbb?
1. Beginsel van fair play, zorgvuldigheidsbeginsel en specialiteitsbeginsel.
2. Verbod van willekeur, motiveringsbeginsel en vertrouwensbeginsel.
3. Verbod van détournement de pouvoir, gelijkheidsbeginsel en rechtszekerheidsbeginsel.
4. Zorgvuldigheidsbeginsel, beginsel van fair play en motiveringsbeginsel.
- Zorgvuldigheidsbeginsel, beginsel van fair play en motiveringsbeginsel.
Welke stelling is onjuist?
1. Volgens het vertrouwensbeginsel, moet de burger op een bestuursorgaan kunnen vertrouwen als er sprake is van opgewekt vertrouwen.
2. Volgens het specialiteitsbeginsel, mag een besluit enkel de belangen behartigen waarvoor de betrokken wet of regeling een grondslag biedt.
3. Volgens het verbod van willekeur, mag de overheid een willekeurige beslissing nemen, maar moet zij bij afweging van de betrokken belangen in redelijkheid tot haar beslissing hebben kunnen komen.
4. Volgens het gelijkheidsbeginsel, moet iedereen gelijk behandeld worden.
- Volgens het gelijkheidsbeginsel, moet iedereen gelijk behandeld worden
==>
* Gelijkheidsbeginsel: Gelijke gevallen moeten gelijk behandeld worden (art. 1 Gw)
Welke stelling mbt toetsing van evenredige belangenafweging door de rechter klopt?
1. De rechter mag controleren of het bestuursorgaan wel een “evenredig” besluit tot stand brengt.
2. De rechter hoeft niet te controleren of een bestuursorgaan wel een “evenredig” besluit tot stand brengt, want het bestuursorgaan is volledig gebonden aan evenredige belangenafweging (artikel 3:4 Awb).
3. De rechter controleert niet of een besluit evenredig is, maar of het niet kennelijk onevenredig. Dit heet “marginale toetsing”: de rechter toetst niet de inhoud van het besluit, maar beoordeelt of het bestuursorgaan in redelijkheid tot zijn beslissing is gekomen, bij afweging van de desbetreffende belangen
4. De toetsing op het verbod op willekeur is door de Hoge Raad stopgezet in de Doetinchemse woonruimte zaak.
- De rechter controleert niet of een besluit evenredig is, maar of het niet kennelijk onevenredig. Dit heet “marginale toetsing”: de rechter toetst niet de inhoud van het besluit, maar beoordeelt of het bestuursorgaan in redelijkheid tot zijn beslissing is gekomen, bij afweging van de desbetreffende belangen