L6 Flashcards

Bestuurlijke normen

1
Q

Als een omgevingsvergunning wordt geweigerd omdat het bestuur oordeelt dat de vestiging van een fabriek de plaatselijke werkgelegenheid niet dient, kan dit besluit het beste bij de rechter worden aangevochten met de volgende redenering:
1. Deze motivering is niet mogelijk, omdat werkgelegenheid niet behoort tot de bevoegdheden van een gemeente.
2. Dit is detournement de pouvoir, want de wet die gaat over de bevoegdheid omtrent omgevingsvergunningen beoogt niet om de werkgelegenheid te bevorderen.
3. Dit is in strijd met artikel 2.14 Wabo, waarin is bepaald dat omgevingsvergunningen slechts in het belang van het beschermen van het milieu kunnen worden geweigerd.
4. Antwoorden 1+2
5. Antwoorden 1+3

A
  1. Dit is in strijd met artikel 2.14 Wabo, waarin is bepaald dat omgevingsvergunningen slechts in het belang van het beschermen van het milieu kunnen worden geweigerd.
    ==> Het verbod op detournement is moeilijk te bewijzen. Je kunt het besluit beter aanvechten doordar een andere avv worden geschonden.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

De Burgermeester van Den Haag weigerde een vergunning voor het plaatsen van speelautomaten met de motivering dat het zijn beleid was om alle speelautomaten uit zijn gemeente te weren. Met welke abbb is dit besluit in strijd?
1. Het verbod op detournement de pouvoir
2. Het evenredigheidsbeginsel
3. Het motiveringsbeginsel
4. Het zorgvuldigheidsbeginsel

A
  1. Het motiveringsbeginsel: de motivering moet concreet zijn. ZO’n reden zou impliceren dat er nooit een vergunning voor speelautomaten wordt gegeven. Deze motivering voldoet niet.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Het college van B&W trok met terugwerkende kracht de verblijfsvergunning asiel in en daarmee ook de toegekende bijstandsuitkering die de vreemdeling in de periode waarin hij beschikte over een verblijfsvergunning was toekend. De vreemdeling mocht ervan uitgaan dat de bijstand rechtmatig was (hij beschikte over een rechtsgeldig verblijfsvergunning asiel). Hierdoor oordeelde de Centrale Raad van Beroep het terugvordering van de bijstand met terugwerkende kracht in strijd met…

  1. het evenredigheidsbeginsel.
  2. het duidelijkheidsbeginsel.
  3. de materiële zorgvuldigheid.
  4. de materiële rechtszekerheid.
A
  1. de materiële rechtszekerheid.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Welke stelling is onjuist?
1. Het rechtszekerheidsbeginsel kan zowel materieel als ook formeel zijn. Bij materiële rechtszekerheid gaat het om het beschermen van de rechtspositie van een belanghebbende op basis van inhoudelijke gronden. Bij formele rechtszekerheid gaat het om eisen aan de duidelijkheid van besluiten, hetgeen ook het duidelijkheidsbeginsel heet.
2. Het vertouwensbeginsel stelt dat er sprake is van gerechtvaardigd vertrouwen wanneer er een onvoorwaardelijke, concrete en ondubbelzinnige toezegging is gedaan door een bevoegd bestuursorgaan. Het duidelijkheidsbeginsel ziet op de eisen die worden gesteld aan zo’n concrete en ondubbelzinnige toezegging.
3. Rechtszekerheid weegt zwaar bij legalisatiebesluiten en bij het intrekken van een beschikking ten nadele van een belanghebbende; maar minder bij duurbeschikkingen, omdat het daar voor de hand ligt dat ze kunnen wijzigen.
4. Het arrest “De Vrienzenveense vroedvrouw (18 februari 1975)” van de Centrale Raad voor Beroep (CRvB) gaat over de dispositievereiste. Daar is bepaald dat er omstandigheden denkbaar zijn die het aanvaardbaar maken dat een bestuursorgaan, zelfs indien een beslissing in strijd met de wet genomen is, aan deze beslissing is gebonden, althans in die zin dat daarop niet zonder meer kan worden teruggekomen.

A
  1. Het vertouwensbeginsel stelt dat er sprake is van gerechtvaardigd vertrouwen wanneer er een onvoorwaardelijke, concrete en ondubbelzinnige toezegging is gedaan door een bevoegd bestuursorgaan. Het duidelijkheidsbeginsel ziet op de eisen die worden gesteld aan zo’n concrete en ondubbelzinnige toezegging.
    ==> Het duidelijkheidsbeginsel heeft te maken met rechtszekerheid.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Waar kijkt een bestuursrechter NIET naar, wanneer hij een genomen besluit toetst?
1. Hij controleert of er strijd is met een algemeen verbindend voorschrift, omtrent de inhoud van het besluit, de voorwaarden waaronder het besluit mag worden genomen en de beoordelingsruimte.
2. Hij controleert of het besluit voldoet aan de procedurevoorschriften van de Awb.
3. Hij kijkt naar de gelede normstellimg.
4. Grondrechten
5. Geen antwoord; de bestuursrechter kijkt naar al deze zaken.

A
  1. Geen antwoord; de bestuursrechter kijkt naar al deze zaken.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Welke algemeen beginsel van behoorlijk bestuur is gecodificeerd in de Awb?
1. Gelijkheidsbeginsel
2. Materieel Zorgvuldigheidsbeginsel
3. Vertrouwensbeginsel
4. Rechtszekerheidsbeginsel

A
  1. Materieel Zorgvuldigheidsbeginsel (art. 3:2 Awb)
    ==>
  2. Gelijkheidsbeginsel - in art. 1 Gw (discriminatieverbod).
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Welke stelling is onjuist?
1. Materiële beginselen van behoorlijk bestuur gaan over de inhoud van een besluit; en formele beginselen van behoorlijk bestuur gaan over de wijze waarop een besluit tot stand moet worden gebracht (de besluitvormingsprocedure) of over de formele eisen waaraan een besluit moet voldoen.
2. Het zorgvuldigheidsbeginsel (art. 3:2 Awb) is een voorbeeld van een materieel beginsel van behoorlijk bestuur.
3. Als de bestuursrechter een besluit vernietigt wegens in strijd met een formeel beginsel van behoorlijk bestuur, krijgt het bestuursorgaan de kans om het vernietigde besluit te ‘repareren’.
4. Als de bestuursrechter een besluit vernietigt wegens in strijd met een materieel beginsel van behoorlijk bestuur, dan zal er meestal een inhoudelijk andersluidend besluit door het bestuur tot stand moeten worden gebracht.

A
  1. Het zorgvuldigheidsbeginsel (art. 3:2 Awb) is een voorbeeld van een materieel beginsel van behoorlijk bestuur.
    ==> Het is een voorbeeld van een formeel beginsel van behoorlijk bestuur.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Welke stelling is onjuist?
1. Het evenredigheidsbeginsel is een voorbeeld van een formeel beginsel van behoorlijk bestuur.
2. Het motiveringsbeginsel is een voorbeeld van een formeel beginsel van behoorlijk bestuur.
3. Het zorgvuldigheidsbeginsel is een voorbeeld van een formeel beginsel van behoorlijk bestuur.
4. Het beginsel van fair play is een voorbeeld van een formeel beginsel van behoorlijk bestuur.

A
  1. Het evenredigheidsbeginsel is een voorbeeld van een formeel beginsel van behoorlijk bestuur.
    ==> Dit is een materieel beginsel van behoorlijk bestuur.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Op welk abbb heeft verbod op vooringenomenheid (art 2:4 lid 1 Awb) betrekking?
1. Vertrouwensbeginsel
2. Rechtszekerheidsbeginsel
3. Beginsel van fair play
4. Motiveringsbeginsel

A
  1. Beginsel van fair play
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Een wethouder is tevens lid van het bestuur van een sportvereniging, die een vergunning voor een clubgebouw aanvraagt. Welk abbb zou in dit geval met zich mee kunnen brengen dat de wethouder niet mag deelnemen aan een eventuele stemming over de aanvraag van de vergunning?
1. Vertrouwensbeginsel
2. Rechtszekerheidsbeginsel
3. Beginsel van fair play
4. Motiveringsbeginsel

A
  1. Beginsel van fair play
    ==> Art. 2:4 Awb
    Uitzondering: Raadsleden hoeven zich niet te onthouden van stemming. Zij mogen in beginsel ook deelnemen aan een stemming over een besluit waarbij zij belanghebbende zijn. Alleen als het persoonlijke belang te zwaarwegend is, kan het ertoe leiden dat hij niet aan de besluitvorming zou mogen deelnemen.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Arrest Caltex benzinestation Amsterdam (ABRvS, 21 oktober 2015) :
In deze zaak was er sprake van de aanwijzing van een benzinestation in Amsterdam als gemeentelijk monument door het algemeen bestuur van de bestuurscommissie van het Amsterdamse stadsdeel Nieuw-West. De aanwijzing steunde o.a. op een advies van een gemeentelijke dienst (Bureau Monumenten en Archeologie). Dit advies was o.a. opgesteld door professor Van Rossem als medewerker van de gemeentelijke dienst. Van Rossem had zich in de media voorafgaande de besluitvorming uitdrukkelijk in positieve zin uitgelaten over de Erfgoedvereniging Heemschut, de aanvrager van de beschikking tot aanwijzing van het pand als gemeentelijk monument.

Wat besloot de ABRvS?
1. Het fair play-beginsel wordt niet geschonden omdat er voldoende waarborgen in acht zijn genomen.
2. Het fair play-beginsel wordt niet geschonden want het is alleen van toepassing op leden van het college van B&W, leden van de gemeenteraad en voor het bestuursorgaan werkzame ambtenaren.
3. Het verbod van vooringenomenheid is geschonden door een voor het bestuursorgaan werkzame persoon, die zich voorafgaande de besluitvorming uitdrukkelijk in positieve zin heeft uitgelaten in de media.
4. Het motiveringsbeginsel is geschonden want op basis van de vooraf bekende mening van professor Van Rossem, kon zijn mening niet als motivering worden gebruikt.

A
  1. Het verbod van vooringenomenheid is geschonden door een voor het bestuursorgaan werkzame persoon, die zich voorafgaande de besluitvorming uitdrukkelijk in positieve zin heeft uitgelaten in de media.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Welke stelling is onjuist?
1. Roept het bestuursorgaan bij besluitvorming geen hulp van een deskundig adviseur in terwijl er wel onduidelijkheid bestond over zaken, dan wordt het besluit vernietigd omdat het onzorgvuldig is voorbereid (in strijd met het formele zorgvuldigheidsbeginsel).
2. Wettelijke advisering is advisering door een persoon of college over een besluit wat het bestuursorgaan moet maken, bij of krachtens wettelijk voorschrift. De persoon of dat college mag niet werkzaam zijn onder verantwoordelijkheid van het bestuursorgaan.
3. Feitenvaststelling betreft de bij het besluit relevante feiten, de bij het besluit betrokken belangen, en de afweging van deze belangen.
4. Bij een besluit met zware consequenties, moet het bestuursorgaan bij de voorbereiding (van het besluit) ook de bestaande bezwaren (zoals door belanghebbenden aangekaart) inventariseren en erover overleggen om waarborgen (tegen hinder) te scheppen.

A
  1. Feitenvaststelling betreft de bij het besluit relevante feiten, de bij het besluit betrokken belangen, en de afweging van deze belangen.
    ==> De belangenafweging is geen onderdeel van de feitenstelling.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Op basis van het formele zorgvuldingheidsbeginsel heeft een bestuursorgaan bij het nemen van een besluit een aantal verplichtingen. Welk hoort er niet bij?
1. Hoorplicht
2. Advisering
3. Feitenvaststelling
4. Onderzoeksplicht
5. het verbod op vooringenomenheid

A
  1. het verbod op vooringenomenheid
    ==> Dit is geen onderdeel van het formele zorgvuldingheidsbeginsel
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Korenwolven arrest (ABRvS, 27 april 2000)
Naam: Korenwolven
Casus: Op sommige plaatsen in Limburg leven ‘korenwolven’. Het is een bepaald soort wilde hamster die op basis van Europees en nationaal recht een beschermde status hebben. Bestuurders hebben vaak een hekel aan de korenwolf als deze leven op plaatsen waar zij bouwplannen hebben. De staatssecretaris van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij moet ontheffing geven voor het vangen van korenwolven. Hij verleende de vergunning op basis van een onderzoek dat voor een ander doel is gedaan. Was het besluit volgens de ABRvS op een correcte wijze genomen?
1. Ja, er is voldaan aan de onderzoeksplicht omdat het besluit leunt op bestaand onderzoek.
2. Ja, er is voldaan aan de adviseringsplicht omdat het besluit leunt op bestaand onderzoek.
3. Nee, er is wel voldaan aan de onderzoeksplicht maar niet aan het zorgvuldigheidsbeginsel omdat de belanghebbenden niet zijn gehoord.
4. Er is niet voldaan aan het zorgvuldigheidsbeginsel omdat de onderzoeksplicht niet goed gehanteerd is. De bijzondere omstandigheden van een beschermd diersoort vereisen een verhoogde onderzoeksplicht, en dus moet een eigen, specifiek onderzoek worden verricht.

A
  1. Er is niet voldaan aan het zorgvuldigheidsbeginsel omdat de onderzoeksplicht niet goed gehanteerd is. De bijzondere omstandigheden van een beschermd diersoort vereisen een verhoogde onderzoeksplicht, en dus moet een eigen, specifiek onderzoek worden verricht.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Zandvoortse Woonruimteverordening-arrest (ABRvS, 14 januari 1949)
Casus: De Burgemeester van Zandvoort had een woning gevorderd (na de Tweede Wereldoorlog was er in Nederland veel woningnood) voor een inspecteur van de politie die een andere woning nodig had. Het motief om juist die woning te vorderen was dat de eigenaar een exorbitant hoge huur in rekening bracht.
Volgens de ABRvS was dit is een schending van… (vul in) trots het feit dat de motivering van de burgermeester uitgaat van het algemene belang.
1. het verbod van détournement de pouvoir
2. het verbod op vooringenomenheid
3. het motiveringsbeginsel
4. het vertrouwensbeginsel

A
  1. het verbod van détournement de pouvoir
    ==> Een bestuursorgaan mag zijn bestuursbevoegdheid alleen gebruiken voor het doel waarvoor die bevoegdheid is gegeven.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Speelstraat Den Bosch (Rechtbank Den Bosch, 6 juli 1995)
Casus: Burgemeester en wethouders in Den Bosch wilden in een straat een tijdelijke speelvoorziening creëren. Ze hadden in een verkeersbesluit de straat in beide richtingen gesloten verklaard voor alle motorvoertuigen. Volgens het college was dit besluit genomen voor de veiligheid van de spelende kinderen.
De Rechtbank besloot dat ondanks dat een bestuursorgaan een beslissing met de ‘beste bedoelingen’ kan maken, dit in strijd is met…
1. het motiveringsbeginsel
2. het verbod op vooringenomenheid
3. het verbod van détournement de pouvoir
4. het verbod op willekeur

A
  1. het verbod van détournement de pouvoir
  2. ==> want dit doel wordt niet beschreven in de Wegenverkeerswet 1994.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

De rechter kan een besluit vernietigen wanneer…
(kies het onjuiste antwoord):
1. Een bepaald belang niet is meegewogen; op basis van art. 3:4 lid 1 Awb.
2. Een bepaald belang te weinig is meegewogen; op basis van art. 3:4 lid 1 Awb.
3. Een bepaald belang is meegewogen, terwijl dit niet de bedoeling is; op basis van het specialiteitsbeginsel
4. Geen antwoord is onjuist

A
  1. Geen antwoord is onjuist
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

Als geen evenredige afweging van belangen plaatsvindt bij het nemen van een besluit, is dit een schending van het…
1. formeel zorgvuldigheidsbeginsel
2. materieel zorgvuldigheidsbeginsel
3. motiveringsbeginsel
4. verbod van détournement de pouvoir

A
  1. materieel zorgvuldigheidsbeginsel
    ==> Het gebod van evenredige afweging van belangen is het belangrijkste deel van het materiële zogvuldigheidsbeginsel. Dit onderdeel heet ook evenredigheidsbeginsel.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

Welke van deze abbb is ongeschreven recht?
1. Materieel zorgvuldigheidsbeginsel
2. Evenredigheidsbeginsel
3. Specialiteitsbeginsel
4. Verbod van détournement de pouvoir
5. Geen van deze abbb is ongeschreven recht.

A
  1. Geen van deze abbb is ongeschreven recht.
    ==>
  2. Verbod van détournement de pouvoir (art. 3:3 Awb)
  3. Materieel zorgvuldigheidsbeginsel (art. 3:4 lid 1 Awb)
    a. Waarin ook: Evenredigheidsbeginsel - evenredige belangenafweging (art. 3:4 lid 2 Awb)
  4. Specialiteitsbeginsel (art. 3:4 lid 1 Awb).
  5. Verbod van détournement de pouvoir (art 3:3 Awb).
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
20
Q

Welke van deze abbb is ongeschreven recht?
1. Gelijkheidsbeginsel
2.Vertrouwensbeginsel
3. Verbod van willekeur
4. Verbod op vooringenomenheid

A

2.Vertrouwensbeginsel
==>
Gelijkheidsbeginsel: (art. 1 Gw)
Vertrouwensbeginsel (ongeschreven)
Verbod van willekeur (art. 3:4 lid 2 Awb)
Verbod op vooringenomenheid / Beginsel van fair play (art 2.4 Awb)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
21
Q

Welke van deze abbb is een formeel abbb?
1. Specialiteitsbeginsel (art. 3:4 lid 1 Awb).
2. Verbod van détournement de pouvoir (art 3:3 Awb).
3. Motiveringsbeginsel (art. 3: 46 Awb)
4. Gelijkheidsbeginsel: (art. 1 Gw)

A
  1. Motiveringsbeginsel (art. 3: 46 Awb)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
22
Q

Welke van deze abbb zijn formele abbb?
1. Beginsel van fair play, zorgvuldigheidsbeginsel en specialiteitsbeginsel.
2. Verbod van willekeur, motiveringsbeginsel en vertrouwensbeginsel.
3. Verbod van détournement de pouvoir, gelijkheidsbeginsel en rechtszekerheidsbeginsel.
4. Zorgvuldigheidsbeginsel, beginsel van fair play en motiveringsbeginsel.

A
  1. Zorgvuldigheidsbeginsel, beginsel van fair play en motiveringsbeginsel.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
23
Q

Welke stelling is onjuist?
1. Volgens het vertrouwensbeginsel, moet de burger op een bestuursorgaan kunnen vertrouwen als er sprake is van opgewekt vertrouwen.
2. Volgens het specialiteitsbeginsel, mag een besluit enkel de belangen behartigen waarvoor de betrokken wet of regeling een grondslag biedt.
3. Volgens het verbod van willekeur, mag de overheid een willekeurige beslissing nemen, maar moet zij bij afweging van de betrokken belangen in redelijkheid tot haar beslissing hebben kunnen komen.
4. Volgens het gelijkheidsbeginsel, moet iedereen gelijk behandeld worden.

A
  1. Volgens het gelijkheidsbeginsel, moet iedereen gelijk behandeld worden
    ==>
    * Gelijkheidsbeginsel: Gelijke gevallen moeten gelijk behandeld worden (art. 1 Gw)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
24
Q

Welke stelling mbt toetsing van evenredige belangenafweging door de rechter klopt?
1. De rechter mag controleren of het bestuursorgaan wel een “evenredig” besluit tot stand brengt.
2. De rechter hoeft niet te controleren of een bestuursorgaan wel een “evenredig” besluit tot stand brengt, want het bestuursorgaan is volledig gebonden aan evenredige belangenafweging (artikel 3:4 Awb).
3. De rechter controleert niet of een besluit evenredig is, maar of het niet kennelijk onevenredig. Dit heet “marginale toetsing”: de rechter toetst niet de inhoud van het besluit, maar beoordeelt of het bestuursorgaan in redelijkheid tot zijn beslissing is gekomen, bij afweging van de desbetreffende belangen
4. De toetsing op het verbod op willekeur is door de Hoge Raad stopgezet in de Doetinchemse woonruimte zaak.

A
  1. De rechter controleert niet of een besluit evenredig is, maar of het niet kennelijk onevenredig. Dit heet “marginale toetsing”: de rechter toetst niet de inhoud van het besluit, maar beoordeelt of het bestuursorgaan in redelijkheid tot zijn beslissing is gekomen, bij afweging van de desbetreffende belangen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
25
Q

Doetinchemse woonruimte verordening (Hoge Raad, 25 februari 1949)
Casus: Er was een groot woningentekort en de burgemeester van Doetinchem had een woning gevorderd die werd bewoond door een geestelijk zeer labiel echtpaar. Dit om het woningentekort te verlichten. De president van de rechtbank had overwogen dat onder deze omstandigheden het belang om de gevorderde woonruimte zo economisch mogelijk te benutten niet in evenredigheid stond tot het belang van het echtpaar om zelfstandig in een woning te wonen en hierdoor mee konden draaien in de maatschappij in plaats dat zij werden opgenomen. Het hof (die het vonnis had bekrachtigd) en de president hadden dus ‘vol’ getoetst aan het evenredigheidsbeginsel.
Wat was de rechtsregel van deze zaak?
1. Bij een marginale toetsing mag er getoetst worden aan het evenredigheidsbeginsel. De toetsende rechter moet de discretionaire ruimte van het bestuur in beginsel respecteren.
2. Een besluit moet steunen op een evenwichtige belangenafweging.
3. Ondanks dat een bestuursorgaan een beslissing met de ‘beste bedoelingen’ kan maken, dit kan ook in strijd zijn met het verbod van détournement de pouvoir, want dit doel wordt niet beschreven in de desbetreffende voorschriften.
4. Als het bestuursorgaan in zijn besluit het evenredigheidsbeginsel niet heeft gerespecteerd, is er sprake van een “daad van willekeur”.

A
  1. Bij een marginale toetsing mag er getoetst worden aan het evenredigheidsbeginsel. De toetsende rechter moet de discretionaire ruimte van het bestuur in beginsel respecteren.
    ==>
  2. Dit is de het evenwichtigheidsbeginsel; niet de rechtsregel.
  3. klopt wel maar is niet de rechtsregel.
  4. is niet relevant
26
Q

Als de belangenafweging die aan een besluit ten grondslag ligt wordt genormeerd door beleidsregels, toetst de rechter…:
1. … het besluit in beginsel niet.
2. … of het bestuur de beleidsregel na afweging van de betrokken belangen in redelijkheid heeft kunnen formuleren; en zo ja, of het besluit, zoals dat is genomen, in het aanvaardbaar geoordeelde beleid past.
3. … of de beleidsregel aan het verbod van willekeur voldoet.
4. … het besluit aan de eisen van titel 4.3. Awb (Beleidsregels).

A
  1. … of het bestuur de beleidsregel na afweging van de betrokken belangen in redelijkheid heeft kunnen formuleren; en zo ja, of het besluit, zoals dat is genomen, in het aanvaardbaar geoordeelde beleid past.
    ==> 3 klopt maar is onvolledig. 3 is gelijk aan het 1e deel van 2.
27
Q

Welke stelling is onjuist?
1. Het toetsen op het verbod op willekeur houdt in dat men toetst of een besluit na afweging van de betrokken belangen in redelijkheid had kunnen worden genomen.
2. De rechtsgrondslag voor de schadevergoeding (nadeelcompensatie) is meestal gelegen in het beginsel van égalité devant les charges publiques (gelijkheid van publieke lasten), of in een wettelijke schadevergoedingsplicht.
3. Volgens het arrest Paul Krügerbrug (ABRvS, 12 januari 1982), Als een vergunning een zaak betreft met beleidsruimte, en de vergunning kan alleen met nadeelcompensatie verleend worden, heeft diegene die schade lijdt recht om vóór het verlenen van een vergunning te weten welk bedrag aan schadecompensatie (nadeelcompensatie) zou worden aangeboden.
4. De bevoegdheid van een bestuursorgaan bedoeld als in art. 3:4 lid 2 Awb is geen discretionaire bevoegdheid, en daarom kan een rechter intensief toetsen.

A
  1. De bevoegdheid van een bestuursorgaan bedoeld als in art. 3:4 lid 2 Awb is geen discretionaire bevoegdheid, en daarom kan een rechter intensief toetsen.
    ==> Bij de discretionaire bevoegdheid van een bestuursorgaan bedoeld als in art. 3:4 lid 2 Awb, kan een rechter slechts marginaal toetsen. Het is de verantwoordelijkheid van het bestuursorgaan om de belangen af te wegen en tot het al dan niet uitoefenen van de betreffende discretionaire bevoegdheid te komen.
    Dit is de rechtstegel van: Maxis & Praxis (ABRvS, 9 mei 1996)
28
Q

Welke stelling is onjuist?
1. Het motiveringsbeginsel heeft een formeel deel en een materieel deel.
2. Het zorguldigheidsbeginsel heeft een formeel deel en een materieel deel.
3. Motivering van bestraffende bestuurssancties moeten inzicht geven in de gedachtegang die aan het besluit ten grondslag ligt.
4. De motivering van een besluit beschrijft de waardering van belangen, maar niet de wijze van feitenvaststelling.

A
  1. De motivering van een besluit beschrijft de waardering van belangen, maar niet de wijze van feitenvaststelling.
    ==> Wel beide onderwerpen.
    * Een bestuursorgaan moet in een besluit verantwoording afleggen voor:
    o de wijze van feitenvaststelling; en
    o de waardering van belangen.
29
Q

Welke stelling is correct?
1. De toetsing aan het gelijkheidsbeginsel vindt vaak plaats via het motiveringsbeginsel: is gelijkheid voldoende meegenomen in de motivering?
2. Ongelijke behandeling van gelijke gevallen is op basis van het gelijkheidsbeginsel nooit toegestaan.
3. Als twee gemeentes tegenstrijdige besluiten nemen over vergelijkbare gevallen van bewoners van de twee gemeentes, kunnen de benadeelde bewoners op basis van het gelijkheidsbeginsel bezwaar en beroep aantekenen.
4. Als het gelijkheidsbeginsel met een wet botst, kan het gelijkheidsbeginsel een grond bieden voor een met de wet strijdige beslissing (contra legem).

A
  1. De toetsing aan het gelijkheidsbeginsel vindt vaak plaats via het motiveringsbeginsel: is gelijkheid voldoende meegenomen in de motivering?
    ==>
    2 is onjuist:
    * Objectieve rechtvaardiging: Ongelijke behandeling van gelijke gevallen is toch gerechtvaardigd. Er is een zwaarwegende en goede reden om onderscheid toe te staan.
    ==>
    3 is onjuist: * Een beroep op het gelijkheidsbeginsel kan niet slagen als is in een vergelijkbaar geval door een Ander orgaan is beslist. Ook al gaat het om vergelijkbare situaties en soortgelijke bevoegdheden. Dus er kunnen bijv. verschillen zijn tussen gemeente A en gemeente B.
    ==> 4 is onjuist. * Het gelijkheidsbeginsel kan in de regel geen grond bieden voor een met de wet strijdige beslissing (Contra legem)
30
Q

De criteria voor het mogen toepassen van het vertrouwensbeginsel zijn:
1. Er moet gerechtvaardigd vertrouwen zijn, en het belang van derden (of het algemene belang) mag zich niet verzetten tegen de honorering van het vertrouwen.
2. Er moet sprake zijn van een onvoorwaardelijke, concrete toezegging van een, bevoegd bestuursorgaan.
3. Er moet sprake zijn van een toezegging door een bevoegd bestuursorgaan; en het gerechtvaardigd verwekt vertrouwen moet op basis van belangenafweging gehonoreerd worden.
4. 1+2
5. 1+3

A
  1. 1+3
    Antwoord 3 geeft de criteria van de ABRvS aan voor de concepten in antwoord 1.
    ==>
  2. is een deel (subset) van de oude regel: Er moet sprake zijn van een onvoorwaardelijke, concrete en ondubbelzinnige toezegging van een, tot het nemen van een besluit waarop toezegging ziet, bevoegd bestuursorgaan.
31
Q

Een beroep op het… (vul in) moet, op basis van rechtspraak van de ABRvS, voldoen aan de eis van …, hetgeen inhoudt dat er sprake is van een…, en dat de…. is gedaan door een bevoegd bestuursorgaan, en aan de eis dat het gerechtvaardigd verwekte… gehonoreerd moet worden, op basis van een afweging van de belangen van de… vs. de belangen van 3e partijen en van het algemeen belang.
Kies het juiste antwoord:
1. vertrouwensbeginsel… gerechtvaardigd vertrouwen… objectieve rechtvaardiging… objectieve rechtvaardiging…. vertrouwen… overheid
2. vertrouwensbeginsel… gerechtvaardigd vertrouwen… toezegging… toezegging… vertrouwen… fidens
3. motiveringsbeginsel… zorvuldigheid… feitenvaststelling… wettelijke advisering… vertrouwen… overheid
4. gelijkheidsbeginsel… het discriminatieverbod… objectieve rechtvaardiging… beschikking… objectivering… aanvrager

A
  1. vertrouwensbeginsel… gerechtvaardigd vertrouwen… toezegging… toezegging… vertrouwen… fidens
32
Q

De dispositievereiste houdt in dat…: (kies het juiste antwoord):
1. Een beroep op het gelijkheidsbeginsel kan niet slagen als is in een vergelijkbaar geval door een ander orgaan is beslist. Ook al gaat het om vergelijkbare situaties en soortgelijke bevoegdheden. Dus er kunnen bijv. verschillen zijn tussen gemeente A en gemeente B.
2. Om beroep te kunnen doen op het vertrouwensbeginsel moet er gerechtvaardigd vertrouwen zijn, en moet het belang van derden (of het algemene belang) zich niet verzetten tegen de honorering van het vertrouwen
3. Een beroep op gerechtvaardigd vertrouwen wordt soms pas gehonoreerd als de fidens (dit is de persoon die vertrouwde op het handelen van het bestuur) heeft voortgebouwd op dit vertrouwen, waardoor hij bij het niet-honoreren hiervan in een nadelige positie komt te verkeren.
4. Het perspectief van de burger moet voorop staan. Het moet bij het vertrouwensbeginsel gaan over de vraag hoe een burger een uitlating van het bestuur heeft opgevat en minder om wat het bestuursorgaan (of diens medewerker) ermee bedoelde.

A
  1. Een beroep op gerechtvaardigd vertrouwen wordt soms pas gehonoreerd als de fidens (dit is de persoon die vertrouwde op het handelen van het bestuur) heeft voortgebouwd op dit vertrouwen, waardoor hij bij het niet-honoreren hiervan in een nadelige positie komt te verkeren.
    ==>
    1 & 2 & 4 klopt wel maar is iets anders dan de dispositievereiste.
33
Q

College van B&W hebben schriftelijk aan het bestuur van een theaterstichting meegedeeld dat de stichting voor het komende seizoen een exploitatiesubsidie tegemoet kan zien. Indien de stichting op basis van de concrete inhoud van deze brief al artiesten contracteert en de subsidie vervolgen niet ‘afkomt’ is er duidelijk sprake van nadeel aan de zijde van de stichting.
Dit is een voorbeeld van:
1. De Exploitatieeis
2. De dispositievereiste
3. Het gelijkheidsbeginsel
4. Onbevoegd opgewekt vertouwen

A
  1. De dispositievereiste (bij het vertouwensbeginsel)
    ==>
  2. bestaat niet
34
Q

Het arrest De Vrienzenveense vroedvrouw (CRvB, 18 februari 1975) is een voorbeeld van:
1. De dispositievereiste: Er zijn omstandigheden denkbaar die het aanvaardbaar maken dat een bestuursorgaan, zelfs indien een beslissing in strijd met de wet genomen is, aan deze beslissing is gebonden.
2. Gelijke gevallen moeten gelijk behandeld worden, maar soms is objectieve rechtvaardiging (ongelijke behandeling) toegestaan.Bij de discretionaire bevoegdheid van een bestuursorgaan bedoeld als in art. 3:4 lid 2 Awb, kan een rechter slechts marginaal toetsen.
3. Het is de verantwoordelijkheid van het bestuursorgaan om de belangen af te wegen en tot het al dan niet uitoefenen van de betreffende discretionaire bevoegdheid te komen.
4. Bij een marginale toetsing mag er getoetst worden aan het evenredigheidsbeginsel. De toetsende rechter moet de discretionaire ruimte van het bestuur in beginsel respecteren.

A
  1. De dispositievereiste: Er zijn omstandigheden denkbaar die het aanvaardbaar maken dat een bestuursorgaan, zelfs indien een beslissing in strijd met de wet genomen is, aan deze beslissing is gebonden.
35
Q

Criteria bij het bepalen wat is gerechtvaardigd vertrouwen zijn… (kies het onjuiste antwoord):
1. De wijze waarop en de omstandigheden waaronder vertrouwen is gewekt (bijv. schriftelijk vs. mondeling; door de burgemeester of door een telefoniste)
2. De kennis van de fidens (bijv. een advocaat hoort de regels beter te kennen dan een gewone burger)
3. De expertise van de fidens: van een deskundige wordt verwacht dat hij niet onvoorzichtig is.
4. De rechtspersoon van de fidens: van een organisatie wordt verwacht dat zij meer kennis heeft dan een natuurlijke persoon.

A
  1. De rechtspersoon van de fidens: van een organisatie wordt verwacht dat zij meer kennis heeft dan een natuurlijke persoon.
36
Q

Welke stelling is onjuist?
1. De burger kan wel beroep doen op het vertrouwensbeginsel indien het vertrouwen is gewekt door een persoon van wie de betrokkene op goede gronden mocht veronderstellen dat deze de opvatting van het bevoegde orgaan vertolkte (dit heet “uiterlijke schijn van bevoegdheid”).
2. De expertise van de fidens (persoon die vertrouwde op het handelen van het bestuur) speelt een rol of er met succes een beroep kan worden gedaan op het vertrouwensbeginsel. Van een deskundige mag men meer verwachten dan van een burger.
3. Een beroep op het vertrouwensbeginsel mag er niet toe leiden dat het bevoegde bestuursorgaan een besluit in strijd met de wet tot stand brengt.
4. De belastingkamer van de Hoge Raad overwoog dat strikte toepassing van de wet onder omstandigheden in die mate in strijd kan komen met één of meer beginselen van behoorlijk bestuur, dat die toepassing achterwege dient te blijven (abbb boven wetmatigheid, onder omstandigheden).

A
  1. Een beroep op het vertrouwensbeginsel mag er niet toe leiden dat het bevoegde bestuursorgaan een besluit in strijd met de wet tot stand brengt.
    ==>
    Wel juist:
  2. Een beroep op het vertrouwensbeginsel kan ertoe leiden dat het bevoegde bestuursorgaan een besluit in strijd met de wet tot stand moet brengen; dit is echter niet toegestaan wanneer belangen van derden een rol spelen.
37
Q

Eerdere besluitvorming mag achteraf niet worden teruggedraaid of worden aangepast en de huidige wet moet worden toegepast.
Dit is een beschrijving van…
1. het formele rechtszekerheidsbeginsel
2. het materieel rechtszekerheidsbeginsel
3. het vertrouwensbeginsel
4. de eis van wetmatigheid

A
  1. het materieel rechtszekerheidsbeginsel
38
Q

Het onderscheid tussen … en …
is: de eerste van ze speelt vooral een rol voordat een besluit tot stand komt; en de tweede beschermt de rechtspositie van een belanghebbende nadat een besluit tot stand is gekomen.

  1. het formeel rechtszekerheidsbeginsel… het materiële rechtszekerheidsbeginsel
  2. het vertrouwensbeginsel… het materiële rechtszekerheidsbeginsel
  3. het materiële rechtszekerheidsbeginsel … het vertrouwensbeginsel
  4. het materiële zorgvuldigheidsbeginsel … het evenredigheidsbeginsel
A
  1. het vertrouwensbeginsel… het materiële rechtszekerheidsbeginsel
39
Q

Het arrest Restauratie van de Grote of St. Bavokerk te Haarlem (ABRvS, 23 oktober 1979) laat zien dat…
1. het vertrouwensbeginsel en het rechtszekerheidsbeginsel liggen in elkaars verlengde liggen.
2. het materiële zorgvuldigheidsbeginsel en het evenredigheidsbeginsel liggen in elkaars verlengde liggen.
3. het verbod op willekeur en het evenredigheidsbeginsel liggen in elkaars verlengde liggen.
4. Geen van deze antwoorden.

A
  1. het vertrouwensbeginsel en het rechtszekerheidsbeginsel liggen in elkaars verlengde liggen.
40
Q

Jan ontvangt op maandag een vergunning voor de bouw van een dakkapel. Vol vreugde, begint hij dinsdag met de bouwwerkzaamheden. Na 26 dagen wordt de vergunning ingetrokken, nav. een succesvol bezwaar van een belanghebbende. Jan z’n dakkapel is inmiddels wel gebouwd. De gemeente eist nu dat Jan zijn dakkapel afbreekt, en de nieuwe constructie ongedaan maakt. Wat kan Jan nu doen?
1. Jan mag op basis van het vertrouwensbeginsel zijn dakkapel behouden.
2. Jan mag op basis van het rechtszekerheidsbeginsel zijn dakkapel behouden.
3. Jan mag op basis van zowel het rechtszekerheidsbeginsel als ook het vertrouwensbeginsel zijn dakkapel behouden.
4. Jan kan geen beroep maken op abbb omdat hij de werkzaamheden verrichtte voordat het besluit in rechte onaantastbaar werd.

A
  1. Jan kan geen beroep maken op abbb omdat hij de werkzaamheden verrichtte voordat het besluit in rechte onaantastbaar werd.
    ==>
    onaantastbaar = na verlopen bezwaar- en beroeptermijn.
    Vergunningen zijn rechtmatig na onaantastbaarheid; daarvoor geldt eigen risico
    * Eigen risico bij besluiten: Bij het rechtszekerheidsbeginsel en vertrouwensbeginsel mag men er niet van uitgaan dat een genomen besluit zonder meer rechtmatig is. Pas als het besluit in rechte onaantastbaar is mag de burger ervan uitgaan dat het besluit rechtens juist is.
    * In 1994 sprak de Hoge Raad uit dat de houder die begint met bouwen voordat de vergunning rechtens onaantastbaar is geworden, dat in beginsel doet voor eigen risico.
41
Q

Casus: Het college van B&W trok met terugwerkende kracht de verblijfsvergunning asiel in en daarmee ook de toegekende bijstandsuitkering die de vreemdeling in de periode waarin hij beschikte over een verblijfsvergunning was toegekend. De persoon in kwestie kreeg daarom een terugvordering van de bijstand met terugwerkende kracht.
Kunnen de abbb iets voor deze persoon betekenen?
1. het college heeft het recht om een verblijfsvergunning met terugwerkende kracht terug te trekken. Het afvallen van de bijstandsuitkering is een rechtmatig gevolg van deze rechtmatige terugtrekking. Abbb spelen hier geen rol.
2. De abbb spelen hier geen rol, maar het terugtrekken van een bijstandsuitkering mag niet met terugwerkende kracht gebeuren.
3. Het terugvorderen van de bijstand met terugwerkende kracht in strijd met de materiële rechtszekerheid.
4. Het terugvorderen van de bijstand met terugwerkende kracht in strijd met het vertrouwensbeginsel.

A
  1. Het terugvordering van de bijstand met terugwerkende kracht in strijd met de materiële rechtszekerheid.
42
Q

Indien een bestuursorgaan een procedure volgt die een belanghebbende langer in onzekerheid laat verkeren over zijn rechten dan noodzakelijk is, dan is het … (vul in) geschonden.
1. formele rechtszekerheidsbeginsel
2. materiële rechtszekerheidsbeginsel
3. evenredigheidsbeginsel
4. duidelijkheidsbeginsel
5. 1+4
6. 2+4
7. 3+4

A
  1. 1+4
    ==>
    formele rechtszekerheidsbeginsel = duidelijkheidsbeginsel
43
Q

Een omgevingsvergunning voor een milieuhygiënisch bedrijf wordt ingetrokken wegens gewijzigd beleid. Kan het bedrijf op basis van het rechtszekerheidsbeginsel de intrekking aanvechten?
1. Ja, op basis van het materiële rechtszekerheidsbeginsel.
2. Ja, op basis van het formele rechtszekerheidsbeginsel.
3. Nee, want deze vergunning is een duurbeschikking. Bij duurbeschikkingen ligt het voor de hand dat er een moment kan komen dat het bevoegde bestuursorgaan er in het algemeen belang toe over moet gaan een vergunning te wijzigen of zelfs in te trekken.
4. Ja, want deze vergunning is een duurbeschikking. Bij duurbeschikkingen maakt een bedrijf vaak grote investeringen, waardoor de rechtszekerheid zwaarder weegt dan bij andere vergunningen.

A
  1. Nee, want deze vergunning is een duurbeschikking. Bij duurbeschikkingen ligt het voor de hand dat er een moment kan komen dat het bevoegde bestuursorgaan er in het algemeen belang toe over moet gaan een vergunning te wijzigen of zelfs in te trekken.
44
Q

Casus: Het gaat om de privaatrechtelijke weigering van de gemeente Amsterdam (als grondeigenaar) om toestemming te geven een woonhuis als kantoor in gebruik te nemen. Deze weigering was niet gebaseerd op een publiekrechtelijk voorschrift, maar op de bestaande erfpachtverhouding tussen de gemeente Amsterdam en eigenaar van het pand.
Hoe zal een burgerlijke rechter zo’n weigering toetsen?
1. Ook de burgerlijke rechter moet rechtstreeks toetsen aan de abbb.
2. De burgerlijke rechter is onbevoegd, omdat het gaat op publiekrecht.
3. De burgerlijke rechter zal toetsen aan de abbb in het kader van de formule “in redelijkheid bij afweging van de betrokken belangen niet hebben kunnen komen tot (…)”; het gaat hierbij om het willekeurverbod.
4. De burgerlijke rechter zal een eventuele schending van de abbb meewegen bij zijn oordeel over de schending van het willekeurverbod.

A
  1. Ook de burgerlijke rechter moet rechtstreeks toetsen aan de abbb.
    ==>
    3+4. Dat was de situatie tot het IKON-arrest in 1987.
45
Q

In het Jetski-arrest (2002) oordeelde de… (vul in) dat… (vul in).
1. ABRvS… bij de discretionaire bevoegdheid van een bestuursorgaan bedoeld als in art. 3:4 lid 2 Awb, kan een rechter slechts marginaal toetsen. Het is de verantwoordelijkheid van het bestuursorgaan om de belangen af te wegen en tot het al dan niet uitoefenen van de betreffende discretionaire bevoegdheid te komen.
2. ABRvS… een vergunninghouder mag er in het algemeen op vertrouwen dat een hem verleende vergunning overeenkomstig de desbetreffende voorschriften is verleend en dat hij gerechtigd is daarvan gebruik te maken.
3. Hoge Raad… ook bij het uitoefenen van bevoegdheden uit privaatrechtelijke overeenkomsten moeten de algemene beginselen van behoorlijk bestuur in acht worden genomen.
4. ABRvS… bij het nemen van een besluit mag het bestuur de belangen van de burger meewegen alleen voor zover ze vallen binnen de belangen die de desbetreffende wet beoogt te beschermen.

A
  1. ABRvS… bij het nemen van een besluit mag het bestuur de belangen van de burger meewegen alleen voor zover ze vallen binnen de belangen die de desbetreffende wet beoogt te beschermen.
46
Q

Welke van de onderstaande algemene beginselen van behoorlijk bestuur is ongeschreven?
1. verbod op vooringenomenheid.
2. materiële rechtszekerheidsbeginsel.
3. formele zorgvuldigheidsbeginsel.
4. materiële zorgvuldigheidsbeginsel.

A
  1. materiële rechtszekerheidsbeginsel
    ==>
    De overige algemene beginselen van behoorlijk bestuur zijn gecodificeerd in artikel 2:4 Algemene wet bestuursrecht (verbod op vooringenomenheid: ontpartijdigheid bestuursorgaan), artikel 3:2 Algemene wet bestuursrecht (formele zorgvuldigheidsbeginsel: zorgvuldige voorbereiding) en artikel 3:4, eerste lid Algemene wet bestuursrecht (materiële zorgvuldigheidsbeginsel: evenredigheidsbeginsel).
47
Q

Welke van de onderstaande beginselen is geen materieel algemeen beginsel van behoorlijk bestuur?
1. het vertrouwensbeginsel.
2. het formele zorgvuldigheidsbeginsel.
3. het verbod op willekeur.
4. het materiële zorgvuldigheidsbeginsel.

A
  1. het formele zorgvuldigheidsbeginsel.
    ==>
    Het formele zorgvuldigheidsbeginsel (artikel 3:2 Algemene wet bestuursrecht) bevat de verplichting om alvorens een besluit te nemen alle relevante feiten en omstandigheden te vergaren. De overige beginselen hebben betrekking op de inhoud van een besluit. Artikel 3:3 Algemene wet bestuursrecht verbod van détournement de pouvoir: het materiële verbod op willekeur. Artikel 3:2 Algemene wet bestuursrecht(formele zorgvuldigheidsbeginsel: zorgvuldige voorbereiding) en artikel 3:4, eerste lid Algemene wet bestuursrecht (materiële zorgvuldigheidsbeginsel: evenredigheidsbeginsel).
    Zie in dat verband R.J.N. Schlössels et al., Kern van het bestuursrecht, par. 5.2, pp. 203-205.
48
Q

Welke van de onderstaande stellingen over de gevolgen van de schending van een formeel algemeen beginsel van behoorlijk bestuur is juist?
De schending van een formeel algemeen beginsel van behoorlijk bestuur
1. leidt per definitie tot een ander inhoudelijk besluit.
2. heeft alleen betrekking op de vorm van een besluit.
3. heeft alleen betrekking op de voorbereiding van een besluit.
4. biedt de mogelijkheid om een besluit te repareren.

A
  1. biedt de mogelijkheid om een besluit te repareren.
    ==>
    De schending van een formeel algemeen beginsel van behoorlijk bestuur betekent dat het bestuursorgaan de besluitvorming over moet doen. In dat kader is het mogelijk om eventuele gebreken te repareren. Een formeel algemeen beginsel van behoorlijk bestuur heeft zowel betrekking op de vorm alsmede de voorbereiding van een besluit. Om die reden zijn het tweede en derde alternatief fout. Zoals gezegd heeft de schending van een formeel algemeen beginsel van behoorlijk bestuur een verlengde besluitvorming tot gevolg. Dat kan leiden tot een ander inhoudelijk besluit maar dat hoeft niet.
    Zie in algemene zin over dit onderwerp: R.J.N. Schlössels e.a., Kern van het bestuursrecht, par. 5.1, p. 203.
49
Q

Evert de Raet realiseert, zonder de benodigde omgevingsvergunning om te bouwen, een dakopbouw op zijn huis. De buren klikken bij de gemeente, die daarop een ‘handhavingstraject’ opstart. Evert ontvangt na enige tijd een brief waarin staat dat hij twee maanden de tijd krijgt om de dakopbouw te (laten) verwijderen. Als de dakopbouw dan nog niet is verwijderd verbeurt het bevoegd gezag – het college van burgemeester en wethouders – een dwangsom. Evert gaat tegen de oplegging van last onder dwangsom in bezwaar. In dat kader betoogt hij onder meer dat het niet eerlijk is. Elders in de buurt bevinden zich andere illegaal opgerichte dakopbouwen waartegen het college niet handhavend optreedt.
Op welk algemeen beginsel van behoorlijk bestuur doet Evert een beroep?
1. het formele zorgvuldigheidsbeginsel
2. het fair play-beginsel
3. het gelijkheidsbeginsel
4. het materiële zorgvuldigheidsbeginsel

A
  1. het gelijkheidsbeginsel
    ==> Evert betoogt dat juridisch gelijke gevallen niet gelijk worden behandeld. Het beroep heeft geen betrekking op de wijze van voorbereiding van het besluit, respectievelijk de inhoudelijke motivering van het besluit. formele zorgvuldigheidsbeginsel (artikel 3:2 Awb), het fair play-beginsel (artikel 2:4 Awb) en het materiële zorgvuldigheidsbeginsel: evenredigheidsbeginsel (artikel 3:4, eerste lid Awb) niet correct.
    Zie hierover R.J.N. Schlössels e.a., Kern van het bestuursrecht, par. 5.2 e.v, pp. 204, 207, 217, 220.
50
Q

Welke van de onderstaande stellingen over intrekking van een beschikking is niet juist?
1. De intrekking van een gebonden beschikking is in beginsel mogelijk indien de wet dat bepaalt.
2. De intrekking van een vrije beschikking is alleen mogelijk indien de wet dat bepaalt.
3. De intrekking van een gebonden beschikking is mogelijk zonder een expliciete grondslag in de wet.
4. De intrekking van een vrije beschikking is mogelijk zonder een expliciete grondslag in de wet.

A
  1. De intrekking van een vrije beschikking is alleen mogelijk indien de wet dat bepaalt.
    ==>Het correcte antwoord is ‘de intrekking van een vrije beschikking is alleen mogelijk indien de wet dat bepaalt.’ De reden hiervoor is dat sprake is van een vrije (discretionaire) bevoegdheid. Wel moet bij de intrekking van de beschikking zo veel mogelijk worden aangesloten bij de procedure voor het verlenen van de beschikking. Voor de intrekking van een gebonden beschikking is in de regel wel een expliciete wettelijke grondslag benodigd maar het is niet uitgesloten dat een gebonden beschikking zonder een expliciete wettelijke grondslag wordt ingetrokken.
    Zie R.J.N. Schlössels, e.a., Kern van het bestuursrecht, par. 5.4, p. 240.
51
Q

Casus: Uitspraak Jetski’s.
Het beroep van de omwonenden om de Regeling snelle motorboren 1995 in te zetten om geluidsoverlast te voorkomen wordt afgewezen op basis van…
1. het specialiteitsbeginsel
2. het materieel motiveringsbeginsel
3. het verbod van détournement de pouvoir
4. geen van deze antwoorden

A
  1. het specialiteitsbeginsel
52
Q

Wat is het verschil tussen het specialiteitsbeginsel en détournement de pouvoir?
1. Het specialiteitsbeginsel is een ongeschreven abbb, terwijl het verbod op détournement de pouvoir een wettelijke bepaling is.
2. Bij specialiteitsbeginsel toests de rechter marginaal, en bij détournement de pouvoir toetst de rechter intensief.
3. In tegenstelling tot bij het specialiteitsbeginsel moet bij détournement de pouvoir sprake zijn van opzet.
4. Het specialiteitsbeginsel is een formeel abbb, en het verbod op détournement de pouvoir is een materieel abbb.

A
  1. In tegenstelling tot bij het specialiteitsbeginsel moet bij détournement de pouvoir sprake zijn van opzet.
53
Q

Het … is nauw verwant aan het… . Dat laatste speelt vooral een rol voordat een besluit tot stand komt. Het … beschermt de rechtspositie van een belanghebbende nadat een besluit tot stand is gekomen. In de praktijk is het niet altijd gemakkelijk om deze twee uit elkaar te houden.
1. formele rechtszekerheidsbeginsel… vertrouwensbeginsel… formele rechtszekerheidsbeginsel
2. evenredigheidsbeginsel… materiële rechtszekerheidsbeginsel… evenredigheidsbeginsel
3. vertrouwensbeginsel… materiële rechtszekerheidsbeginsel… vertrouwensbeginsel
4. materiële rechtszekerheidsbeginsel… vertrouwensbeginsel… materiële rechtszekerheidsbeginsel

A
  1. materiële rechtszekerheidsbeginsel… vertrouwensbeginsel… materiële rechtszekerheidsbeginsel
54
Q

Pieter de Waard verkoopt al twintig jaar gedurende de zomermaanden ijs in het Randenbroekerpark in Amersfoort. In toenemende mate wordt door buurtbewoners en andere bezoekers van het park geklaagd over de toenemende hoeveelheid zwerfafval in dit stadspark. Om die reden besluit het college van burgemeester en wethouders van Amersfoort om het aantal ijs- en snackverkopers in en aan de rand van het park te beperken en/of aan de verleende vergunningen strengere eisen te stellen. Pieter krijgt van het college van burgemeester en wethouders te horen dat hij in verband met het gewijzigde beleid niet meer in aanmerking komt voor een ventvergunning. Pieter is woedend over deze beslissing en overweegt juridische stappen te ondernemen.
Naar de mening van Pieter is het college van burgemeester en wethouders voor wat betreft het besluit om zijn ventvergunning in te trekken uitgegaan van de verkeerde feiten. Hij verkoopt alleen maar softijs in eetbare hoorntjes en zo beschouwd bestaat er geen bezwaar voor zwerfvuil.
Op welk a.b.b.b. beroept Pieter zich wanneer hij deze argumenten naar voren brengt?
1. materiële zorgvuldigheidsbeginsel
2. formele zorgvuldigheidsbeginsel
3. beginsel van fair play
4. formeel rechtszekerheidsbeginsel

A
  1. formele zorgvuldigheidsbeginsel
    ==>
    Pieter stelt dat het college van burgemeester en wethouders van Amersfoort alvorens het bestreden besluit te nemen niet alle relevante feiten en gegevens heeft vergaard. Hij doet een beroep op het formele zorgvuldigheidsbeginsel.
    Zie artikel 3.2 Awb en R.J.N. Schlössels e.a., Kern van het bestuursrecht, par. 5.2.2, p. 207.
55
Q

Pieter de Waard verkoopt al twintig jaar gedurende de zomermaanden ijs in het Randenbroekerpark in Amersfoort. In toenemende mate wordt door buurtbewoners en andere bezoekers van het park geklaagd over de toenemende hoeveelheid zwerfafval in dit stadspark. Om die reden besluit het college van burgemeester en wethouders van Amersfoort om het aantal ijs- en snackverkopers in en aan de rand van het park te beperken en/of aan de verleende vergunningen strengere eisen te stellen. Pieter krijgt van het college van burgemeester en wethouders te horen dat hij in verband met het gewijzigde beleid niet meer in aanmerking komt voor een ventvergunning. Pieter is woedend over deze beslissing en overweegt juridische stappen te ondernemen.
In het besluit waarin de intrekking van zijn ventvergunning wordt aangekondigd verwijst het college van burgemeester en wethouders expliciet naar de gemeentelijke ventverordening. Volgens Pieter handelt het college in strijd met het recht. In de ventverordening wordt met geen woord gerept over de bestrijding van zwerfvuil.
Op welk a.b.b.b. doet Pieter een beroep?
1. materiële zorgvuldigheidsbeginsel
2. formele zorgvuldigheidsbeginsel
3. specialiteitsbeginsel
4. formeel motiveringsbeginsel

A
  1. specialiteitsbeginsel
    ==>
    Pieter doet een beroep op het specialiteitsbeginsel. Dit beginsel houdt in dat een bestuursbevoegdheid slechts mag worden uitgeoefend binnen het doelgebonden karakter van de wet die de bevoegdheid verleent. In casu wordt de gemeentelijke verordening gebruikt voor een ander doel dan waarvoor de gemeentelijke verordening is bedoeld.
    Zie R.J.N. Schlössels e.a., Kern van het bestuursrecht, par. 2.5, pp. 93-94.
56
Q

Pieter de Waard verkoopt al twintig jaar gedurende de zomermaanden ijs in het Randenbroekerpark in Amersfoort. In toenemende mate wordt door buurtbewoners en andere bezoekers van het park geklaagd over de toenemende hoeveelheid zwerfafval in dit stadspark. Om die reden besluit het college van burgemeester en wethouders van Amersfoort om het aantal ijs- en snackverkopers in en aan de rand van het park te beperken en/of aan de verleende vergunningen strengere eisen te stellen. Pieter krijgt van het college van burgemeester en wethouders te horen dat hij in verband met het gewijzigde beleid niet meer in aanmerking komt voor een ventvergunning. Pieter is woedend over deze beslissing en overweegt juridische stappen te ondernemen.
Pieter stelt dat het besluit niet deugt, omdat andere ijs- en snackverkopers in het Randenbroekerpark wel hun ventvergunning houden.
Welke stelling is juist, mbt deze casus?
1. Pieter doet een beroep op het materieel rechtszekerheidsbeginsel. Een bestuursorgaan is verplicht zich aan de eigen regels te houden; Eerdere besluitvorming mag achteraf niet worden teruggedraaid of worden aangepast.
2. Pieter doet een beroep op het gelijkheidsbeginsel. Een dergelijk beroep heeft alleen kans als er sprake is van juridisch gelijke gevallen; dus indien de juridische positie van andere ijs- of snackverkopers gelijk is.
3. Pieter doet een beroep op het beginsel van fair play. Bestuursorganen moeten zich objectief opstellen.
4. Geen van deze stellingen is juist.

A
  1. Pieter doet een beroep op het gelijkheidsbeginsel. Een dergelijk beroep heeft alleen kans als er sprake is van juridisch gelijke gevallen; dus indien de juridische positie van andere ijs- of snackverkopers gelijk is.
57
Q

Casus stadspark Amersfoort

Pieter verkoopt al 20 jaar gedurende de zomermaanden ijs in het stadspark van de gemeente Amersfoort. Vanwege het toenemende zwerfafval in het stadspark besluit het college van burgemeester en wethouders het bestaande vergunningenbeleid te wijzigen. Zij delen Pieter mee dat hij in verband met het gewijzigde beleid niet meer in aanmerking komt voor een nieuwe ventvergunning zodra de huidige ventvergunning is verlopen.
Pieter is woedend. Volgens hem is het nieuwe beleid in strijd met een belangrijk a.b.b.b.

Op welk a.b.b.b. doelt Pieter?

  1. Vertrouwensbeginsel
  2. Gelijkheidsbeginsel
  3. Rechtszekerheidsbeginsel
  4. Evenredigheidsbeginsel
A
  1. Rechtszekerheidsbeginsel
    ==>
    Het juiste antwoord: C
    Niet vertrouwensbeginsel: dat gaat erover dat je informeert bij het bestuursorgaan, en je vertrouwt op wat ze zeggen.
    Niet gelijkheidsbeginsel: Klassiek aan dit beginsel is dat je iets hebt gevaagd en niet gekregen, terwijl anderen die hetzelfde doen het wel krijgen.
    Niet evenredigheidsbeginsel: Dat zou in theorie kunnen maar dan zou je zeggen dat het middel (het beperken van het aantal vergunningen) een te zwaar middel is. Maar dat wordt in de casus niet genoemd.
    Er is een formeel variant en een materieel variant van het rechtszekerheidsbeginsel.
58
Q

Casus stadspark Amersfoort

Pieter verkoopt al 20 jaar gedurende de zomermaanden ijs in het stadspark van de gemeente Amersfoort. Vanwege het toenemende zwerfafval in het stadspark besluit het college van burgemeester en wethouders het bestaande vergunningenbeleid te wijzigen. Zij delen Pieter mee dat hij in verband met het gewijzigde beleid niet meer in aanmerking komt voor een nieuwe ventvergunning zodra de huidige ventvergunning is verlopen.
Pieter is woedend. Volgens hem is het nieuwe beleid in strijd met een belangrijk a.b.b.b.: het rechtszekerheidsbeginsel.
Met welke a.b.b.b. is het rechtszekerheidsbeginsel nauw verwant?
1. Vertrouwensbeginsel
2. Gelijkheidsbeginsel
3. Rechtszekerheidsbeginsel
4. Evenredigheidsbeginsel

A
  1. Vertrouwensbeginsel
    ==> Juist antwoord: A

Het Rechtszekerheidsbeginsel en het vertrouwensbeginsel zijn wel verschillend maar verwant want het gaat om jouw rechtspositie.
Het vertrouwensbeginsel: dat gaat erover dat je informeert bij het bestuursorgaan, en je vertrouwt op wat ze zeggen. Vaak gaat het om een beschikking. Je vraagt om info, je meent dat je de beschikking gaat krijgen, maar je krijgt het toch niet.

59
Q

Casus stadspark Amersfoort

Pieter verkoopt al 20 jaar gedurende de zomermaanden ijs in het stadspark van de gemeente Amersfoort. Vanwege het toenemende zwerfafval in het stadspark besluit het college van burgemeester en wethouders het bestaande vergunningenbeleid te wijzigen. Zij delen Pieter mee dat hij in verband met het gewijzigde beleid niet meer in aanmerking komt voor een nieuwe ventvergunning zodra de huidige ventvergunning is verlopen.
Pieter is woedend. Volgens hem is het nieuwe beleid in strijd met een belangrijk a.b.b.b.: het rechtszekerheidsbeginsel.
Pieter is daarnaast van mening dat het college van burgemeester en wethouders is uitgaan van de verkeerde feiten. Hij verkoopt alleen maar softijs in eetbare hoorntjes. Er bestaat derhalve geen gevaar voor zwerfvuil.
Op welk a.b.b.b. kan hij nu een beroep doen?
1. Het verbod van willekeur
2. Formele zorgvuldigheidsbeginsel
3. Beginsel van Fair Play
4. Materiële zorgvuldigheidsbeginsel

A
  1. Formele zorgvuldigheidsbeginsel
    ==>
    Juist antwoord: B
    Het gaat om de voorbereiding van het besluit. Dit is het formele zorgvuldigheidsbeginsel
    Niet verbod op willekeur, want dan kijk je op de inhoud van het besluit, en kun je het niet volgen.
    Niet fair play want het gaat niet om onpartijdigheid van de overheid.
    Niet materiële zorgvuldigheid: want dat gaat op de manier waarop de belangen zijn afgewogen.
60
Q

Casus stadspark Amersfoort

Pieter verkoopt al 20 jaar gedurende de zomermaanden ijs in het stadspark van de gemeente Amersfoort. Vanwege het toenemende zwerfafval in het stadspark besluit het college van burgemeester en wethouders het bestaande vergunningenbeleid te wijzigen. Zij delen Pieter mee dat hij in verband met het gewijzigde beleid niet meer in aanmerking komt voor een nieuwe ventvergunning zodra de huidige ventvergunning is verlopen.
Naar de mening van Pieter is de gemeentelijke ventverordening niet bedoeld voor het tegengaan van zwerfvuil.
Op welk a.b.b.b. doet hij een beroep?
1. Rechtszekerheidsbeginsel
2. Legaliteitsbeginsel
3. Detournément de pouvior
4. Specialiteitbeginsel

A
  1. Specialiteitbeginsel
    ==>
    We weten niet waarom de gemeente dit heeft gedaan, daarom kunnen we niet met zekerheid stellen of het antwoord C of D is.

Als het bestuursorgaan weet dat ze een besluit gaan nemen zonder dat het doel aansluit bij het doel van de bevoegdheid, dan is er sprake van detournement de pouvoir; ook als het met goede bedoelingen wordt gedaan. Dus er hoeft niet per se sprake te zijn van negatieve misbruik. Het is niet per se opzet in de strafrechtelijke zin ervan.

61
Q

Casus stadspark Amersfoort

Pieter verkoopt al 20 jaar gedurende de zomermaanden ijs in het stadspark van de gemeente Amersfoort. Vanwege het toenemende zwerfafval in het stadspark besluit het college van burgemeester en wethouders het bestaande vergunningenbeleid te wijzigen. Zij delen Pieter mee dat hij in verband met het gewijzigde beleid niet meer in aanmerking komt voor een nieuwe ventvergunning zodra de huidige ventvergunning is verlopen.
Pieter stelt dat de beslissing van het college van burgemeester en wethouders onrechtvaardig is omdat andere ijscomannen in hetzelfde stadspark wel in aanmerking komen voor een ventvergunning.
Op welk a.b.b.b. doet hij een beroep?
1. Het verbod van vooringenomenheid
2. Legaliteitsbeginsel
3. Detournément de pouvior
4. Gelijkheidsbeginsel

A
  1. Gelijkheidsbeginsel
    ==>
    Juist antwoord: D
    Een beroep op het gelijkheidsbeginsel heeft alleen kans van slagen als twee gevallen juridisch gelijk zijn. Daar is echter zelden sprake van. Het heeft zelden kans van slagen.
    Vooringenomenheid: er is geen bias / partijdigheid
    Legaliteit: dit heeft de maken met de juridische grondslag; dat speelt hier niet.