HS 5 actuele criminologie Flashcards

1
Q

wat is het economisch perspectief

A

Dit perspectief gaat er vanuit dat mensen bij hun keuzes een afweging maken tussen de kosten van gedrag en de baten die het gedrag kan opleveren.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Wat zijn de klassieke ideeen?

A

De belangrijkste filosofen in dit terrein waren Cesare Beccaria en Jeremy Bentham. Zij formuleerden hun ideeën niet om te verklaren waarom mensen criminaliteit plegen, maar om suggesties te geven voor een jusititesysteem op basis van rationele principes.
Beccaria stekde voorop dat alle mensen van nature eigen rechten op vrijheid hebben en dat die rechten in principe belangrijker zijn dan de rechten van de overheid. Mensen zijn alleen bereid om hun rechten aan de staat over te dragen als de staat op een verantwoorde en terughoudende wijze met zijn macht en bevoegdheden omgaat. Omdat straffen individuele vrijheden beknotten, moeten ze restrictief worden toegepast. Veel voorstellen gingen om economische gedachten zoals straffen die gerelateerd zijn aan de ernst van het misdrijf.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Waar bouwde Bethan verder op voort?

A

Bethan bouwde voort op de ideeen van Beccaria. Hij stelde dat de hoogte van de straf net hoog genoeg moet zijn om daders ervan te weehouden een delict te plegen.
De ideeën van de klassieke strafrechtfilosofen vormen nog steeds de basis van het strafrecht in veel landen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Wat is het criminologisch perspectief van rationele keuzes

A

Economische theorieën veronderstellen dat het plegen van strafbare feiten het resultaat is van een afweging door de dader van de voor -en nadelen en kosten.
Allereerst moet zich een gelegenheid voordoen om een delict te plegen. Gegeven deze mogelijkheid om crimineel gedrag te plegen, bedenkt een potentiele dader vervolgens wat de baten zijn. Vervolgens zal er een inschatting worden gemaakt van de potentiele kosten. De strafrisico wordt gezien als het product van de pakkans en strafmaat.
Deze beschrijving is echter maar de basis en de recente theorievorming maak de algemene afwegingen ingewikkelder. Mensen maken namelijk niet altijd de meest rationele keuze. Ook wordt er aandacht besteed aan het feit dat mensen vaak niet beschikken over volledige informatie. En er wordt aandacht besteed aan hoe mensen verschillen in hoe ze risico’s inschatten.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Wat is de afschrikkingstheorie?

A

De strafdreiging moet genoeg zijn om mensen te weerhouden om criminele feiten te plegen. De strafdreiging hangt af van de stafsoort, de omvang van de staf en de wijze van tenuitvoerlegging en welke penitentiaire inrichting en onder welk regime gevangenisstraf moet worden uitgezeten.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Wat is de gelegenheidstheorie?

A

Cohen & Felson hebben deze theorie geformuleerd als verkalring voor de explosieve toename van vermogensdelicten in de Verenigde Staten. Volgens hen van de groei in de hoeveelheid in omloop zijne draagbare luxegoederen medebepalend voor de groei in het aantal woninginbraken.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Wat is de gelegenheidstheorie van Marcus Felton?

A

routine activities theory) samengevat in een formule: het niveau van de criminaliteit wordt bepaald door de aanwezigheid van potentiele daders, de aanwezigheid van geschikte doelwitten en de afwezigheid van voldoende sociale bewaking.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Hoe komt het dat de moordcijfers per land zo verschillen?

A

Dit blijkt samen te hangen met het percentage jongeren binnen de bevolking en inkomensongelijkheid. Het hangt tevens ook samen met het bezit van vuurwapens. Dit is te zien aan het grote verschil tussen west-europa en de Verenigde Staten.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Wat is belangrijk bij de rationalekeuzetheorie?

A

is het van belang te realiseren dat er een wisselwerking is tussen de verschillende actoren; daders, slachtoffers en instanties.
Figuur 5.2 toont deze wisselwerking aan. Er zijn verschillende voorbeelden die deze dynamische wisselwerking aantonen. Een voorbeeld is in het toenmalige West-Duitsland na de invoering van de wettelijke verplichting om auto’s af te sluiten met een stuurslot met gevolg een daling in het aantal autodiefstallen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Wat is het sociologische perspectief?

A

Dit stelt dat mensen gedrag vertonen dat voorkomt uit biologische en psychologische kenmerken en dat mensen keuzes maken waaruit crimineel gerag voortkomt, het criminele gedrag van mensen mede wordt bepaalde door hun sociale omgeving in brede zin.
Mensen laten zich leiden door de cultuur van de samenleving en/of sociale groep waartoe ze behoren. Hierbij worden ook achterliggende mechanismes verondersteld. Zo wordt verondersteld dat voor het verklaren van crimineel gedrag het belangrijk is te onderkennen dat subculturen kunnen voorkomen uit de ongunstige maatschappelijke positie waarin bepaalde groepen verkeren. Daar bestaat er ook nog de veronderstelling dat dat hoe sterke mensen zijn geintergreerd in een samenleving of sociale groep, des te meer zij de cultuur zullen overnemen. Mensen die zich afwijkend gedragen zullen worden afgewezen en krijgen een stempel

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Wat zijn anomie en strain theorieen?

A

Kenmerken hiervoor is dat de bestaande sociale tegenstellingen in de westerse maatschappij als uitgangspunt voor de verklaring van delinquent gedrag worden genomen. De gedepriveerden vormen een geheel eigen subcultuur waarin de bestaande normen en waarden sterk afwijken van de dominante cultuur.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

WAt stelde de franse socioloog Durkheim?

A

was de grondlegger van de anomietheorie. Hij stelde dat snelle en ingrijpende sociale veranderingen grote invloed hebben op allerlei groepen in de samenleving wat kan lijden tot normloosheid en normonzekerheid op collectief niveau.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Wat is mertons instrumentele anomietheorie?

A

Meron poneert dat de westerse samenleving veel nadruk legt op materiele welvaart en sociale status. Deze leiden tot opgeschroefde consumptieve behoeften en aspiraties van mensen. Het probleem hierbij is dat mensen niet in gelijke maten beschikken over middelen om deze doelen te behalen. Anomie onstaat dan als de culturele doeleinden gaan botsen met de middelen die het individu ter beschikking heeft. De ervaring dat de doeleinden bereikt kunnen worden definieert Merton als strain.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Wat is de theorie van Agnew?

A

heeft een theorie over strain gelanceerd die algemener en uitgebreider is. Hij stelt dat veel mensen te maken hebben met strain. Volgens Agnew zal strain wel of niet lijden tot crimineel gedrag afhankelijk van diverse factoren, zoals iemands persoonlijkheid, aanpassingsvermogen en de invloed die wordt ondergaan van leeftijdsgenoten.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Wat is een latere uitwerking van mertons theorie?

A

Een latere uitwerking van Merton’s theorie is de institutional anomia theory. Volgens Messner en Rosenfield wordt in de VS het maatschappelijke leven beheerst door de werking van de markt en kunnen instituties zoals familie en school hier onvoldoende tegenwicht tegen bieden. Hierdoor zouden degenen die economisch minder succesvol zijn gemakkelijk tot criminaliteit vervallen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

WAt is cohens theorie van delinquente subcultuur?

A

Cohen zegt dat waarden van de middenklasse als succes en welvaart voor jongeren uit zwakkere milieus onbereikbaar zijn. Zij missen het vermogen om de bevrediging van behoeften uit te stellen en hebben zij minder controle over hun gevoelens van agressie. Deze jongereren krijgen dan te maken met een laag gevoel van eigenwaarde. Deze frustratie kan de jongere niet zelf oplossen en deze heeft dan een groep van gelijkgestemden nodig. Er onstaat een collectieve subcultuur met geheel eigen statuscriteria en nieuwe regels: de delinquente subcultuur. Het negatieve gedrag van de jongeren komt voor uit de behoefte zich af te zetten tegen het heersende normen- en waardenpatroon van een maatschappij waarbinnen zij weinig of geen perspectieven denken te hebben.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

Wat is cloward en Ohlins subcultuurtheorie?

A

Zij betogen dat delinquent gedrag moet worden gezien als een reactie op een gebrek aan mogelijkheden om succes in de vorm van materiele welvaart te bereiken door arbeid. Net als Cohen veronderstellen zij een ontstaan van delinquente subcultuur. Zij stellen echter ook dat het niet alleen afhankelijk is van het ontbreken van legitieme middelen, maar ook van de beschikbaarheid van illitieme middelen. Hierbij is vooral belangrijk de voortdurende interactie met anderen, de relaties in de buurt

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

Wat zijn de drie typen subculturen volgens cloward en ohlin?

A

criminele cultuur, de conflictcultuur en de afzonderingscultuur. Voor een criminele carriere zijn sociale netwerken dus van groot belang. De conflictcultuur wordt gekenmerkt door het gebruik van geweld in allerlei vormen. Dit ontstaat in buurten zonder omvangrijke volwassenencriminlaiteit die de jongeren tot voorbeeld kan dienen. Een voorbeled hiervan zijn Antiliaanse of Marokkaanse jongens die in hun directe omgeving weinig succesvolle, oudere criminelen voorkomen en dat zij daardoor gedwongen zijn hun eigen weg hierin te vinden. Die leidt toe amateuristische berovingen etc.
Mensen die zich niet in beide groepen kunnen vinden kunnen belanden in een afzonderingscultuur waarin drugs en alcohol een grote rol spelen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

Wat zijn socialecontroletheorieen?

A

Deze theorieen gaan er vanuit dat het criminele gedrag ontstaat door onvoldoende bindingen met mensen uit hun omgeving. De bekendste theorie is geformuleerd door Travor Hirschi. Hij stelt dat de mens van nature hedonistisch is en streeft naar plezier. Hij denkt daardoor dat het voor mensen niet vanzelfsprekend is dat mensen zich onthouden vna gedrag dat ongeoorloofd is. De focus moet volgens hem liggen op waarom mensen crimineel gedrag nalaten in plaats van uitvoeren.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
20
Q

Wat onderscheidt Hirschi?

A
  • Gehechtheid: heeft betrekking op de mate waarin iemand rekening houdt met de wensen en de verwachtingen. Deze gevoeligheid hangt samen met de kwaliteit van de relatie.
  • Betrokkenheid in verband met eigenbelang: de investeringen die gedaan zijn in de conventionele samenleving.
  • Gebondenheid: betrokkenheid bij activiteiten waarbij men belang heeft. Wie bvb een drukke baan heeft, heeft eenvoudigweg geen tiijd voor tijdrovende deviante activiteiten.
  • Normen en waarden
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
21
Q

Wat is de verklaring voor delinquentie?

A

het gebrek aan attachment; in het bijzonder de band met de ouders. Jongeren plegen hun delinqten niet om te voldoen aan verwachtingen maar omdat zij in het geheel geen banden hebben en daardoor geen conventionele normen hebben geïnternaliseerd.
Junger-Tas heeft de theorie getoetst. Uit haar uitkomsten blijkt steeds dat bindingen met school de belangrijkste voorspellers zijn van delinquent gedrag.
Uit een langlopende studie onder Rotterdamse jongeren bleek dat vriendennetwerken de belangrijkste verklarende factor is.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
22
Q

Wat zijn socialedesorganisatietheorieen?

A

in sommige wijken blijft de mate van criminologie hetzelfde ongeacht de veranderingen in bevolking. Shaw & McKay verrichtten baanbrekend werk in Chicago. Na hun statistische onderzoek kwamen zijn tot de conclusie dat criminaliteit in het centrum het hoogst lag en afnam naarmate je hier van afweek. Zij kwamen hierdoor met de term sociale desorganisatie. Deze term geeft aan dat in wijken met hoge criminaliteit een geringe mate van stabiliteit is en lage sociale cohesie.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
23
Q

Wat is de theorie van Wilson en Keling?

A

kwamen met een theorie broken windows theorie waarin wordt gestelt dat crimineel gedrag in wijken met een zichtbaar gebrek aan sociale controle veel voorkomt, blijkend uit hoe de omgeving eruit ziet.
De tweede variant wijst op het belang van informele sociale controle. Hoe sterker de informele sociale controle, ses te lager is het niveau van probleemgedrag bij jongeren, ondanks de eventuele achterstandssituatie. Een belangrijke factor is ook de bereidheid van bewoners om elkaar te helpen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
24
Q

Wat zijn sociale labeling theorieen?

A

Het sociale gedrag wordt sterk bepaald door de sociale rollen die men opgelegd krijgt. Door wetsovertreding krijgt de pleger het label outcast/misdadiger/crimineel en wordt bij beroofd van sommige van zijn sociale soms ook politieke privileges.
Het kan lijden tot een self-fulfilling prophecy en internalisering met de negatieve verwachtingen  secundaire deviantie.
De labeling theorie is niet onderbouwd door empirisch bewijs.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
25
Q

Wat zijn synthetische theorieen?

A

Deze combineert voorgaande theorieën.
Reintegrative shaming
Volgens Braithwaite liggen de oorzaken van een criminele carriere door sociale deprivatie en de minder sterke bindingen aan de conventionele maatschappij die daardoor ontstaan. Indien de sociale omgeving het vertoonde delinquente gerag krachtig wordt afgewezen zonder dat de persoon zich verstoten voelt, zou het ontstaan kunnen worden opgeschort. Centraal in deze theorie is dus het begrip reintegrative shaming als alternatief voor labeling.

26
Q

Wat staat centraal in de theorie van Braithwaite?

A

Zijn theorie staat in de traditie van de leertheorieen: de delinquent wordt gemaakt. Een sterk punt van deze theorie is dat deze voor de bestuderen van uiteenlopende vormen van criminaliteit relevent is. De invoering van zelfregulering en beroepscodes is dus wellicht effectiever dan een strafrechtelijke aanpak. Bij mensen die vinden dat zij een goede daad verrichten door hun criminele gedrag is reintegrative shaming een zware opgave. Voor geweldsplegingen en seksuele grensoverschrijdingen kunnen volgens deze theorie beter worden teruggedrongen door verandering in normbesef dan door strafrechtelijk optreden alleen.

27
Q

Wat is de situationeleactietheorie?

A

Per-Olof wikstrom heeft een theorie ontwikkelt die voorgaande theorieen combineert. Dergelijk gedrag onstaat als is voldaan aan twee voorwaarden. De eerste betreft de mentale intstelling. Deze moet een zwak moreel besef hebben en slecht in staat om verleidingen te weerstaan. Vervolgens moet er dan nog een omgeving zijn die delinqent gerdrag toelaat omdat de regels gebrekkig worden gehandhaafd. Hij heeft zijn theorie getoetst en deze werd bevestigd.

28
Q

WAt stelt beccaria?

A
  • Dei delitti e delle pene: schreef een boek over misdaden en straffen. Een titel die je nog heel veel tegenkomt in de
    criminologie.
  • Als we nadenken over wat een overheid wel/niet mag, moet de overheid terughoudend zijn. Burgers geven het
    machtsmonopolie aan de overheid: nemen zelf geen wraak en slaan niet terug, maar dan moet de overheid ook netjes zijn (proportioneel straffen).
29
Q

Wat stelt bentham?

A
  • Er zijn maar twee zaken bij mensen: pijn en plezier en daarop baseren mensen hun keuzes.
  • De hoogte van de straf moet mensen ervan weerhouden en delict te plegen.
  • We moeten niet een dader bestraffen, maar een misdaad bestraffen. We moeten niet kijken naar de soort dader of naar wat
    een persoon in het verleden gedaan heeft, etc. Dat was in deze tijd vrij nieuw: er waren allerlei ideeën uit de kerk dat er heel
    veel mis was met iemand die misdaad pleegde en als deze persoon dat vaker deed, dan verdiende hij ook meer straf.
  • Bentham was docent/hoogleraar aan het University College in Londen en liet zijn geld na aan dit College. Wel op deze voorwaarden: wilde (a) worden opgezet en (b) het gaat rond dat hij in zijn testament had gezet dat hij eens per jaar bij een
    vergadering wilde aanschuiven (gebeurt niet in de werkelijkheid).
30
Q

Wie is Frederik Engels?

A

samen met Karl Marx de grondlegger van het communisme. Engels zag dat de criminaliteit toenam. Hij verklaarde dit als volgt: de uitbuiting van de arbeidersklasse door de bourgeoisie neemt toe. De arbeiders werden steeds wreder, meer uitgebuit en gedemoraliseerd > ze verloren de controle over hun levens en daardoor nam hun wrok toe. Het onderliggende klassenconflict is krachtig en onvermijdelijk en criminaliteit is een duidelijk gevolg van het conflict. De oplossing voor het criminaliteitsprobleem was volgens Engels idealistische politieke verandering. De samenleving moest zowel haar economische als sociale structuren veranderen.

31
Q

Wat is ecologie?

A

Ecologie = de studie van mensen en instituties in relatie tot de omgeving/het milieu en hoe de omgeving/het milieu zelf gedrag kan beïnvloeden. We onderscheiden twee stromingen:

  • Environment & high offender rate areas: bouwt op onderzoek in Chicago in het begin van de 20e eeuw, concentreert zich op gebieden waar delinquenten wonen/verblijven.
  • Environment & high offence rate areas: meer recent, concentreert zich op gebieden waar misdaden worden gepleegd.
32
Q

Wat is environment high offender rate areas?

A

Deze stroming is gebaseerd op de Chicago School. Chicago groeide van een klein dorp (10.000 inwoners) naar een grote stad (2 miljoen inwoners) tussen 1860 en 1910. Veelal veroorzaakt door immigratie. Grondlegger heette Robert Park. Er zijn gebieden in een stad waarin de inwoners van een specifiek type zijn: etnisch of raciaal gezien, immigrantengemeenschappen en groepen met vergelijkbare inkomens of beroepen. In elke gemeenschap bestaan symbiotische relaties: de groenteboer heeft klanten nodig en de klanten hebben de groenteboer nodig. De inwoners van verschillende gebieden hebben elkaar nodig voor de vraag en het aanbod op het gebied van arbeid. Bepaalde uiterlijke kenmerken van de stad zijn belangrijk voor de inwoners (bijv. Lake Michigan). De stad is een voortdurend evoluerend organisme.

33
Q

Hoe zag burgess de stad?

A
  • Zone I/loop: het zakelijke hart van de stad, hier wonen zeer weinig inwoners.
  • Zone II/transitional zone: in constant gevaar om opgeslokt te worden/afgebroken te worden voor het
    zakelijke hart van de stad, de slechtste woonomstandigheden van de stad, ghettogebied, hier woonden de
    armste inwoners (vaak de nieuwste immigranten).
  • Zone III: arbeiderswoningen, hier woonden de semi-skilled en skilled arbeiders, veel inwoners zijn
    afkomstig uit Zone II maar hebben zich opgewerkt.
  • Zone IV: wenselijkere en duurdere woningen.
  • Zone V: bewoond door expats, suburb van de stad.
34
Q

Wat ontdekten shaw en mckay?

A

ontdekten dat de meeste criminaliteit plaatsvond in Zone I en II. De criminaliteitscijfers van een zone blijven constant door de tijd, ook al vinden er veranderingen plaats in de bewoners van de zones. Criminaliteitscijfers zijn het hoogste in het centrum van een stad en nemen af naarmate men zich verder van het centrum af beweegt. Criminaliteitscijfers zijn niet afhankelijk van de mensen die in een gebied wonen, maar zijn het resultaat van economische positie en leefomgeving. Deze theorie is positivistisch van aard. Als oorzaak wijzen ze naar sociale disorganisatie. Inwoners van de centrale gebieden van stad zien zichzelf als transiënten (de populatie van deze gebieden wisselt snel) > ze zien het niet er niet van in om zich bezig te houden met hun omgeving of banden op te bouwen met de gemeenschap. De normale sociale controle van o.a. school, kerk en familie is dan minder sterk. Criminele waarden komen vaker voor in deze gebieden en zijn meer geaccepteerd, waardoor een individu een grotere kans heeft om hiermee in aanraking te komen en te leren hoe je vooruitkomst door illegale methoden i.p.v. legale methoden.

35
Q

Wat zijn beleidsimplicaties van het werk van shaw en mcckay?

A

het behandelen of zwaar straffen van individuen zou niet veel uithalen, de oplossing ligt in sociale organisatie en stabiliteit. Shaw richtte daarom het Chicago Area Project op in 1932: 22 buurtcentra werden gerund en bemand door lokale inwoners en ze werden aangemoedigd en geholpen door andere organisaties binnen de gemeenschap. De intentie was het reduceren van criminaliteit door een toename van sociale organisatie en gemeenschapsgevoel. Tegenwoordig zouden we dit community crime prevention noemen. Het helpt mensen om te gaan met bestaande omstandigheden, maar er wordt geen verandering aangebracht in structurele of politieke problemen waar de gemeenschap tegenaan loopt (heel erg bottom-up).

36
Q

Wat is kritiek op shaw en mckay?

A
  • Zelfrapportagestudies veronderstellen dat criminaliteit gelijker verdeeld is over klassen, de misdaden van de lagere klassen worden simpelweg vaker gedetecteerd en bestraft en komen daarom vaker voor in de cijfers.
  • Shaw & McKay focusten op de verblijfplaats van overtreders en negeerden de locus van misdaad.
  • De theorie impliceert dat individuele actie wordt verklaard en veroorzaakt door de omgeving waarin het
    individu zich begeeft > the ecological fallacy.
37
Q

Wat is kritiek op de chicago school?

A

Morris (1957) stelt dat bepaalde gebieden inderdaad meer misdadigers bevatten, maar dit is het resultaat van een kunstmatige constructie van de overheid > zetten alle ‘probleemfamilies’ bij elkaar.

38
Q

Wat gebeurde er in 1970?

A

en shift in het bestuderen van overtreders naar overtredingen. Er zijn verschillen tussen gebieden in misdaadcijfers en deze kunnen verschillen voor verschillende typen misdaden: gebied A kan hoog scoren op het gebied van overvallen, terwijl gebied B hoog scoort wat betreft familiegeweld. Zelfs in gebieden met hoge misdaadcijfers zal men gebiedjes vinden met nóg hogere cijfers of hogere cijfers voor een bepaalde misdaad. Een hieraan gerelateerd kenmerk is multiple victimisation: als men twee keer of vaker slachtoffer wordt van misdaad. Multiple victimisation is een betrouwbare voorspeller voor toekomstige criminele activiteit (Ken Pease, 1996). Waardoor wordt multiple victimisation veroorzaakt?

39
Q

Wat is rationele keuze?

A

is een neoklassieke theorie. Het gaat ervan uit dat iedereen positieve uitkomsten wil maximaliseren en negatieve uitkomsten wil minimaliseren. De focus ligt op activiteit: criminele activiteit berust op een combinatie van mogelijkheid én een persoon met een neiging tot criminaliteit (Ron Clarke). De keuze van de persoon is rationeel en kan gebaseerd zijn op economische factoren, opwinding, impuls of andere stimulansen. Belangrijke aspecten van de rationele keuzetheorie zijn (Cornish & Clarke, 2006):

40
Q

Wat zijn belangrijke aspecten bij de rationele keuzetheorie?

A
  • Mensen kiezen om te overtreden met het oog op het eigenbelang.
  • De type dingen die worden overwogen hangen af van het soort misdaad: deze factoren suggereren dat om
    te voorkomen dat er misdaden worden gepleegd, men moet kijken naar elk type/categorie misdaad en overwegen hoe men het doel van de misdaad lastiger te stelen/aan te vallen kan maken. Als men de omgeving verandert, voorkomt men niet persé dat er misdaden worden gepleegd. Men verandert enkel het type misdaad dat wordt gepleegd.
     Dit element laat zien dat criminaliteit plaatsvindt in de absentie van geschikte bewakers (guardians). Door het risico dat men geobserveerd wordt te vergroten, zou men criminaliteit kunnen doen afnemen.
     Criminaliteit kan gereduceerd worden door doelwitten (targets) te verwijderen. VB. Door een pinpas te gebruiken i.p.v. contant geld op zak te dragen/door het eigendom te ‘kenmerken’ reduceert men de waarde van het voorwerp/er wordt niet geschoten als men geen vuurwapen heeft.
41
Q

Wat stellen clarke en cornish?

A

stellen dat er twee lagen zijn bij besluitvorming:
- Involvement decisions: kan opgedeeld worden in drie fasen:
 De initiële keuze om te beginnen met overtreden
 Gewenning (habituation), hetgeen een keuze dan wel afdrijven is tot het plegen van overtredingen
 Ophouden (desistance) of een keuze om op te houden met overtreden

42
Q

Wat zijn specific offence decisions?

A

gaat over alle keuzes over het plegen van een misdaad deze specifieke keer > kiezen van een doelwit, het plegen van de misdaad, besluiten hoe ermee weg te komen en hoe te leven met de na-effecten.
 Hoewel sommige misdaden zinloos lijken, heeft misdaad altijd een doel voor de dader; dit doel bepaalt men alvorens men de misdaad pleegt (bijv. opwinding of respect van leeftijdsgenoten).

43
Q

Waarom is de noodzakelijkheid van een mogelijkheid populair onder beleidsmakers?

A

het geeft de overheid een simpele en goedkope wijze om criminaliteit te dwarsbomen > maar, het doet niets aan de onderliggende oorzaken van criminaliteit. Het probleem met deze theorie is dat het de oorzaken van criminaliteit niet aanpakt en enkel helpt om overtreden lastiger te maken i.p.v. het probleem daadwerkelijk op te lossen.

44
Q

Wat is de routine activitity theory?

A

uitbreiding van rationele keuzetheorie of opportunity theory. De rationele keuzetheorie is een microtheorie (richt zich op specifieke omgevingen en specifieke misdaadtypes), RAT is meer een macrotheorie (focust op trends in gedrag)

45
Q

Welke drie factoren moeten samenkomen in de routine activity theory?

A
  • Gemotiveerde daders
  • Geschikte en aantrekkelijke slachtoffers
  • Capabele bewakers (guardians)

 Criminaliteit is toegenomen door maatschappelijke veranderingen. VB. de beschikbaarheid van draagbare
en gewilde goederen en de mogelijkheid om – m.b.v. een auto – snel weg te komen van het plaats-delict.
 Deze theorie neemt ook de dagelijkse activiteiten van slachtoffers mee en die van mogelijke bewakers (zoals buren) > er is meer mogelijkheid voor criminaliteit als mensen de meeste tijd van huis zijn, door
werk of vrijetijdsactiviteiten.
 Criminaliteit wordt gelinkt aan economische veranderingen en veranderingen in de levensstijl, welke beide
veranderen over tijd en plaats. Rurale gemeenschappen hebben minder criminaliteit omdat er meer
bewaking wordt verricht door buren dan in stedelijke gebieden.
 Kritiek: er is geen indicatie welke activiteiten worden geassocieerd met specifieke misdaden (1) en het is
geen echte verklaring voor criminaliteit > hoe en waarom zijn bovengenoemde drie factoren van belang (2)?

46
Q

Hoe probeert criminaliteitspreventie fysieke kenmerken aan te passen?

A
  • De mogelijkheden om een misdaad te plegen permanent worden gereduceerd of
  • De waarschijnlijkheid dat men geobserveerd wordt toeneemt, zodat het risico dat men gesnapt wordt
    toeneemt.
47
Q

Wat stelt coleman?

A

het ontwerp van een gebied kan slecht gedrag induceren, waaronder wellicht criminaliteit. Dus: de omgeving bepaalt criminaliteit > sterke positivistisch idee. Er zijn drie ontwerpfactoren welke criminaliteit faciliteren: anonimiteit (1), een tekort aan surveillance (2) en een makkelijke ontsnappingsmogelijkheid (3). Huisvesting van de publieke sector krijgt daarom de volgende aanbevelingen: geen bouw van flats, elk blok flats moet een eigen privéplek of tuin hebben (zodat bewoners daar aandacht aan besteden), bovengrondse loopbruggen dienen voorkomen te worden > belemmeren de surveillance. Colemans ideeën zijn grotendeels gebaseerd op het idee van de verdedigbare ruimte (defensible space): deze ruimte zou criminele activiteit reduceren. Mensen zullen namen deze ruimte verdedigen. Het ontwerp gaat uit van een relatief sterk gemeenschapsgevoel en betrokkenheid.

48
Q

Wat is een beperking van de ecologische benadering?

A

n beperking van de ecologische benadering is dat het zich beperkt tot straatcriminaliteit of criminaliteit in de publieke ruimte en geen oog heeft voor meer ‘private’ vormen van criminaliteit zoals kindermishandeling of huiselijk geweld. Ook wordt er geen aandacht geschonken aan criminaliteit waar commerciële bedrijven dader dan wel slachtoffer van zijn (behalve inbraken). Het richt zich bijna uitsluitend op criminaliteit gepleegd door jongeren en mannen. Een andere beperking van de ecologische benadering is dat deze benadering zich bijna exclusief baseert op officiële statistieken. Bij ecologische theorieën dient men alert te zijn op victim blaming: als men stelt dat criminaliteit wordt gepleegd omdat slachtoffers achteloos zijn.

49
Q

Wat zijn de meest belangrijke implicaties van het werk van shaw en mckay?

A

e introduceerden/versterkten twee ideeën in de geaccepteerde criminologische kennis:
- De verbinding van criminologie met sociale controle (afkomstig van Durkheim) en
- Het idee van culturele steun voor gedrag (mix van sociale leertheorieën) > gaan over het limiteren of
controleren van observeerbaar gedrag.

50
Q

Wat is een implicatie van armoede zien als een factor in criminaliteit?

A

nationaal minimumloon, afschaffen van nationale verzekering voor de lage inkomens en arbeidersfamilies’ belastingkredieten > zulke initiatieven hielpen reeds vele mensen uit de armoede. Echter, deze initiatieven zijn enkel voor hen die werken en richten zich op individuele issues en gemeenschapsstructuren, maar niet op de onderliggende armoede.

51
Q

Wat is de link tussen werkeloosheid en criminaliteit?

A

Is er een link tussen werkloosheid en criminaliteit? Er is geen simpel antwoord op deze vraag, studies vormen hierover geen eenduidig oordeel. Wie de balans opmaakt van al het bewijs voor en tegen komt tot de conclusie dat er een link is tussen criminaliteitscijfers en werkloosheidscijfers. In periodes van economische recessie stijgt het criminaliteitscijfer, met name w.b. criminaliteit tegen eigendommen. Als de economie ‘booming’ is, ziet men het tegengestelde.

52
Q

Wat zijn twee alternatieve verklaringe nvoro de link tussen werkeloosheid en criminaliteit?

A
  • Petras & Davenport (1992): hoge werkloosheidsniveaus hebben verstrekkende destructieve effecten op individuen en gemeenschappen. Ze linken deze destructieve effecten met de effecten van de vrijemarkteconomie, welke ze zien als een vorm van sociale techniek die verdere destructieve effecten heeft op arme gemeenschappen. Hierbij wijzen ze o.a. op de toename in criminele activiteit, hoge niveaus van criminaliteit tegen bezit en een toename in interpersoonlijk geweld.
  • Hagan (1993): crimineel gedrag op jonge leeftijd en het doorzetten hiervan door de tijd heen leiden op volwassen leeftijd tot werkloosheid. Criminele activiteit verwijdert mensen van de legitieme cultuur, waardoor het waarschijnlijk wordt dat ze werkloos blijven. Door peer-pressure en criminele ouders, leidt criminaliteit van de jeugd (nu: ouders) opnieuw tot criminaliteit van de jeugd (hun kinderen).
     Merk op dat beide argumenten een omgekeerde causaliteit kennen:
    1: werkloosheid  criminaliteit
    2: criminaliteit  werkloosheid
     Er zijn ook auteurs die de causale link überhaupt betwijfelen.
53
Q

wat is de consensus over theorieen over armoede en werkloosheid?

A

Er is (bijna) totale consensus over het feit dat er een sterke relatie is tussen criminaliteit en economische/inkomensongelijkheid, dat er waarschijnlijk een relatie is tussen criminaliteit en werkloosheid en dat deze relatie het sterkste is in het geval van jonge mannen.

54
Q

Wat heeft de sociale klasse met criminaliteit te maken?

A

een economische status, maar ook: verschillen in belangrijke bronnen > economisch (inkomen en welvaart in het bezit van de groep), politiek (de mogelijkheid om de overheid te vormen d.m.v. lobby of het gevoel dat dit mogelijk is; het gaat erom hoe goed men in staat is de eigen belangen te beschermen tegen de claims van andere groepen), cultureel (de vorming van de populaire opinie en bewustzijn in de media, educatie of andere publieke plekken), in hoeverre de kleding- of muziekstijl geaccepteerd wordt door de samenleving in haar geheel. Het gaat dus om de culturele positie van de groep en hoe dit invloed heeft op gedrag en bewustzijn. Theorieën hebben vele manieren gesuggereerd waarop klasse een impact heeft op criminaliteit.

55
Q

WAt zijn early class theories?

A

het argument dat door zich aan te passen aan de waarden van de lage klassen, een individu de wet zal breken.

56
Q

Wie zijn belangrijke auteurs?

A

Miller: presenteert het idee dat de waarden van de arbeidersklasse een delinquente subcultuur bevatten. Hij beargumenteert dat er onderscheidende waarden zijn in arbeidersklassen die tot zorgen leiden (stoerheid, scherpzinnigheid, opwinding, lef en onmiddellijke voldoening). Deze waarden zijn erg anders dan de waarden van middenklasse, waarop ons legale systeem is gebaseerd (educatieprestaties, sociale status, moreel en sociaal leven, uitstel van voldoening en een langetermijnplanning). Aanpassing aan de waarden van de lage klasse leidt in sommige gevallen automatisch tot het breken van de wet.
Mays: vooral in oudere, stedelijke gebieden delen de residenten een aantal attitudes en gedragswijzen welke hen vatbaar maken voor criminaliteit. Deze attituden worden doorgegeven aan nieuwkomers. De cultuur van de lage klasse is niet met opzet crimineel, het is enkel een andere socialisatie welke soms in strijd is met de wettelijke regels. Criminaliteit is geen teken van onaangepastheid, maar van aanpassing aan een andere subcultuur.
Morris: de karakteristieken van de lage klassen hebben criminaliteit veroorzaakt. Antisociaal gedrag bestaat in de gehele samenleving en in alle klassen, maar de manier waarop het wordt uitgedrukt verschilt en is afhankelijk van het lidmaatschap van een specifieke klasse. Criminaliteit is een uitdrukkingsvorm van de lage klasse.

57
Q

Wat is de evaluatie over de early class theories?

A

deze drie theorieën hebben alle drie dezelfde tekortkoming > ze voorspellen te veel criminaliteit en verklaren niet waarom mensen in de lagere klassen zich wél aan de wet houden. Deze theorieën impliceren ook dat mensen hun criminele gedrag voortzetten, terwijl er veel bewijs is voor de opvatting dat crimineel gedrag afneemt na het 20e levensjaar. Critici stellen ook dat de theorieën stellen dat het individu passief participeert in de socialisatie van zijn klasse, terwijl mensen vaak een reden of een motief willen voor hun acties. Ook verwarren de benaderingen de begrippen ‘gebied’ en ‘klasse’. Daarnaast wordt de arbeidersklasse als een min of meer homogene klasse neergezet > maar zelfs in een ‘criminele klasse’ is niet iedereen crimineel en niet alle criminelen zijn constant bezig met criminaliteit. Toch hoeven theorieën omtrent sociale klasse nog niet helemaal af geserveerd te worden: er werd een sterke relatie gevonden tussen klasse en ‘streetlife’ en criminaliteit.

58
Q

WAt is nog meer een sterke voorspeller

A

Grote families

59
Q

Wat zijn moderne associaties van onderklasse met criminaliteit

A

Murray: suggereert dat de welzijnsvoorziening ertoe geleid heeft dat sommigen voor een te lange tijd buiten de legitieme banenmarkt konden overleven. Zij die welzijnsvoorziening ontvangen worden afhankelijk en nemen geen verantwoordelijkheid over hun eigen situatie. Sommige jonge vrouwen zijn opzettelijk zwanger geworden om hun welzijnsvoorzieningen hoger te maken of om huisvesting te krijgen. Mannen zonder families gebruiken criminaliteit om hun mannelijkheid te bewijzen.

Tegenover Murray staat Field: elke afhankelijke klasse is politiek en sociaal geconstrueerd door rechts beleid als massawerkloosheid en regressieve belasting. De ongelijkheden nemen toe. In dit licht zijn de asociale activiteiten van enkelen in deze groep begrijpelijk. Het is niet de onderklasse die het probleem vormt, maar de samenleving die bepaalde groepen heeft uitgesloten van de voordelen van een vrijemarkteconomie.

60
Q

Wat is de conclusie van de reader?

A

Ecologische theorieën en armoede- en werkloosheidstheorieën zien criminaliteit als een objectief sociaal en economisch feit.

61
Q

Hoe zit het met armoede en inkomensongelijkheid?

A

Mogelijke hypothese: armoede is enkel een hoofdfactor in criminaliteit als welvaart een grote status heeft in de maatschappij en/of als het leidt tot de beroving van bepaalde groepen/individuen van de noodzakelijkheden van het leven. Hieraan zijn twee factoren te relateren:

  • Inkomensongelijkheid: het verschil tussen het materiële of inkomensniveau van zij die het minste hebben en de rest van de samenleving. De implicatie is dat in samenlevingen met een relatief gelijke verdeling het criminaliteitscijfer lager zou liggen.
  • Relative deprivation: het is niet enkel de ongelijkheid zelf die het criminaliteitscijfer beïnvloedt, maar ook het gevoel dat zo’n ongelijke verdeling oneerlijk is. Dit komt vooral voor in maatschappijen waar materieel succes een acceptabel doel is en burgers voor de wet gelijk zijn aan elkaar.