HS 3: Introductie over individuele verschillen Flashcards

1
Q

4 aannames g o centric model

A
  1. volwassenen beschikken over eigenschappen die relatief stabiel zijn
  2. deze eigenschappen verschillen onder personen
  3. deze verschillen blijven aanwezig ondanks veel ervaring of training
  4. verschillende banenn vergen veel eigenschappen die gemeten kunnen worden
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

3 fysieke vaardigheden

A
  1. spierkracht
  2. spierspanning
  3. uithoudingsvermogen van de spieren
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

wat verbied het “americans with disabilities act”?

A

om sollicitanten te vragen naar naar zintuigelijke of fysieke vaardigheden die gezien kunnen worden als beperkingen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

beste voorspeller voor werksucces?

qua persoonlijkheid?

A

conscientieusheid

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

4 additional attributes van individuele verschillen

naast cognitieve/fysieke vaardigheden en persoonlijkheid

A
  1. skills/ people skills
  2. knowlegde
  3. competenties
  4. emotional intelligence
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

3 soorten kennis

A
  1. tacit kennis - street smart
  2. procedurele kennis - knowing how
  3. declarative knowledge - knowing what
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

wat zijn competenties?

A

een groep gedragingen welke instrumenteel zijn in het verkrijgen van gewenste resultaten of uitkomsten

verzameling van individuele verschillende vaardigheden

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

voor en na delen van groeps vs individuele testen

A

individueel: niet alleen uitkomsten van test kunnen geevalueerd worden maar ook de manier waarop problemen worden opgelost
groeps: heel efficient, heel veel mensen tegelijkertijd afnemen, maar alleen uitkomsten evalueren

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

3 aspecten om tests te beoordelen

A
  1. bias
  2. eerlijkheid
  3. cultuur
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

screen out vs screen in testen

A

screen out: aan hand van testscore mensen selecteren die NIET worden aangenomen omdat zij onwenselijke eigenschappen bezitten

screen in: aan hand van testscore mensen selecteren die WEL worden aangenomen omdat zij wenselijke eigenschappen bezitten

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

3 praktische kwesties bij het toepassen van een persoonlijkheidstest

A
  1. doen alsof - kandidaten maken gebruik van een bepaalde zelfpresentatie (dit blijkt echter geen gigantisch probleem te zijn)
  2. integriteitstest - openlijk of gebaseerd op persoonlijkheid (inferenties maken over integriteitsscore vanuit persoonlijkheid)
  3. emotionele intelligentie - validiteit onduidelijk
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

3 types interviews

A
  1. ongestructureerd
  2. gestructureerd
  3. situationeel
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly