HS 10: Stress en het welzijn van werknemers Flashcards

1
Q

2 soorten van copingstrategieen

A
  1. problem focussed
  2. emotion focussed
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

3 types rolstressoren

A

1) role ambiguity - onzekerheid over rol
2) role conflict - tegenstrijdige rollen
3) role overload - specifieke vorm van role overload, te veel rollen verwacht van iemand

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

challenge related van hindrance relatied stressor

A

challenge related: werkeisen en - omstandigheden die mogelijk stressvol zijn, maar ook winst kunnen opleveren

hindrance related stressor: werkeisen en -omstandigheiden die werkprestatie belemmeren

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

3 categorieen consequenties van stress

A

1) gedrag
2) psychologisch
3) fysiologisch

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

3 belangrijke gedragingen als gevolg op stressor

A

1) informatieverwerking

> stress nadelig effect op geheugen, reactietijd, accuraatheid en prestatie

2) werkprestatie

> omgekeerde U relatie

3) CWB

> stressoren voorspellen counterproductive work behaviour

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

3 componenten van burnout

A

1) emotionele uitputting
2) gevoelens van depersonalisatie
3) gevoelens van lage persoonlijke prestatie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

in hoeverre is werkomgeving nog betrokken bij het ontwikkelen van een burnout?

A

afhankelijk van de perceptie van de eerlijkheid op de werkplek

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

4 moderatoren op de relatie tussen stress en strains

binnen individu

A

1) LOC
2) hardiness
3) self efficacy
4) typa A gedragspatroon

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

3 eigenschappen van mensen met een harde persoonlijkheid (hardiness)

A

1) ervaren van controle over hun leven
2) ervaren gevoel van verbintenis met familie, werkvloer en waarden
3) onverwachte veranderingen zijn uitdagingen ipv obstakels

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

typ a gedragspatroon

vs

typ b gedragspatroon

A

type A: ongeduld/focussen op materiele en beroepsgerelateerde zaken

type B: geduldigheid, meegaandheid

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

wat zijn primaire preventiestrategieen?

A

preventiestrategieen betreffende het modificeren of het elimineren van stressoren in de werkomgeving

> bv. meer controle over het werk en de werkomgeving

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

wat is cognitieve herstructurering?

A

wordt gebruikt bij primaire preventiestrategieen

> veranderen van percepties en gedachten die leiden tot stress

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

wat zijn secundaire preventiestrategieen?

A

secundaire preventiestrategieen

> het modificeren van de reacties op onvermijdelijke eisen of stressoren (band aid approach)

> bv. keuzes in levensstijl: gezond eten, stoppen met roken, minder cafeine en sporten

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

4 soorten sociale steun

A

1) instrumentele steun - direct, praktisch van aard
2) emotionele steun - interesse in de moeilijkheiden van een persoon (van famililied of therapeut)
3) informatieve steun - informatie om een persoon te helpen (van zorgmedewerkers)
4) beoordelingssteun - feedback over het functioneren van een persoon, zelfvertrouwen neemt toe

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

wat stelt de buffer/moderatorhypothese?

A

buffer/moderatorhypothese

> negatieve effecten van werkstress kunnen gebufferd of gemodereerd worden door sociale steun

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

wat zijn tertiaire preventiestrategien?

A

tertiaire preventiestrategieen

> betreffende het genezen van negatieve effecten van stressoren

> bv assistentieprogrammas voor werknemers, medische zorg, psychotherapie, carrieretherapie

17
Q

uitleg: frustratie agressie hypothese

A

frustratie agressie hypothese

> agressie als mogelijke reactie op frustratie

> maar: niet iedereen reageerd met agressie op frustratie, en niet altijd is frustratie de reden voor agressie

18
Q

stress interventies

> wat werkt het best?

A

> combinatie van meerdere technieken werkt altijd beter

> preventie is altijd beter