HC6 - Teams (week6) Flashcards

1
Q

wat is self deception?

A

mensen overschatten hun eigen prestatie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

6 eigenschappen van een team

A
  1. twee of meer
  2. sociale interactie
  3. wederzijdse afhankelijkheid
  4. gezamelijk doel
  5. gedeelde verantwoordelijkheid
  6. ingebed in een organisatie
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

wat is de conclusie in de studie ringelmann?

A

ringelmann

> het geheel is minder dan de som der delen

> teams presteren dus slechter dan individuen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

wat is social loafing?

2 effecten

A

social loafing: afname van individuele inspanningen wanneer mensen in een groep werken, vergeleken met alleen werken

  1. free rider effect: meeliften op inspanning anderen
  2. sucker effect: niet als enige de inspanning willen leveren
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

4 voorwaardes voor social loafing

A
  1. wederzijdse afhankelijkheid
  2. individuele bijdragen worden gecombineerd tot een enkel teamproduct
  3. individuele bijdragen zijn niet identificeerdbaar
  4. teamleden worden niet geevalueerd op hun bijdrage aan het groepsdoel
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

wanneer team effectief volgens belbin?

A

als er een goede balans qua rollen is

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

9 teamrollen belbin

A
  1. bedrijfsman - organisator, nuchter, praktisch
  2. brononderzoeker - vrolijk, extravert, netwerker
  3. plant - creatieve denker, intrivert, origineel
  4. monitor/evaluator - verstandig, kritisch, analyticus
  5. vormer - gedreven, wilskrachtig, zoekt uitdaging
  6. voorzitter - coordinatoor
  7. zorgdrager - perfectionisme, aandacht voor details
  8. groepswerker - gevoelig, behulpzaam
  9. specialist - stille eenling, weet heel veel van heel weinig
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

vragenlijst ipsatief vs normatief

A

ipsatief: informatie over hoe persoon op het construct scoort in verhouding tot andere constructen
normatief: informatie over hoe de persoon scoort in verhouding met normgroep

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

7 kritiekpunten belbin

A
  1. scores onderling niet te vergelijken
  2. binnen personen niet onafhankelijk
  3. geen bewijs voor 9 factoren
  4. geen correlaties met observaties anderen
  5. normatieve vragenlijst laat andere resultaten zien
  6. betrouwbaarheid is laag
  7. onafhankelijk van context
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

5 conclusies mbt tot teamsamenstelling

A
  1. goede balans qua teamrollen kan voor meer effectiviteit zorgen
  2. er is een beter meetinstrument nodig voor teamrollen
  3. er is meer onderzoek nodig naar de rol van persoonlijkheid vs context
  4. klagers leiden tot lagere effectiviteit, minder tevredenheid, maar klagen en passiviteit
  5. oplossers leiden tot hogere effectiviteit, meer tevredenheid, energie en verandering
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

4 soorten teams

A
  1. kwaliteitscirkels - honeymooneffect: eerst effectief, daarna steeds minder
  2. projectteam - nadat probleem opgelost groep weer opgeheven
  3. productieteam - produceren tastbaar output
  4. virtual teams - gekoppelt door technologie
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

3 input variabelen van team effectiviteit

A
  1. orgainisatie context - omgeving, beloning, training systeem
  2. task characteristics - job characteristics theory
  3. team composition
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

wat is een shared mental model

A

shared mental model: georganiseerde manier voor teamleden om na te denken over hoe het team zal werken

-> helpt teamleden het gedrag van andere teamleden te begrijpen en te voorspellen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

5 proces variabelen van teameffectiviteit

A
  1. normen - onuitgesproken regeln
  2. coordinatieverlies
  3. commnuicatie
  4. cohesie
  5. maken van beslissingen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

wat is een nadeel van een hoge cohesie binnen een team?

A

spanningen en conflicten met andere teams nemen toe

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

3 output variabelen van teameffectiviteit

A
  1. productiviteit/prestatie
  2. innovatie
  3. welzijn van teamleden