Hoorcollege 9 (Stamcellen) Flashcards

1
Q

Wat zijn de belangrijkste eigenschappen van een stamcel?

A

Dat een een cel zichzelf kan delen, vernieuwen en differentieren

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Wat zijn de 3 verschillende (stadia) type stamcelllen?

A
  • Totipotent: de stamcel heeft de mogelijkheid om zich te differentieren in elk mogelijke cel (bevruchting tot aan blastula stadium).
  • Pluripotent: de stamcel bevindt zich in de kiemlaag en kan uit één van de drie kiemlagen (bijbehorende) cellen vormen (gastrula stadium).
  • Multipotent: de stamcel kan alleen cellen vormen van een specifiek weefsel waar het zich in bevindt.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Waarom worden stamcellen nog maar weinig gebruikt in de kliniek?

A

Het is ethisch controversieel en er kan een immuunrespons van het lichaam ontstaan wanneer je embryonale stamcellen van persoon X bij persoon Y gebruikt

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Waarom is het lastig om neuronale stamcellen te isoleren?

A

De neuronale stamcellen bevinden zich in de subventriculaire zone en de hippocampus (lastig te bereiken)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Wat betekent nuclear reprogramming?

A

Dit is een verzamelnaam voor methodes om somatische cellen pluripotent te maken

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Welke drie verschillende nuclear reprogramming zijn er?

A
  • Somatic Cell Nuclear Transfer (SCNT)
  • Celfusie
  • Defined factors (IPSC)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Wat houdt Somatic Cell Nuclear Transfer (SCNT) in?

A

Klonen: hierbij wordt de kern van een somatische cel (geen ei- of spermacel) in een denucleated eicel gestopt

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Wat houdt defined factors (IPSC) in?

A

Je kan door deze techniek bijv. huidfibroblasten van een muis in kweek brengen en daar groeifactoren aan toevoegen waardoor de cellen zich differentieren in IPSC. Deze groeifactoren hebben als functie het behouden/activeren van stamceleigenschappen, deze worden gecombineerd met een (retro)virus zodat deze tot expressie komen in de cel.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Hoe kan men testen of de gemaakte IPSC’s ook echt pluripotent zijn?

A

Door te kijken of ze kunnen differentieren naar drie kiemlagen of door gebruik te maken van pluripotente markers (welke genen staan aan). Andere opties zijn het controleren van een alkaline-fosfatase enzymatische reactie (typerend voor pluripotente cellen) of het karyotype controleren (de DNA-integriteit controleren).

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Waarvoor is het gebruik van IPSC’s nuttig?

A
  • Het wordt mogelijk om voor elk individueel persoon stamcellen te maken. Een immuunrespons na transplantatie wordt hierdoor geëlimineerd.
  • Ziektes te onderzoeken en mogelijk te behandelen door van het weefsel van patiënten met een familiaire aandoening waar vermoedelijk de genetische afwijking zit pluripotente stamcellen te maken. Vervolgens kan er onderzocht worden of deze cellen zich anders gedragen dan gezonde cellen. Ook kunnen er medicijnen getest worden op deze cellen.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Wat zijn de eigenschappen van White Matter Disorder?

A

Dit is een autosomale recessieve aandoening, de intiatiefactor eIF2B codeert uit 5 genen. Hierin zit een mutatie bij deze aandoening en hierdoor worden oligodendroycten en astrocyten abnormaal. Normaal is eIF2B betrokken bij alle soorten cellen, maar bij deze aandoening worden specifiek de macrogliacellen in de witte stof van de hersenen aangedaan.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

In een muismodel worden den symptomen van White Matter Disorder genoteerd. Welke bevindingen zul je zien?

A
  • Muizen ongecoördineerd bewegen (hoe lang kan muis op balk lopen, grijpkracht, voetprint test)
  • Oligodendrocyten verminderd myeline vormen.
  • Oligodendrocyten zijn er minder.
  • Astrocyten hebben een afwijkende vorm (geen vertakkende ster) en zijn immature (progenitor astrocyten). Hierdoor komt het eiwit nestin tot expressie, wat dus verhoogd is bij deze ziekte.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Dit muismodel voor WMD kon vervolgens ook gebruikt worden om een behandelmethode toe te passen. Hierbij werd een gliale progenitor op verschillende plekken in de hersenen bij pasgeboren muisjes ingespoten. Aan de hand van diseasemarkers werd er gekeken of er herstel plaatsvond, wat zijn die diseasemarkers?

A
  • Concentratie Nestin+ astrocyten is verhoogd in corpus callosum.
  • Verminderd aantal oligodendroycten in corpus callosum en cerebellum
  • Translocatie van Bergmann glia naar moleculaire laag (normaal zitten deze tussen de moleculaire laag en de cellaag).
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Was de behandelmethode effectief?

A

Bij maar een deel van de muizen verterden de diseasemarkers, dus we weten eigenlijk nog te weinig

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly