Hoorcollege 5 (Onderzoek aan patienten, genetica) Flashcards

1
Q

Wat houdt de amyloid cascasde hypothese in?

A

Dit is een hypothese die stelt dat amyloïd-β dé initiator is die leidt tot cognitieve dysfunctie.
Zo zorgt het verkeerd vouwen van amyloïd-β voor aggregatie tot oligomeren, die uitgroeien tot fibrillen. Dit verstoort de functie van tau, waardoor die gehyperfosforyleert worden wat tot tau-tangles leidt. De fibrillen veroorzaken ook een inflammatoire respons (oxidatieve stress), dit veroorzaakt dysfunctie van neuronen en synapsen waardoor ook neurotransmitters niet goed meer door het brein geleid kunnen worden. Dit samen leidt vervolgens tot cognitieve dysfunctie, oftewel Alzheimer’s.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Alzheimers heeft een familiale en sporadische variant. Waardoor wordt de familiale variant veroorzaakt?

A

De familiale variant wordt veroorzaakt door een APP- of presenilin-gen mutatie of een duplicatie van het APP gen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Wat gebeurd er bij de APP-mutatie/dubplicatie?

A

Levenslange verhoging van amyloid-beta (-> accumulatie). Daarnaast kan de mutatie zorgen voor verkeerde vorming van het eiwit –> plakvorming

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Wat is de oorzaak van de sporadische variant van Alzheimer?

A

ouderdom i.c.m. genetische of milieu risicofactoren

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Welk gen speelt bij de spradische variant van Alzheimer een rol?

A

ApoE4gen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Wat gebeurd er ten gevolge van het ApoE4gen?

A

Hier kan amyloïd-β niet goed worden afgebroken en/of falen de chaperones erin om amyloïd-β goed te vouwen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Wat zijn de bewijzen van de amyloid cascade hypothese?

A
  1. Mensen met het syndroom van Down ontwikkelen vaak rond hun 40e-50e levensjaar de ziekte van Alzheimer’s. Zo blijkt dat hun 21e chromosoom gedupliceerd (trisomie) is en dat op het 21e chromosoom het APP-gen zit, die hierdoor dus 3 keer voorkomt.
  2. Het APP-eiwit kan allerlei mutaties bevatten die allemaal leiden tot een verhoging in amyloïd β of een verhoging in de ratio van amyloïd β(1-42)/ amyloïd β(1-40).
    Het APP-gen codeert voor het amyloïd-β precursor eiwit en ligt dus op het 21e chromosoom (21q21). Één enkele puntmutatie kan zo al Alzheimer’s veroorzaken.
  3. Het APP-gen kan een mutatie bevatten genaamd de arctic APP-mutatie. Deze wordt gevonden bij mensen in Lapland, het is een puntmutatie die zorgt voor een verhoging in de vorming van protofibrillen. Dit zorgt ervoor dat amyloïd-β sterk gaat aggregeren en bewijst ook waarom oligomeren het meest toxisch zijn.
  4. Het PSEN1 of PSEN2-gen codeert voor het membraaneiwit presiniline, waarin allerlei mutaties gevonden zijn die familiale Alzheimer’s veroorzaken. De mutatie leidt tot een verhoging in de ratio van amyloïd-β(1-42)/ amyloïd β(1-40).
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Welk gen speelt de grootste rol in (familiaire) Alzheimer’s?

A

PSEN1/2 (een mutatie hiervan)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Welk gen speelt naast PSEN1/2 een rol in (familiaire) Alzheimer’s?

A

APP (een mutatie hiervan)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Wat veroorzaakt een mutatie in APP en PSEN1/2 op moleculair niveau?

A

Aggregraten

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Wat voor rol heeft PSEN?

A

Het is een catalytisch onderdeel van het gamma-secretasecomplex en is hiermee direct betrokken bij de vorming van amyloïd-β

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Hoe veel procent van de patiënten met Alzheimer hebben late-onset Alzheimer?

A

90%

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Wat zijn Single Nucleotide Polymorphisms?

A

Een single-nucleotide polymorfisme (SNP) is een DNA-sequentievariatie die optreedt wanneer een enkele nucleotide adenine (A), thymine (T), cytosine (C) of guanine (G) in het genoom () verschilt tussen leden van een soort of gepaarde chromosomen in een individu

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Er zijn verschillende SNPs voor een bepaald gen voor Alzheimer. Welke is dit?

A

ApoE-gen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Welke verschillende ApoE-genen zijn er en wat is hun functie?

A
  • APoE3 -> neutraal, geen Alzheimer’s
  • ApoE2 -> beschermend, zeldzaam
  • ApoE4 -> sterk verhoogd op ziekte van Alzheimer’s
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Wat is een Genome Wide Association Studies (GWAS)?

A

Een studie waarbij het genoom (allel) van allerlei individuen vergeleken worden met een eigenschap / ziekte

17
Q

Goed/fout: Alzheimer is te verklaren aan het ApoE, PSEN en App gen

A

Fout, het is een multifactorale ziekte en is niet te herleiden uit een gen (maar waarschijnlijk honderden)

18
Q

Wat is next generation sequencing?

A

een DNA-sequentietechnologie dat binnen één dag de sequentie van een volledig menselijk genoom kan bepalen