Hoorcollege 7 (Onderzoek aan patiënten, PET en MRI) Flashcards

1
Q

Hoe werd onderzoek aan de hersenen uitgevoerd voordat PET en MRI scans beschikbaar waren?

A

Aan de hand van CSF

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Waar staat PET voor?

A

Positron emissie tomografie (PET)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Wat is de procedure / werking van PET?

A

Er wordt een licht radioactieve stof (tracer) ingespoten bij een patiënt, deze stof bindt in de hersenen met zijn target (bij plakken bindt de stof PIB in de hersenen), en het resultaat wordt vervolgens omgezet in beeld.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

In welk stadium kan er gediagnosticeerd worden ahv PET-scan?

A

Preklinisch stadium (wel pathologie, geen symptomen)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Welke pathologische kenmerken ondersteunen de PET-scan?

A

Biomarkers zoals Tau-tangles en amyloid-ß

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Ondanks de PET-scan en de biologische kenmerken, zijn er toch een aantal onduidelijkheden. Noem deze (4):

A
  • De functie van amyloïd-β is nog onduidelijk
  • Amyloïd-β pathologie wordt ook aantroffen bij gezonde ouderen en non-AD dementie.
  • De locatie van de amyloïd-β plakken komen niet altijd overeen met waar de patiënt hersenschade heeft of welke symptomen hij vertoont.
  • In klinische trials lukt het om amyloïd-β-plakken te verminderen, maar hierdoor verbetert de cognitieve functie van de patiënten niet.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Op welke plekken in de hersenen komt de pathologie niet overeen met de symptomen?

A

o Een amyloïd-β PET-scan ziet er bijna altijd hetzelfde uit; in de temporopariëtale en frontale cortex zit veel amyloïd-β.
o Een FDG-PETscan vertoont hypometabolisme dat beperkt blijft tot de plek waar de symptomen ontstaan, terwijl amyloïd-β plakken verspreid zitten over de hersenen. Dus hypometabolisme in de hippocampus bij geheugenstoornis, in de occipitale cortex bij visuo-perceptie problemen enzovoort.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Er is een groot onderzoek geweest (meta-analyse) naar de rol van amyloid-ß. Wat waren de belangrijkste bevindingen hiervan?

A
  • Hoe ouder je bent, hoe vaker er afwijkende amyloid-ß eiwitten voorkomen
  • Verband tussen ouderdom en ApoE4-genotype
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Wat was de invloed van amyloid-ß positiviteit en cognitie? (ahv studies)

A

o Cross-sectionele studie: geeft gemengde resultaten weer; wel/geen invloed op cognitie.
o Longitudinale studie: patiënten die amyloïd-β positief zijn gaan sneller achteruit, waarbij er een verhoogd risico is op een cognitieve stoornis.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Wat was de invloed van amyloid-ß positiviteit en neurodegeneratie? (ahv studies)

A

o Cross-sectionele studie: gemengde resultaten; geen direct overduidelijk verband
o Longitudinale studie: patiënten die amyloïd-β positief zijn zullen meer atrofie ontwikkelen over de tijd heen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

In een andere meta-analyse werden gegevens opgevraagd van patiënten met verschillende vormen van dementie. Hierbij werd er weer gevraagd naar de amyloïd-β status, de leeftijd en het ApoE-genotype. Wat waren de resultaten hiervan?

A
  • Amyloïd-β+ in non-AD: patiënten hebben vaak andere vorm van dementie maar vertonen wel amyloïd-β+. Dit resultaat kan twee oorzaken hebben: een foutieve diagnose of een comorbide pathologie. (Hierbij heeft de patiënt een andere vorm van dementie, maar is Alzheimer’s zich misschien ook aan het ontwikkelen. Door het gat van 20 jaar waar plakken ontstaan maar symptomen nog niet, kan dit misleidend zijn.)
  • Amyloïd-β- in AD: hoe ouder patiënten zijn, hoe minder amyloïd-β ze hebben. Dit resultaat kan twee oorzaken hebben: AD-fenokopie of vals-negatieve resultaten op de PETscan.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Hoe kunnen vals-negatieve of comorbide pathologien uitgesloten worden?

A

Door de autopsie te vergelijken met levende (PET) patienten met Alzheimers, waarbij wonderscheid werd gemaakt tussen het hebben van het ApoE4 gen/niet

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Bij het onderzoek voor Alzheimer van een autopsie en levende patienten kwam in een grafiek naar voren dat de lijn met PET-scan resultaten overeenkomt met autopsie resultaten. Wat houdt dit in?

A

De PET-scan geeft geen vals-negatieve resultaten

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Wanneer gebruiken we een PET-scan voor het scannen van amyloïd-β bij dementie wel?

A
  • Early-onset dementie
  • Atypische dementie
  • Persistente of onverklaarde MCI
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Wanneer gebruiken we een PET-scan voor het scannen van amyloïd-β bij dementie niet?

A
  • Late-onset (probable) alzheimers (diagnose is vrij zeker)
  • Bepalen ziekte ernst
  • Asymptomatische individuen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Welke resultaten geeft een PET-scan voor het Tau-eiwit?

A

We zien op scans dat de gebieden met veel tau-pathologie ook meer hypometabolisme hebben. Terwijl je amyloïd-β dus over het gehele brein ziet, zitten de tau-tangles op de plekken waar schade is.

17
Q

Wat gebeurd er bij een MRI-scan?

A

MRI’s gebruiken krachtige magneten die een sterk magnetisch veld produceren dat protonen in het lichaam dwingt om uit te lijnen met dat veld. Wanneer een radiofrequentiestroom vervolgens door de patiënt wordt gepulseerd, worden de protonen gestimuleerd, en draaien ze uit evenwicht, tegen de aantrekkingskracht van het magnetische veld in.

18
Q

Waarom is de grijze stof grijs op de MRI scan?

A

De waterstof-ionen bevinden zich in de zenuwcellen waar ze iets vaster zitten (meer energie nodig om los te komen)

19
Q

Waarom is het CSF zwart op een MRI scan?

A

De waterstof-ionen zitten los en kost vrijwel geen energie om los te komen

20
Q

Welke kleur toont de witte stof op de MRI scan?

A

Wit omdat de ionen vastzitten (dankzij myeline)

21
Q

Wat ziet men op een MRI bij iemand met Alzheimer?

A

De grijze stof neemt af, wat dus zwart kleurt op de scan.

22
Q

Noem de 4 subgroepen voor atrofie

A
  • Supgroep 1, atrofie mediaal temporaal en frontaal, klachten geheugen en taal.
  • Supgroep 2, atrofie posterior, klachten visuo-spatieel
  • Supgroep 3, milde atrofie centraal, milde klachten.
  • Supgroep 4, frontale atrofie, geheugenprobleem.
23
Q

Met welke methodes kunnen we verbindingen in de hersenen zichtbaar maken?

A
  • Diffusion Tensor Imaging (DTI), hierdoor kun je witte stof banen meten en volgen
  • Functionele MRI, waarbij hersenbieden tegelijkertijd actief worden als ze met elkaar communiceren en dan verbruiken ze zuurstof