Hoorcollege 6: Mentalization-Based Treatment Flashcards
Week 6: Individuele verschillen
Voor wie is mentalization-based treatment?
Voor mensen met een persoonlijkheidsstoornis (meestal borderline), wordt ook toegepast bij eetstoornissen en verslavingsproblematiek
Mentaliseren
Een nieuw woord voor een oud concept: het doen en laten van zichzelf en van anderen impliciet en expliciet waarnemen en begrijpen in termen van intentionele mentale toestanden
Kenmerken van mentaliseren (4)
- Mentale toestanden zijn intern, nauwelijks zichtbaar
- We trekken onze conclusies over mentale toestanden
- Die conclusies kunnen gemakkelijk foutief zijn
- Een centraal uitgangspunt is het innemen van een ‘niet wetende’ en ‘nieuwsgierige houding’
Teleologisch denken (0-6 maanden)
Lichamelijke toestand kenbaar maken door middel van bijvoorbeeld honger. Moeder spiegelt/vertaalt mentale staat van het kind
Teleologisch denken (6-12 maanden)
Begint meer oorzaak-gevolg te herkennen. Kan ook meer doelgericht aandacht van ouders trekken.
Psychische equivalentie (2-3 jaar)
Kinderen beginnen acties aan mentale toestanden toe te kennen. Kinderen kunnen nog niet reflecteren op mentale staat van de ander.
Pretend modus (3-4 jaar)
Denkbeeldig spelen begint vorm te krijgen, maar deze spelletjes voelen heel echt.
Pretend modus (6-11 jaar)
De verschillende mentaliserende modi worden samengevoegd tot 1 geheel. Maar dit mentaliserend vermogen is nog sterk afhankelijk van verwachte sociale normen en waarden.
Onveilig-vermijdend gehechte kinderen
Wantrouwend naar anderen. Ze kunnen afstandelijk overkomen en zijn niet graag afhankelijk van een ander. Dit kan komen doordat ouders/verzorgers tijdens de opvoeding in het contact met hen vaak negatief, afwijzen en niet-sensitief waren.
Onveilig-afwerend/ambivalent gehechte kinderen
Sterke wisselingen in stemming. Bang om verlaten te worden, maar bij hereniging kunnen ze zich boos en afwerend opstellen. Ontstaat doordat ouders/verzorgers overbezorgd, inconsequent en/of onvoorspelbaar waren.
Gedesorganiseerd
Als de hechtingsfiguur tegelijkertijd een bron van veiligheid en angst is. Hierdoor geen vertrouwen in hunzelf en anderen.
Spiegeling
Wat een ouder een kind leert; een ouder doet dingen om een kind te leren zichzelf te begrijpen
5 stappen om met affect om te gaan
- Een kind is in toestand van arousal
- De ouder merkt de toestand van het kind op en begrijpt wat er speelt (resonantie)
- De ouder laat merken dat hij over het kind nadenkt (reflectie)
- De ouder reageert (gemarkeerde expressie), degene is zelf niet in arousal (gaat niet mee in het gevoel van het kind)
- Het kind begrijpt dat het te begrijpen is, te kalmeren is en gaat het eigen gevoel snappen
Welke modi zijn er? (3)
- Equivalente modus
- Teleologische modus
- Pretend modus
Psychische equivalentie modus
De interne werkelijkheid = de externe werkelijkheid