Boek week 1 Flashcards

1
Q

Waar geloofde William James in als het gaat om emoties?

A
  • Lichamelijke benadering
  • James: we zien een beer -> de emotie is de perceptie van lichaamsveranderingen als we reageren op de beer.
  • Emoties bewegen ons op lichamelijke manieren
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Waar geloofde Freud in als het gaat om emoties?

A
  • Bepaalde gebeurtenissen kunnen zo schadelijk zijn dat ze emotionele littekens nalaten die invloed hebben op de rest van ons levens.
  • Emoties liggen aan de kern van mentale stoornissen.
  • Emotionele leven wordt sterk beïnvloed door relaties uit de kindertijd met ouders en andere verzorgers.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Waar geloofde Aristoteles in als het gaat om emoties?

A
  • Volgens hem zijn emoties evaluatieve oordelen over gebeurtenissen in de wereld. We zijn zelf verantwoordelijk voor onze emoties.
  • We kunnen catharsis van onze emoties ervaren: verduidelijking.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Epicureanisme

A

Het idee dat mensen het recht hebben om geluk na te leven.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Stoïcisme

A

Dachten dat emoties voortkwamen uit verlangens.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Waar geloofde Descartes in als het gaat om emoties?

A
  • Noemde emoties passions
  • Claimde dat er 6 fundamentele emoties zijn die dicht verbonden zijn met onze lichamen.
  • Differentieerde emoties van percepties of gebeurtenissen die in de buitenwereld plaatsvinden en binnen het lichaam.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Waar geloofde Eliot in als het gaat om emoties

A
  • Emoties verbinden mensen met elkaar.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Wat bewezen Harlow en Singer?

A

Over hoe hersenen zijn betrokken met emoties (denk aan Phineas Gage)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Waar kwam Arnold mee?

A

Stelde dat emoties gebaseerd zijn op appraisal van een gebeurtenis.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Wat dacht Goffman?

A
  • Introduceerde de methode van voorzichtige observatie door een theoretische lens in de sociale wetenschap.
  • Sociale rol.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Wat dacht Hochschild?

A

Ontwikkelde een theorie van ‘regels voelen’.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Emotional labor

A

Werk waarbij emoties bij jezelf worden geconstrueerd om ze bij anderen op te wekken

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Ethologie

A

Studie van dieren en mensen hoe ze hun eigen leven leven.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Selectiedruk

A

Kenmerken van de fysieke en sociale omgeving waarin mensen ontwikkelen die bepaalt of iemand wel of niet kan overleven en reproduceren

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Fitness

A

De waarschijnlijkheid van overleven en succesvol reproduceren

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Aanpassing

A

Kenmerken die iemand toestaan om effectief/efficiënt te reageren op specifieke selectiedruk en om met problemen in overleving en reproductie om te gaan

17
Q

Omgeving van evolutionaire aanpassing

A

De omgeving waaraan de mens zich heeft aangepast toen onze soort evolueerde.

18
Q

Jager-verzamelaars samenlevingen

A

Groepen mensen de in sociale condities leven waarin mensen 200.000 jaar geleden begonnen te ontwikkelen.

19
Q

Leveling mechanisms

A

Sociaal-emotionele processen die meer gelijke relaties opleveren

20
Q

Wat suggereerde Bowlby over attachment?

A

Suggereerde dat hechtingsprocessen dienen als inprenting. De moeder is de secure base.

21
Q

Wat suggereerde Ainsworth over attachment?

A

Bracht een lijst met hechtingsstijlen uit

22
Q

Pair-bonding

A

Langdurige seksuele relaties tussen specifieke menselijke mannen en vrouwen. Partners moeten vaak samenwerken om kinderen op te voeden.

23
Q

Affectional bonds

A

Subjectieve toestanden van sterke emoties die neigen samen te gaan.