Boek week 4 Flashcards

1
Q

Twee benaderingen om stoornissen te beoordelen en classificeren:

A
  1. Categorische diagnose
  2. Dimensies
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Categorische diagnose

A

Om een diagnose te maken wordt gedrag van een kind geëvalueerd door een getrainde clinicus.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Dimensies

A

Symptomen variëren binnen dimensies.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Externaliserende dimensie

A

Gekenmerkt door vijandigheid en storend gedrag

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Internaliserende dimensie

A

Gekenmerkt door depressieve stemming en angst

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Predominantie van één emotiesysteem

A

Eén specifieke emotie/familie emoties worden prominent en domineren andere mogelijke ervaringen en begeleid latere beoordelingen en expressief gedrag op een beoordelende manier.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Hostile attribution bias

A

Neiging om neutrale incidenten als vijandig te beoordelen, wat later agressief gedrag voorspelt.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Inappropriate emotional responses

A

Kinderen met stoornissen reageren op gebeurtenissen met atypische emotionele reponses.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Slechte emotieregulatie

A

Focust op hoe kinderen met psychopathologie uitdagingen hebben in het beheren van hun emoties om te voldoen aan eisen van de omgeving.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Emotionele aanpassing aan negatieve omgevingen

A

Het idee is dat psychologische patronen in kinderen eigenlijk strategische aanpassingen aan negatieve omgevingen reflecteren.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Transdiagnostische modellen van psychopathologie

A

Streven naar het blootleggen van een subset van belangrijke gedrags-, psychologische en biologische dimensies van functioneren die bij alle stoornissen worden aangetast.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Maladaptieve persoon-context

A

Het kind is moeilijk voor de omgeving, en de omgeving is moeilijk voor het kind.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Life-course models

A

Modellen van gezondheid en ontwikkeling, benadrukt: maakbaarheid van mentale gezondheid, hoe moeilijkheden komen en gaan als risico’s en beschermende factoren.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

System models

A

Voorspellen dat veerkracht het product is van veel systemen die continu interacteren.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Risicofactoren psychopathologie bij kinderen (6)

A
  • Genetisch
  • Epigenetisch
  • Endocrien, immuunsysteem en zenuwstelsel
  • Neurologische factoren
  • Proximale factoren
  • Distale factoren
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Interventies voor kind/adolescent psychopathologie

A
  • Vocale behandelingen
  • Parent management training (PMT)
  • Cognitieve gedragstherapie (CGT)
  • Multisystemic treatment (MST)
17
Q

Stress sensitisatie/kindling

A

Mechanisme waarbij mensen progressief meer kwetsbaar worden voor depressie met opeenvolgende episodes.

18
Q

Secundaire emoties (Emotion-focused therapy)

A

Emoties die cliënten te veel ervaren. Deze komen voort uit bepaalde primaire emoties die onacceptabel waren.

19
Q

Instrumentele emoties

A

De emoties die mensen hebben geleerd, die zullen en helpen hun zin te krijgen

20
Q
A