Hoofdstuk 9 - Nutritionele leveraandoeningen Flashcards

1
Q

Vanaf wanneer spreken we van leversteatose of een vetlever? Geef de prevalentie.

A

Wanneer > 10% van het gewicht van de lever uit vet bestaat. De prevalentie bedraagt 10-15% van de Westerse bevolking.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Geef de risicofactoren van leversteatose.

A
  • Leeftijd: 40-49 jaar
  • Hoog BMI
  • Etniciteit: hispanic > blank > zwart
  • Metabool syndroom: hypertensie, T2DM, hyperlipemie
  • Medicatie: tamoxifen, amiodarone, sommige antiretrovirale therapie
  • Totale parenterale nutritie
  • Polycystische-ovariasyndroom
  • Malnutritie, cachexie, massieve intestinale resectie
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Bespreek de diagnostiek van leversteatose.

A
  • Kliniek: weinig symptomen
  • Biologie: transaminasen en GT-waarden meestal verhoogd
  • Echografie / CAT-scan: diffuse toename van vet (pas te zien bij > 30% vet in lever)
  • Definitieve bewijs door leverbiopsie
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Wat is NASH? Geef de prevalentie en risicogroepen.

A

Het is een macrovasculaire steatose en lobaire inflammatie. Er is hepatocytenballooning die kan evolueren naar fibrose en cirrose.
De prevalentie bedraagt 2%, risicogroepen zijn patiënten met obesitas en diabetes mellitus.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Bespreek de evolutie van NASH.

A

30% op 4 jaar evolueert naar fibrose, 5-20% evolueert naar cirrose.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Bespreek de medicamenteuze behandeling van NASH.

A
  • Metformine: heeft gunstige effecten maar is geen standaardbehandeling voor NASH
  • Vitamine E: 1 studie toonde gunstig effect
  • Fibraten en statines: te gebruiken bij hyperlipemie
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly