Hoofdstuk 16 - Leverchirugrie en -transplantatie Flashcards
Hoeveel resterend leverweefsel moet minimaal overblijven na resectie?
20-30% bij patiënten met gezond leverparenchym, 40% bij patiënten met ongezond leverparenchym.
Welke leverresecties mogen patiënten in Child Pugh klasse A, B en C ondergaan?
Patiënten in klasse A mogen een beperkte resectie ondergaan, patiënten in klasse B mogelijks een wedge-resectie en patiënten in klasse C zijn een absolute contra-indicatie voor leverresecties.
Wat zijn de voordelen van laparoscopische leverresecties?
- Minder pijn en minder nood aan analgetica postoperatief
- Kortere hospitalisatieduur en duur van arbeidsongeschiktheid
- Minder postoperatieve vergroeiingen
- Esthetisch voordeel
Wat zijn de nadelen van laparoscopische leverresecties?
- Langere leercurve
- Minder goede beoordeling van de lever op andere letsels
- Moeilijker voor grotere tumoren of tumoren dicht bij de vena hepatica
- Hilaire, ingenomen lymfeklieren kunnen gemist worden
- Afwezigheid van tactiele feedback
- Moeilijker om hemostase op correcte manier uit te voeren
Wanneer worden benigne levertumoren gereseceerd?
Adenomen worden gereseceerd vanaf een volume van 4-5cm of bij klachten, FNH en hemangiomen worden gereseceerd bij klachten.
Hoeveel procent van de levermetastasen zijn afkomstig van een colorectaal carcinoom?
85%.
Wat zijn de behandelmethoden voor de 3 groepen van levermetastasen?
- Primair resecabel: resectie, zonder of met adjuvante chemotherapie
- Niet-optimaal resecabel: neo-adjuvante chemotherapie en biologicals met nadien resectie indien mogelijk
- Niet-resecabel: palliatieve chemotherapie
Wat maakt dat een levermetastase niet optimaal resecabel is?
Wanneer er meer dan 4 nodules zijn, wanneer een nodule groter is dan 5cm, bij positieve klieren of wanneer de tumor zich te dicht bij de vv. hepaticae of de portabifurcatie bevindt.
Wat maakt dat een levermetastase niet resecabel is?
Wanneer er betrokkenheid is van alle leversegmenten zonder resectiemarge.
Geef de principes van bewaren van organen.
- Vermindering van de cel metabolisme → hypothermie om de enzymactiviteiten te vertragen
- Suppressie van de cel uitzetting
- Stabilisatie van de cel doorgankelijkheid → tryptofaan, sacchariden, colloïden, anionen, aminozuren
- Bewaren van de pH → fosfaten, histidine
- Creëren van fysiologisch biochemische milieu → glutathion, ketoglutaraat, co-enzym Q10, calciumkanaalblokkers
Wat zijn mogelijke oplossingen van het tekort aan orgaandonoren?
Marginale organen, ‘non-heart beating’-donoren, dominotransplantaties, split-leverprocedures en levende donoren.
Wat is het verschil tussen een in-situ- en ex-situ-splitprocedure?
Bij een in-situ-splitprocedure wordt de lever in 2 gesplitst wanneer hij nog in de donor zit. De voordelen hiervan zijn betere hemostase en intraoperatieve controle van biliaire anatomie.
Bij een ex-situ-splitprocedure wordt de lever in 2 gesplitst op en back-table. Dit zorgt wel voor een langere koude-ischemietijd, onvolledige hemostase en onzekerheid i.v.m. postreperfusie-fase.
Wat zijn de voordelen aan levende donoren?
Afwezigheid wachtlijst, electief uitvoeren op beste moment, minimalisering koude-ischemietijd, hoge kwaliteit donororgaan, betere overleving.