Hoofdstuk 7 - Hepatitis Flashcards

1
Q

Juist of fout?

Hepatitis A kan aanleiding geven tot chronische hepatitis.

A

Fout, dat gebeurt nooit.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Hoe gebeurt de transmissie van hepatitis A?

A

Faeco-oraal via besmet voedsel of water.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Bespreek de evolutie van hepatitis A.

A

Bij kinderen is er meestal een banaal en asymptomatisch verloop, bij volwassenen kan het ernstiger en symptomatisch zijn.
Zeldzaam ontwikkelen patiënten een fulminante hepatitis. Dat gebeurt dan vooral bij ouderen.
Het normale verloop duurt 4 weken, zeldzaam is er een bifasisch verloop over een viertal maanden. Soms ziet men ook geprolongeerde cholestase die tot 4-5 maanden kan aanhouden.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Welke antilichamen spelen een rol in de immuniteit tegen hepatitis A?

A

De IgA-antilichamen verdwijnen na 6 maanden. Als je deze kan aantonen in bloed heb je een zekerheidsdiagnose.
IgG-antilichamen treden later op en bieden levenslange immuniteit.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Juist of fout?

Hepatitis A is een DNA-virus.

A

Fout, het is een RNA-virus. Hepatitis B is een DNA-virus.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Hoe wordt hepatitis B overgedragen?

A

Via bloed, seksueel contact of naalden.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Geef de incubatieperiodes van hepatitis A, B en C.

A

A: 2-6 weken
B: 2-6 maanden
C: 1-5 maanden

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

In welke lichaamssappen is hepatitis A aanwezig?

A

Urine en faeces.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

In welke lichaamssappen is hepatitis B aanwezig?

A

Bloed, semen, speeksel, tranen en zweet.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Bespreek de kliniek van acute hepatitis B infectie.

A

Het kan lopen van asymptomatisch tot fulminant
- Prodromale stadium
o Algemene malaise, migraine, urticaria, nausea en braken
o Drukgevoeligheid en lichte vergroting van de lever
o 5-10%: serumziekte met artralgie, rash en membraneuze glomerulonefritis
- Icterische fase: na 2-20 dagen wordt 1/3e icterisch met anorexie en moeheid

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Bespreek de diagnostiek van acute hepatitis B.

A

Aantonen van verschillende antilichamen en antigenen
- HbsAg: wijst op acute infectie, stijgt vooraleer de transaminasen dat doen
- HbcAg: aangetoond op geïnfecteerde levercellen (niet in bloed!)
- Anti-Hbc-IgM-antilichamen: wijzen op recente infectie wanneer aanwezig
- HbeAg: wijst op actieve virusreplicatie en besmettelijkheid
- Anti-HbeAg: wijzen op inactieve of niet-replicatieve vorm
- Anti-Hbc-IgG-antilichamen en anti-Hbs wijzen op doorgemaakte infectie of vroegere vaccinatie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Hoeveel procent van de patiënten met een acute hepatitis B infectie evolueert naar volledige genezing?

A

90%.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Hoeveel procent blijft asymptomatisch drager van hepatitis B?

A

10%.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Wat is het risico op het ontwikkelen van chronische hepatitis B?

A

Bij volwassenen is het 10%, bij perinatale infectie is dat 90%.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Wanneer wordt hepatitis B als chronisch bestempeld?

A

Wanneer de transaminasen na 6 maanden nog verhoogd blijven.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Hoeveel procent van de patiënten met chronische hepatitis B evolueert naar levercirrose?

A

30% na 5 jaar, 50% na 10 jaar.

17
Q

Bespreek de behandeling van een acute hepatitis B infectie.

A
  • Relatieve bedrust met herstelverlof van 4 weken, gevarieerd dieet, alcoholverbod gedurende 4-tal maanden
  • Nauwkeurige follow-up serologische parameters
  • Beschermen omgeving: passieve immunisatie (toediening anti-Hbs-antilichamen) of actieve immunisatie (toediening Hbs-Ag)
18
Q

Bespreek de behandeling van een chronische hepatitis B infectie.

A
  • Raadgevingen omtrent infectiviteit, rijk en gevarieerd dieet, max. 3 alcohol-consumpties per week
  • Langdurige behandeling (> 1 jaar) met Entecavir of Tenofovir → in 19% wordt seroconversie bereikt
  • Gevorderd leverlijden: transplantatie
19
Q

Welk soort virus is hepatitis C?

A

Een RNA-virus.

20
Q

Wat is de voornaamste transmissiewijze van hepatitis C?

A

Parenteraal.

21
Q

Hoe verloopt een acute hepatitis C infectie?

A

Meestal asymptomatisch, ze gaat onopgemerkt voorbij.

22
Q

Bespreek chronische hepatitis C.

A

80% van de personen met een acute hepatitis C-infectie evolueren hiernaar. Het voornaamste symptoom is moeheid. Ongeveer 20% evolueert naar cirrose, ook is er een verband met hepatocellulaire carcinomen (risico 1-% per jaar)

23
Q

Bespreek de diagnostiek van hepatitis C.

A

Meest betrouwbare is het aantonen van het viraal RNA via PCR.
Het aantonen van antilichamen is ook een optie maar die verschijnen pas soms 4 maand na de infectie.

24
Q

Bespreek de behandeling van hepatitis C.

A

Orale behandeling met DAA gedurende 8-16 weken (kans op genezing van 95%).

25
Q

Bespreek hepatitis E.

A

Het is een vorm die voorkomt in epidemische gebieden met feco-orale transmissie.
Meestal is er een zelflimiterende acute hepatitis. Het evolueert enkel naar een chronische vorm bij immuundepressie.

26
Q

Bespreek mononucleosis infectiosa.

A

Het EBV virus behoort tot de herpes IV-groep. 80% van de geïnfecteerden vertoont verhoogde transaminasen (tot 20x de normale waarde) maar meestal is er een milde hepatitis.
Diagnose wordt gesteld door het aantonen van atypische lymfocytose en IgM- en IgG-antilichamen. EBV is in bloed via PCR aantoonbaar.

27
Q

Bespreek CMV.

A

Een infectie hiermee is vaak asymptomatisch. Occasioneel is er een milde hepatitis. Het virus persisteert wel eens infectie eenmaal optreedt en occasioneel reactiveert het.
Behandeling is enkel nodig bij immuungedeprimeerde patiënten.

28
Q

Bespreek herpes simplex.

A

Een veralgemeende infectie met herpes simplex is zeldzaam bij volwassenen. Het doet zich vooral voor bij onderliggend lijden (CU, aids, immuundepressie, na transplantatie). Indien zich fulminant leverlijden voordoet is behandeling met aciclovir of ganciclovir nodig.

29
Q

Bespreek auto-immune hepatitis.

A

Het is een progressieve inflammatoire leverziekte met immuunreacties tegen host-antigenen. Het komt voornamelijk voor bij jonge vrouwen met een piekincidentie tussen 10- en 20-jarige leeftijd. Er is een 2e kleinere piek na de menopauze.
Vaak is er algemeen onwelzijn en ontstaan van icterus. Amenorroe, epistaxis en tandvleesbloedingen kunnen voorkomen. Er kunnen ook tekens van chronisch leverlijden aanwezig zijn.
Er is snelle evolutie naar cirrose, waardoor de diagnose snel moet gesteld worden. Patiënten krijgen jarenlang corticoïden (budesonide of methylprednisolone), eventueel geassocieerd met azathioprine. Bij onvoldoende antwoord of leverfalen kan transplantatie overwogen worden.