hoofdstuk 8: Begrippen Flashcards

1
Q

Wat wordt er bedoeld met een complementszin?

A

Een complementszin is een zin met de functie van een argument.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Wat is een adverbiale zin?

A

Een zin waarin de bijzin geen argument is, omdat het preditkaat bv. eenplaatsig is.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Wat wordt er bedoeld met een adjunct?

A

Een adverbiale bijzin is een adjunct, het heeft geen functie van een argument.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Wat is een predikaatszin?

A

Een predikaatszin is een zin die als predikaat fungeert. Deze is meestal te hewrkennen aan het koppelwerkwoord: Zijn (of een vervoeging hiervan, is, was etc.)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Wat is een relatieve bijzin?

A

Een relatieve bijzin is een bijzin die onderdeel is van de NP, als modificeerder.

Bv. De tram die niet reed was defect.
Defect = is predikaat (want hetgeen wat defect is, is de tram).

NP is “ de tram die niet reed”
het hoofd van de NP = “ De tram” , dus “ die niet reed” is een modificeerder van de NP, maar tevens een bijzin.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Benoemd van alle volgende zinnen de functies

  1. Complementszin
  2. Adverbiale bijzin
  3. Predikaatszin
  4. Relatieve bijzin
A
  1. Complementszin - Argument
  2. Predikaatszin - prediklaat
  3. Adverbiale bijzin - adjunct
  4. relatieve bijzin - modificeerder binnen NP
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Wanneer kan iets een bijzin zijn, ook als het niet op een bijzin lijkt?

A

Als de zin een eigen predikaat en argument bevat

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Als een bijzin een eigen tweeplaatsig argument bevat, wat gebeurt er dan als de agens hetzelfde is als in de hoofdzin?

A

De agens kan dan weggelaten worden in de bijzin.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Wat wordt er in het algemeen bedoeld met de term “ Finiet “ ?

A

Een finiete vorm, is een vervoegde vorm. Dus het tegenovergestelde van een infinitief

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Wat wordt er bedoeld met een finiete bijzin?

A

In een finiete bijzin zijn de werkwoorden hetzelfde vervoegd als in de hoofdzin. . Bv. het boek [dat Joke gelezen heeft] is verdwenen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Wat is een niet-finiete bijzin?

A

Een niet-finiete bijzin bevat werkwoordconstructies die niet in een hoofdzin kunnen dienen als predikaat.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Welke vormen van niet-finiete bijzinnen zijn er?

A
  1. infinitiefconstructies
  2. Nominalisaties
  3. participium-constructies
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Wat is een infinitiefconstructie?

A

Een bijzin die een infinitiefconstructies is bevat een onvervoegd werkwoord.

bv. “Het doel is om de jongeren te bereiken”

Let op: Als het werkwoord zich gedraagt als een nomen (bv. “ Het doden van de vos door de man verbaasde iederen) is het een nominalisatie. Er is dan dus geen infinitief constructie.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Wat is een nominalisatie?

A

In een nominalisatie krijgt het infinietieve werkwoord eigenschapppen van een Nomen, vaak aangeduid met lidwoorden (denk aan “ Het doden van de vos).

Dit is een niet-finiete constructie, immers is het werkwoord doden niet vervoegd.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Wat is een participium?

A

Een participium is een deelwoord, onder te verdelen in een voltooid deelwoord (“gezongen”) en een onvoldtooid deelwoord (“zingende”)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Wat zijn participiumconstructies?

A

Dit zijn niet finiete constructies in een bijzin die een attributieve rol vervullen. Ze zijn te herkennen aan een voltooid of onvoltooid deelwoord.

Ze vallen uit te splitsen in adverbiale participia ( “ We gingen lopend naar het strand “ ) en adjectivistische participie (“Het is een gelopen race”)

Bij een adverbiaal participium wordt er iets gezegd over het werkwoord (hoe gingen we naar het strand? Lopend) Bij een adjectivistisch participium wordt er iets gezegd over een nomen (Wat voor een race? Een gelopen race)

17
Q

Wat betekent equideletie?

A

Een argument in de bijzin wordt daar niet uitgedrukt als het coreferentieel is met een argument uit de hoofdzin .

bv. “Charles beloofde pieter te wassen”

Wat volledig “ Charles beloofde dat hij (Charles) pieter zou wassen”

18
Q

Wat is coreferentieel ookal weer?

A

Als de agens en patiens naar 1 referent verwijzen. Het onderwerp handelt en ondergaat dan.

19
Q

Wat is raising?

A

Wanneer een argument van de bijzin zich gedraagt als argument van de hoofdzin.

20
Q

Wat is consecutio temporum?

A

Consecutio temporum is het verschijnsel dat de tijdsvorm in de bijzin afhankelijk is van de tijdsvorm in de hoofdzin

21
Q

Hoe wordt het verschijnsel genoemd dat een werkwoord in een bijzin zich aanpast aan de tijdsvorm in de hoofdzin?

A

Consecutio temporum

22
Q

Wat wordt er bedoeld met gecoordineerde zinnen?

A

Wanneer er sprake is van 2 zinnen, maar geen van beide zinnen vormt een zinsdeel binnen de andere. (“ Fatima is kapster en Karel is timmerman)

23
Q

Wat is een coordinator?

A

De conjunctie die gecoordineerde zinnen vaak met elkaar verbindt (maar niet veplicht is).

Vaak en of maar

24
Q

Wat wordt er bedoeld met samentrekking?

A

Het weglaten van overeenkomende zinsdelen in gecoordineerde constructies. Als een predikaat hetzelfde is in de twee zinnen kan hij weggelaten worden. bv.

Karel kocht een appel en fatima een peer

(Karel kocht een appel en fatima kocht een peer)

25
Q
A