Hoofdstuk 3: Begrippen Flashcards

1
Q

Hoe groot is de rol van imitatie in taalverwerving?

A

Deze rol is kleinder dan gedacht?

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Wat wordt er bedoeld met aangeboren taalvermogen?

A

Hetgeen waar kinderen mee ter wereld komen, het bevat de algemene principes waaraan elke natuurlijke taal voldoet.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Wat wordt er bedoeld met Taalomgeving?

A

De interactie tussen het kind en de omgeving, en het taalaanbod uit die interactie.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Wat betekent voortalige periode?

A

De periode, voorafgaand aan de verschijning van het eerste woordje.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Wat bedoelt het boek met brabbelen?

A

Het produceren van opeenvolgende zelfde lettergrepen om te experimenteren met het spraakapparaat.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Wat wordt er bedoeld met de vroegtalige periode?

A

de periode, (meestal) tussen 1 en 2.5 jaar waarin kinderen woorden gaan combineren.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Welke 3 taaluitingen komen voor in de vroegtalige periode?

A
  1. Weglating, van niet hoogst noodzakelijke woorden
  2. Vervangingen: Van vaak op klankniveau gelijkende woorden
  3. Overextensie: Het gebruik van woorden met een veel ruimere betekenis dan in de volwassen taal.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Wat wordt er bedoeld met de differentiatiefase?

A

De periode tussen 2.5 jaar en 5 jaar, waarin steeds meer verschillende woorden verschijnen voor het kind.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Wat wordt er bedoeld met overgeneralisatie?

A

Een bepaalde grammaticaregel wordt toegepast op een punt waar hij niet zou moeten worden toegepast (bv. “ hij vliegde” in plaats van “hij vloog” )

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Wat zijn ontwikkelingsfouten?

A

Foutieve, zelf geconstrueerde vormen die bij het taalverwervingsproces horen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Wat houdt de voltooingsfase in?

A

De fase vanaf 5 jaar waarin de taal nog wordt bijgeschaafd. Deze periode heeft geen duidelijk einde.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Wat is het verschil tussen vreemde taalverwerving en tweede taalverwerving?

A

Vreemde taalverwerving: Vindt meestal plaats op een school of een plek waar die taal niet als omgangstaal wordt gesproken.

Tweede taalverwerving: Hierbij wordt de doeltaal geleerd in de gemeenschap waar die taal daadwerkelijk gesproken wordt.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Welke 7 factoren kunnen het leren van een nieuwe taal belemmeren of juist bijdragen?

A
  1. Moedertaal (hoe ver staat die er vanaf)
  2. Leeftijd (kritische periode voorbij of niet)
  3. (hoeveelheid) contact met doeltaal
  4. Motivatie
  5. Attitude
  6. Taalaanleg
  7. Onderwijs
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Wat wordt er bedoeld met overgangsstructuren?

A

Wanneer een tweede-taalverwerver ontwikkelingsfouten maakt, bv. onder invloed van de moedertaal.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Wat wordt er bedoeld met tussentaal/tussentaalstadia?

A

Wanneer leerders op weg zijn naar een steeds betere beheersing van de doeltaal. Varierend van nul niveau tot volledige beheersing.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Wat is fossilisatie?

A

Wanneer het tweede taalleerproces vooritjdig gestopt is.

17
Q

Wat is de verwervingsvolgorde?

A

De verschillende elementen van een tweede taal worden over het algemeen min of meer in dezelfde volgorde geleerd.

18
Q

Wat wordt er bedoeld met een positieve transfer?

A

Wanneer moedertaal en doeltaal op een bepaalde manier overeenkomen kan dit direct worden overgeplant naar de doeltaal. Dit bevordert het leerproces.

19
Q

Wat wordt er bedoeld met negatieve transfer?

A

Dit zijn de punten waarop de doeltaal juist verschilt. Waardoor fouten gemaakt worden in de doeltaal.

20
Q

Wat wordt er bedoeld met simultane tweetwaligheid?

A

Paralellelle verwerving van twee talen

21
Q

Wat houdt sequentiële tweetaligheid in?

A

De ene taal werd (deels) eerder verworven dan de andere.