hoofdstuk 12: boek en begrippen Flashcards

1
Q

Wat is een geleed woord?

A

woorden die uit 2 of meer delen bestaan, bv. eet-baar, on-nodig etc.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Wat zijn ongelede woorden?

A

Woorden die niet deelbaar zijn, zoals eet, slaap etc.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Wat zijn morfemen?

A

De kleinst identificeerdbare betekenisdragende eenheden

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Wat is een paradigma?

A

Het rijtje met woorden dat een woord aan kan nemen, met bv. vervoegingen.

= regelmatig of onregelmatig

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Wat is het verschil tussen contextuele flexie en inherente flexie?

A

Bij contextuele flexie wordt het woord vervoegd op basis van de context van de zin, en de grammaticale regels die daar bij horen.

Bij inherente flexie is de flexie betekenisgevend. Bv. meisje ipv meisjes hebben een verschillende betekenis.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Wat is affigering?

A

Het morfologisch verschijnsel waarbij affixen zich aanhechten aan woorden.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Wat zijn affixen?

A

Niet lexicale elementen die zich aan een woord kunnen hechten

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Welke 4 groepen affixen zijn er?

A
  1. Suffixen (achteraan)
  2. Prefixen (vooraan)
  3. Infixen (binnen de stam van het woord, komt niet in NL voor)
  4. Circumfixen (voor- en achteraan)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Wat is reduplicatie?

A

In sommige talen worden woorden verdubbeld om een meervoud aan te geven.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Wat wordt er bedoeld met conversie?

A

Als het verschil tussen een nomen en verbum juist niet door vervoeging zichtbaar is.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Wat wordt er bedoeld met suppletie?

A

Wanneer werkwoordvormen totaal niet op elkaar lijken (Is, ben, zijn etc.) en ze elkaar aan moeten vullen om tot een volledig paradigma te komen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Wat is het verschil tussen derivatie en samenstellingen en flexie?

A
  1. Derivatie is een niet-lexicaal element aan een lexicaal element toevoegen
  2. Flexie is grammaticale verbuiging
  3. Samnstellingen hebben 2 lexicale elementen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Wat is derivatie?

A

Het vormen van een woord door het toevoegen van een niet-lexicaal element.

bv. onnodig. [[on][nood][ig]]

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Wat is een beperking om -ig achter een woord te voegen?

A

Dit kan in principe alleen bij ongelede woorden zoals groen - groenig. Zeegroenig kan niet, omdat dit een geleed woord is. Je kunt van zeegroen (wat bestaat) dus geen zeegroenig maken.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Waarom kun je stelen en zingen niet vervoegen ot zinger en steler?

A

Omdat we hier al andere woorden voor hebben in onze mentale lexicon, namelijk zanger en dief. Het blijkt dat we eerst ons mentale lexicon afgaan voor een bestaand woord, voordat we gaan deriveren.

  • dit is niet absoluut, bang en angstig kunnen bv. allebei, maar bang is een populairde woord -
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Wat is een fonologische beperking bij derivatie?

A

Een woord mag in principe geen twee voorvoegsels met een stome E bevatten zoals gebeschrijf en gebepraat. Ook dit is niet absoluut. Zie peerwise.

17
Q

Wat is opvallend aan functiewoorden tov derivatie?

A

Functiewoorden laten zich zelden deriveren. Er zijn wel uitzonderingen (Houd eens op met dat “gemaar” de hele tijd) .

18
Q

Wat zijn, buiten de betekenis om, nog meer belangrijke verschillen tussen derivatie en flexie?

A
  1. Productiviteit: Flexie is productiever dan processen die woordenschat uitbreiden. Het komt vaker voor en wordt meer gebruikt
  2. Betekenisverschuiving: Bij woordenschatuitbreiding treedt vernauwing van de betekenis op en bij flexie niet
  3. Affixen voot flexie staan buiten derivationle affixen. bv. Huis-je-s. Je verandert de betekenis van het woord en staat dus dichter bij de stam. -s is een grammaticale vervoeging (= flexie) en komt dus pas daarna.
19
Q
A