Echt belangrijk Flashcards
Wat is linguistische competence?
De mate waarin iemand taalvaardig genoeg is om uit te drukken wat hij bedoelt.
Wat is communicative competence?
Dat je je taalgebruik kan aanpassern aan de sociale context
Wat is activatespreiding?
Dat er kennis van woorden wordt geactiveerd waardoor je die kennis toepast op andere woorden.
Wat is syntactische strategie?
Een ontledingsstrategie waarbij elk nieuw woord aan het voorafgaande zinsdeel gekoppeld wordt.
Wat is semantische strategie?
Een ontledinbgsstrategie waarbij inhoudswoorden geïdentificeerd worden. Daardoor kan er een betekenis ontleend worden.
Wat is het verschil tussen fonologische codering en een fonetisch plan?
Fonologiscche codering is bv. mag ik de vloterboot even..
Een fonetisch plan pntstaat na het formuleren en bevat alle informatie die nodig is voor het uitspreken van een uiting.
Welke fase van taalverwerving heeft een kind?
Voortalige periode, vroegtalige periode, differentiatiefase, voltooiingsfase.
Wat zijn kenmerken van de vroegtalige periode?
.1 weglatingen 2. vervanging van klanken .3 overextens.
Wat is het verschil tussen tweede taalverwerving en vreemde taalverwerving.
Tweede taal = in doelgemeenschap
Vreemde taal = in klas/cursus
Wat zijn overgangsstructuren?
Wanneer een tweede taalverwerver ontwikkelingsfouten maakt, bv. onder invloed van de moedertaal.
Welke 4 maximes zijn er?
.1 maxime van kwaliteit, 2. maxime van kwantiteit .3 maxime van relevant, 4. maxime van stijl
Wat is de hierarchie tussen coherentie en cohesie
Coherentie < cohesie.
Wat is een ellips?
Wanneer er een cohesief verband bestaat door weglating
Hoe heten de werkwoorden waaraan je een illocutie kunt herkennen?
Performatieve werkwoorden.
Welke aspecten zijn belangrijk voor de geslaagdheidsvoorwaarden?
- sociale relatie 2. inhoud van de taalhandeling 3. situatie waarin de uiting wordt verricht.
Wat is het verschil tussen een focus en een topic?
Topic = reeds bekende informatie Focus = nieuwe informatie
Wat is de functie van een nominale woordgroep?
Referentiele functie
Wat is de functie van een verbale woordgroep?
Predicatieve functie
Wat is de functie van een adjectivistische woordgroep?
Attributieve functie
Wat is de functie van een adverbiale woordgroep?
attributieve functie
Wat is de functie van een adpositionele woordgroep
Relationele functie (denk aan voorzetsels)
Wat zijn inhoudswoorden?
Woorden met een min of meer concrete betekenis
Wat is het hoofd van een woordgroep?
Het gedeelte van een woordgroep wat verplicht is (nomen, verbum, etc.)
Wat zijn modificeerders?
Optionele toevoegingen aan een woordgroep, meestal functiewoorden
Wat zijn pronomina?
Voornaamwoorden die kunnen optreden ipv nomen of
Wat zijn partikels?
Pure functiewoorden die niet veranderlijk of te modificeren zijn.
Wat wordt er bedoeld met coreferentieel?
Agens en patient hebben dezelfde referent. Het onderwerp handelt en ondergaat. Bv. het kind wast zichzelf.
Wat gebeurt er bij reflexieve constructies?
De agens en patiens hebben dezelfde referent. Waardoor de patiens verandert wordt door zichzelf.
Het kind was zichzelf (= eigenlijk het kind wast het kind)
Wat is een reflexief pronomen?
zich of zichzelf
Wat is pronominalisatie?
Dat er gebruik wordt gemaakt van zich of zichzelf (oftewel een reflexief pronomen).
Wat is een pro-drop?
In sommige talen is aan de uitgang te zien wie iets doet, dan kan het (pro)nomen weggelaten worden.
Wat is een ingebedde zin?
Een zin in een andere zin.
Wat is een complementszin?
Een bijzin die fungeert als argument (bv Hij betreurde [dat zij wegging])
Wat is een adverbiale zin?
Wanneer de bijzin niet vereist wordt door het predikaat (bv. omdat het éénplaatsig is) maar wel iets zegt over het werkwoord.
bv. “ Hij ging weg [ omdat zijn hond uitmoest] “
Wat is een predikaatszin?
Een bijzin die zelf de functie van predikaat heeft. Bv. Zijn reden om weg te gaan was [ dat zijn hond wegmoest]»_space;> Vaak te herkennen aan koppelwerkwoord is/zijn.
Wat zijn relatieve bijzinnen?
Bijzinnen met de functie van een adjectief. Bv. “ Zijn hond [die uit moest ] is nog niet zindelijk.
Wat is een finiete bijzin?
Een bijzin die een werkwoordvorm bevat die overeenkomt met het werkwoord in de hoofdzin/
Wat is een finiet werkwoord?
Een vervoegd werkwoord / de persoonsvorm.
Wat is een niet-finiete bijzin?
Een niet finiete-bijzin bevat werkwoordsvormen die niet kunnen optreden als predikaat van een hoofdzin.
Wat zijn infinitiefconstructies?
Bevatten het hele werkwoord, bv
Wat zijn nominalisaties?
lijkt op infinitiefconstructie, werkwoord gedraagt zich als nomen. Meestal door toevoeging lidwoord.
Wat zijn participium constructies.
bijzinnen die een deelwoord bevatten. Voltooid deelwoord (“ Het thuisgebakken brood” . = ook nominalisatie) . Of onvoltooid deelwoord (We gingen - lopend - naar het strand )
Wat is equi-deletie?
Charles beloofde dat hij, charles, pieter zou wassen wordt Charles beloofde pieter te wassen.
Argument in bijzin wordt niet uitgedrukt omdat het coreferentieel is.
Wat is raising?
Het verschijnsel waarbij een argument van de bijzin zich gedraagt als een argument van de hoofdzin.
Jan schijnt ziek te zijn = raising
Het schijnt dat jan ziek is = zonder raising.
Wat is consecutio temporum?
Het verschijnsel waarbij de werkwoordsvorm in de bijzin afhankelijk is van de werkwoordsvom in de hoofdzin.
Wat zijn gecoördineerde zinnen?
Wanneer er sprake is van meerdere zinsdelen, maar geen van beiden vormt een zinsdeel binnen een andere zin
Jan is timmerman en Hans is kapper
Wat is een coordinator?
Een conjunctie die gecoordineerde zinnen met elkaar verbindt.
En of Maar
Wat is samentrekking?
Het weglaten van een zinsdeel omdat het overeenkomt .
Zij kocht een appel en hij kocht een peer wordt
Zij kocht een appel en hij een peer.
Wat is het normale volgordepatroon van een taal? (=basisvolgorde)
.1 Een bewerende
- Hoofdzin
- Met twee nominale argumenten
- die beide dezelfde informatiewaarde hebben.
Waar staat vaak informatie die al bekend is?
Aan het begin van de zin (=informatiestatus)
Wat is een discontinu werkwoordcluster?
Dat het hulpwerkwoord de V2 inneemt en het predikaat aan het einde van de zin komt (hij heeft toegezien, ipv. hij ziet toe) . Gebeurt ook bij scheidbare werkwoorden (hij zag toe). Het verbuigende gedeelte komt op de tweede plaats.
Wat is een extrapositie?
Een relatieve bijzin (dus een soort bijvoegsel) die losgekoppeld is van het nomen wordt aan het einde van de zin geplaatst.
Bv. Ik heb hem een boek gegeven dat ik zelf nog niet had.
Wat is een specifieke referentie?
Wanneer er verwezen wordt naar iets waar de toehoorder een beeld van heeft.
Welke 2 vormen van een specifieke referentie zijn er?
.1 definiete referentie
.2 indefiniete referentie
Wat is een defniete referentie?
Heeft een bepaald lidwoord (de + het… Geen een) en de toehoorde rheeft er een beeld bij. (De koning)
Wat is een in-definiete referentie
De toehoorder heeft er wel een beeld bij, maar het is niet specifiek. Er wordt dus geen de of het gebruikt , maar een. (Een koning)
Wat is een niet-specifieke referentie?
Wanneer de spreker verwijst naar een referent die aan hem niet bekend is.
Welke 2 vormen niet-specifieke referenten zijn er?
.1 categoriaal
.2 Generiek
Wat is het verschil tussen een categoriale referent en een generiek
Categoriaal = willekeurig lid van een klassen (= een. Bv. Een taal) Generiek = specifieke soort (= De. Bv. De taal )
Wanneer is iets deiktisch/deixis ?
Als afhankelijk is van de het perspectief van de spreker en je niet uit de talige context op kan maken naar wie verwezen wordt, is het deiktisch.
Wat is de tempus?
De grammaticale categorie die betrekking heeft op de lokalisering van de aangeduide tijd.