hoofdstuk 7: Begrippen Flashcards

1
Q

Wat is een predikaat?

A

Een predikaat drukt een relatie uit met andere woordgroepen in een zin en kenmerk zich door het hebben van argumenten. Het wordt vaak vervuld door de VP maar kan ook een andere woordgroep zijn.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Hoe heten woordgroepen die vereist zijn voor een predikaat?

A

Argumenten

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Hoe heten woordgroepen die niet vereist zijn voor een predikaat?

A

Adjuncten

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Wat zijn argumenten?

A

De woordgroepen die verplicht zijn voor een predicaat

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Wat zijn adjuncten?

A

De woorden die niet verplicht zijn voor een predikaat.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Wat houden de volgende semantische rollen in?

  1. Agens
  2. Patiens
  3. Recipiens
  4. Locatie
  5. Bron
  6. Instrument
A
  1. Agens: Persoon die iets doet (het meisje brengt haar schoenen naar de juf. Het meisje = agens)
  2. Patiens: hetgeen wat de handeling ondergaat (het glas breekt. Het glas ondergaat het breken. Het boek wordt gegeven. Het boek ondergaat het geven)
  3. Recipiens: hetgeen dat de handeling ontvangt (het wordt gegeven aan mij. Aan mij = Recipiens)
  4. Locatie: De plaats waar de gebeurtenis plaatsvindt (Het meisje staat in het weiland. In het weiland = Locatie)
  5. Instrument: Het instrument waarmee het predikaat plaatsvindt (de bouwvaker brengt het cement aan met een truffel. Met een truffel = instrument)
  6. Bron: De entiteit waaruit iets ontstaat (het wordt gemaakt van chocolade. Chocolade = bron )
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Welke termen worden ook wel gebruikt voor éénplaatsige argumenten?

A

Intransitief en onovergankelijk

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Wat houdt onovergankelijk en intransitief in?

A

Een predikaat dat onovergankelijk en intransitief is, is een éénplaatsig predikaat.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Wat voor soort predikaten worden ook wel transitief en overgankelijk genoemd?

A

Twee- en drieplaatsige predikaten.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Welke termen worden ook wel gebuikt voor twee- en drieplaatsige werkwoorden?

A

Transitief en overgankelijk

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Wat is een opvallend verschil tussen grammaticale rollen en semantische rollen?

A

Dat semantische rollen vaak met een voorzetsel aangegeven worden (de patiens is hier een uitzondering op)

Grammaticale rollen kenmerken zich juist door de afwezigheid van voorzetsels.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Wat is een reflexieve pronomen?

A

Wanneer iets terugverwijst naar zichzelf.

Wanneer een woord 2 argumenten vereist, maar de agens en patiens zijn hetzelfde wordt er door de patiens vaak terugverwezen met “zichzelf”.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Hoe heet een zin waarin een reflexieve pronomen wordt gebruikt?

A

Een reflexieve constructie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Wat wordt er bedoeld met coreferentie?

A

Als de agens en de patiens dezelfde referent hebben.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Wat is het verschil tussen coreferentie en valentiereductie?

A

Bij coreferentie heeft een predikaat nog steeds twee argumenten die naar hetzelfde verwijzen. Bij valentiereductie is er daadwerkelijk een argument minder (nodig).

Het kind wast zich = Het kind wast het kind (Het kind is agens en patiens)
Het glas breekt = Heeft het predikaat breekt alleen nog maar een patiens, terwijl bij Jan breekt het glas er een agens en patiens is.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Wat wordt er bedoeld met pronominalisatie?

A

Bij reflexieve constructies wordt er in plaats van de nominale woordgroep te herhalen een reflexieve pronomen (=zich, of zichzelf) gebruikt.

17
Q

Wat wordt er bedoeld met een pro-drop?

A

Dat het subject weggelaten kan worden (pronomen wordt gedropt) in sommige taken. Vaak als er aan de uitgang van het werkwoord is af te leiden dat het in de eerste persoon is bv. in het latijn.

18
Q
A