Hoofdstuk 1 Begrippen Flashcards

1
Q

Wat zijn universalia?

A

Eigenschappen die door alle talen worden gedeeld. Zoals het hebben van klinkers en medeklinkers.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Wat is compositionaliteit?

A

Taalelementen hebben een eigen betekenis, maar ze hebben samengevoegd een andere betekenis.

Compositionaliteit is een kenmerk van natuurlijke, menselijke talen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Wat is Recursie?

A

Talige eenheden bevatten weer andere eenheden van hetzelfde type. Recursie maakt het dus mogelijk om een linguistische éénheid in te bedden in een andere linguistische éénheid.

bv. “Van de man met de hoed” (PP maakt deel uit van een andere PP)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Wat is een onomatopee?

A

Klanknabootsende woorden.

Deze woorden zijn een uitzondering op het kenmerk dat er tussen de vorm van woorden en de betekenis van de woorden geen verband is.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Wat zijn kunsttalen?

A

Kunstrtalen zijn talen die bewust door mensen ontworpen of geconstrueerd zijn, zoals bv. het esperanto.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Wat zijn kenmerken van natuurlijk taal?

A
  1. Compositionaliteit
  2. Willekeurigheid van het taalteken
  3. zijn levend, veranderen door interactie
  4. Worden door kinderen vanaf jongs af aan geleerd door interactie
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Wat zijn computertalen?

A

Talen die geschreven zijn om computers instructies te kunnen geven.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Wat is gesproken taal?

A

Wordt geuit door het gebruitk van tong, lippen, stembanden en wordt gehoord door het oor.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Wat is gebarentaal?

A

Wordt geuit door middel van een andere modaliteit (manier/wijze) Namelijk visueel. Soms is er in gebarentaal wel relatie tussen gebaar en inhoud, vaak is dat iconisch.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Wat is Descriptieve grammatica?

A

Bij descriptieve grammatica worden verschillende taalvormen verklaard. Dat kan dus bijvoorbeeld ook voor dialecten gelden.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Wat is prescriptieve grammatica?

A

Prescriptieve grammatica schrijft de regels van één taalvorm voor.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Wat wordt er bedoeld met Diachrone beschrijving?

A

Bij een diachrone beschrijving worden veranderingen van taal door de tijd heen beschreven.

Wordt ook wel Historische grammatica genoemd.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Wat wordt er bedoeld met een Synchrone beschrijving?

A

Bij synchrone beschrijving wordt beschreven hoe een taal er op een bepaald moment in de tijd uitzag.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Wat is pedagogische grammatica?

A

Ook wel leergrammatica, bevat een uiteenzetting van regels van taal ten behoeve van het onderwijs.

Heeft vaak een prescriptief karakter.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Wat is pragmatiek?

A

De wijze waarop taalgebruik in interactie en in langere teksten is gestructureerd.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Wat is syntaxis?

A

zinsbouw

17
Q

Wat is Semantiek?

A

In de semantiek worden de regels voor betekenistoekenning omschreven.

18
Q

Wat is fonetiek?

A

Fonetiek bestudeert het fysieke proces van spreken en verstaan.

19
Q

Wat is fonologie?

A

Bestudeert het klanksysteem.

20
Q

Wat is morfologie?

A

Woordvorming