Hoofdstuk 7: Angststoornissen Flashcards
Tot wat behoren de angst-stemmings- en eetstoornissen?
Angst-, stemming- en eetstoornissen behoren tot het limbisch systeem (affectief spectrum). Elke angststoornis heeft specifieke eigenschappen, dit is belangrijk voor differentiatie en behandeling.
Definitie angst
is een normale reactie op angstopwekkende prikkel. Angst wordt gekenmerkt door specifieke gedachten, gedragingen en lichamelijke symptomen (zit een soort verdedigngsmechanisme in). Het is evolutionair gezien heel belangrijk om ons te beschermen. Zonder angst zou de mens immers niet meer bestaan. Angst is fysiologisch belangrijk en is een helpende emotie.
Pathologische angst (angststoornis)
Er sprake van pathologische angst wanneer na een angstprikkel een ongewoon intense en/of langdurige angst ontstaat die buiten proportie is, of wanneer angst zonder angstprikkel aanwezig is.
Angststoornissen
Dit zijn de meest frequent voorkomende psychiatrische aandoeningen. Na angststoornissen zijn de stemmingsstoornissen het meest prevalent. Angstklachten zijn de meest prevelante klachten in de eerste lijn. Angststoornissen behoren tot de best behandelbare aandoeningen. Angststoornissen = dreiging van controleverlies is hierbij heel.
Cerebraal hersen-angstcircuit
Wat doet zich voor bij conditie waar intense disproportionele angst is = niet onbelangrijk, want ook de generieke behandeling speelt zich op bepaald aantal niveaus af. Bij angst spelen verschillende niveaus een rol:
- Autonome reacties (Locus coeruleus, amygdala)
Reacties die aangestuurd worden in angstopwekkende situaties o Reacties = snellere ademhaling en hartslag (cardiovasculair systeem staat op scherp). - Motorische reacties (basale ganglia, motorische cortex)
Gedragsmatige reacties. Fight, flight (bij angst zien we vaak een flight-reactie (vermijden, ontsnappen aan de situatie); bij PTSS zien we vaak een freeze-reactie. Het is een reactie op intense chronische angst, een verdedigingsmechanisme. - Emotionele responsen (Amygdala)
Angst en bedreiging (daar zam verdediging optreden). - Geheugen (Hippocampus)
(Geheugenscripts, die alles opslaan van gebeurtenissen spelen ook een belangrijke rol). Eerdere ervaringen zullen mee bepalen hoe de situatie wordt ingeschat en reactie.
Generieke behandeling voor angststoornissen (over alle angsstoornissen heen)
Angst. = lage genetische load → hoge invloed omgeving → positiever effect psychotherapie.
- Cognitieve gedragstherapie: 10 à 20 sessies
- Principe van Exposure: Habituatie/extinctie: patiënt zal via exposure blootgesteld worden aan een angstopwekkende prikkel, met de bedoeling dat daar habituatie: uitdoving en gewenning die optreedt door de blootstelling en na verloop van tijd de angst.
- Angsthiërarchie, angstthermometer gebruiken tijdens therapie.
- Medicamenteuze behandeling
Behandeling (wordt niet als eerst gedaan = kan soms aanvulling zijn = vb. bij patiënt een angststoornis heeft, maar comorbide (tegelijkertijd) een stemmingsstoornis). - (Anxiolytica): klassieke benzodiazepines: er treedt snel gewenning op; wordt vnl. gebruikt bij angststoornissen met een paniekaanval. Eigenlijke anxiolytica zoals valium, Xanax,… werken heel snel, maar zorgen ook snel voor afhankelijkheid. Deze antidepressiva werken op stemming, maar ook op angst (voor reductie), maar zullen dus enkel worden voorgeschreven in erge gevallen (mede door de afhankelijkheid die kan ontstaan).
- SSRI’s: meer prevalent binnen angststoornissen (reden: comorbiditeit stemmingsstoornissen).
Overzicht angststoornissen
- Specifieke fobie
- Paniekstoornis
- Agorafobie
- Sociale fobie
- Obsessieve-compulsieve stoornis (OCD) → in de DSM 5 staat OCD apart
- Gegeneraliseerde angststoornis
- Posttraumatische stressstoornis
Acute stressstoornis kunnen bij verschillende aandoeningen worden gezet = acuut decompenseren (want draagkracht – draaglast zijn uit balans).
Angststoornis door
- Somatische aandoening
- Middelen (vb. psychoactieve stoffen zoals cafeïne).
Kenmerken specifieke fobie
- Een aanhoudende en irrationele angst voor een bepaald object/situatie. Het object/situatie is afgelijnd, telkens maar voor 1.
- Blootstelling aan de prikkel veroorzaakt een onmiddellijke angstreactie, die de vorm kan krijgen v.e. situatie-gebonden paniekaanval.
- De fobische situatie wordt vermeden of doorstaan met intense angst/lijden. Er is dus compensatoir of vermijdingsgedrag.
- De persoon erkent dat zijn angst feitelijk ongegrond/buiten proportie is, de patiënt heeft daar last van en de angst is ego-dystool (behoort niet tot het eigen gegeven).
- Duurt meestal 6 maanden of langer.
- De angst of het vermijdingsgedrag is zo ernstig dat het interfereert met de dagelijkse bezigheden of sociale relaties. De betrokkenen lijdt ernstig onder de angst.
- De angst en vermijding kunnen niet beter verklaard worden door een andere angststoornis. Type wordt gebruikt om te kijken naar het beloop, belangrijk om de leeftijd te weten, want dat betekent dat er een ontwikkelingscomponent aan verbonden is.
Soorten specifieke fobieën
Diertype:
- Angst voor dieren.
- Begint op kinderleeftijd.
Natuurtype:
- Angst voor storm, hoogtes of water.
- Begint op kinderleeftijd.
Bloed-i,jectie-verwonding type:
- Angst voor bloed, wonden, medische ingrepen.
- Er is sprake van sterke familiale belasting.
- Vasovagale reactie: bloeddrukval gevolgd door (kans op) flauwvallen. (Dit is niet het geval bij andere types van een specifieke fobie)
Situationeel type
- - Angst voor het openbaar vervoer, tunnels, bruggen, liften, vliegen, autorijden of afgesloten ruimten.
- 1e piek: kinderleeftijd; 2e piek: 25ste levensjaar
Overig type:
- Situaties die zouden kunnen leiden tot benauwdheid, overgeven of een ziekte oplopen.
Ethiopathogenese specifieke fobie
vnl. psychologisch verklaringsmodel
- Biologisch model: weinig argumenten
- Psychologisch model
Leertheoretisch: tweefactorenmodel:
- Klassieke conditionering: aanleren van de angst.
- Operante conditionering: aanleren van het vermijdingsgedrag
Behandeling specifieke fobie
- Exposuretechnieken (gedragstherapie)
- In vivo (in het dagelijks leven)
- In vitro (in de verbeelding/imaginair)
- In virtual reality (via een computerprogramma, bv. bij vliegangst)
- De specifieke fobie is een van de weinige angststoornissen waar er geen plaats is voor medicatie.
Kenmerken paniekstoornis
- Recidiverende onverwachte paniekaanvallen.
- Ten minste één van de aanvallen werd gevolgd door ten minste één maand waarin de betrokkene:
- Zicht voortdurend zorgen maakte over nieuwe aanvallen.
- Piekerde over de gevolgen van een nieuwe aanval. (Dit is anticipatieangst = brengt veel rusteloosheid en stress = werkt in op welbevinden, men is op zijn hoede.)
- T.g.v. de aanval een belangrijke gedragsverandering vertoonde.
Kenmerken van een paniekaanval
Er is sprake van een begrensde periode van intense angst of gevoel van onbehagen, waarbij vier (of meer) v.d. volgende symptomen plotseling ontstaan, die binnen 10 minuten een maximum bereiken: het is vnl. een lichamelijk gegeven.
- Hartkloppingen, bonzend hart of versnelde hartactie: lijkt op een hartaanval.
- Transpireren
- Trillen of beven
- Gevoel van ademnood of verstikking
- Naar adem snakken
- Pijn of onaangenaam gevoel op de borst
- Misselijkheid of buikklachten
- Gevoel van duizeligheid, onvastheid, licht in het hoofd of flauwte
- Derealisatie (gevoel van onwerkelijkheid) of depersonalisatie (gevoel los van zichzelf te staan)
- Angst de zelfbeheersing te verliezen of gek te worden (denken dat ze flippen)
- Angst dood te gaan (door vb. Te denken dat het een hartaanval is)
- Paresthesieën (verdoofde of tintelende gevoelens) (+- eerste symptoom/voorloper)
- Opvliegers of koude rillingen. (te maken met thermoregulatie)
Kenmerken agorafobie
- Pleinvrees: Duidelijke angst of vrees voor twee (of meer) van de volgende vijf situaties:
- Gebruikmaken van (openbaar) vervoer (zoals auto, bus, trein, schip, vliegtuig).
- Zich in een open ruimte bevinden (zoals parkeerplaatsen, marktpleinen, bruggen).
- Zich in een afgesloten ruimte bevinden (zoals winkels, theaters, bioscopen).
- In de rij staan of zich in een menigte bevinden.
- Alleen buitenshuis zijn.
- De betrokkene vreest of vermijdt deze situaties vanwege de gedachte dat ontsnappen moeilijk zal zijn of hulp niet beschikbaar wanneer zich panieksymptomen of andere machteloos makende of gênante symptomen zouden ontwikkelen. (weer participatieangst)
- De situaties worden vermeden (bv. reizen is beperkt) (= dus compensatoir gedrag) of worden alleen doorstaan met duidelijk lijden of de angst een paniekaanval of paniekachtige symptomen te krijgen, of de aanwezigheid van een begeleider is noodzakelijk.
- De angst en vermijding kunnen niet beter verklaard worden door een andere angststoornis.
Etiopathogenese van paniekstoornis en agorafobie
- Biologisch model
- Genetische factoren: eerder beperkt, dus omgevingsfactoren spelen ook een rol
* h2(heratiabiliteit): 0,4 (niet hoog = kenmerken of traits hebben vaak meer genetische overlap)
* Bij patiënten met deze stoornissen is er genetisch vaak al gedragsinhibitie en angstgevoeligheid (zijn familiaal overgeërfd)
- Hyperreactief NA systeem (NA= Hyperreactief Noradrenulair (noradrenaline))
- Dysfuncties 5-HT (serotonine), GABA, CCK en glutamaat houden lichaam in evenwicht
- Glutamaat = exciterende neurotransmitter
- GABA = inhiberende neurotransmitter (hier is er dus dysfunctie)
- Psychosociaal model
- Cognitieve model
* Catastrofale interpretaties (bv. hypochondrie)
- Vroeger traumatische ervaringen kunnen ook een rol spelen.
Behandeling van paniekstoornis en agorafobie
- Cognitieve gedragstherapie: graduele exposure in vivo (gradueel o.b.v. angsthiërarchie).
- Medicamenteuze ondersteuning
- Anxiolytica
- Antidepressiva (SSRI’s, TCAD): bij voorkeur SSRI, omwille van het + bijwerkingsprofiel. voornamelijk noradrenerg werken (gaan systeem van noradrenaline ondersteunen) - Combinatie (!) gedragstherapie en medicatie
Kenmerken sociale fobie
- Angst voor de beoordeling die andere mensen gaan geven op de patiënt en zijn prestaties.
- Een duidelijke en aanhoudende angst voor één of meer situaties waar men sociaal moet functioneren of iets moet presteren en waarbij men blootgesteld wordt aan onbekenden of een mogelijk kritische beoordeling door anderen. De betrokkene is bang dat hij/zij zich op een manier zal gedragen (of angstverschijnselen zal tonen) die vernederend of beschamend zijn.
- Blootstelling aan de gevreesde sociale situatie leidt tot een onmiddellijke angstreactie; dit kan dan de vorm aannemen van een paniekaanval.
- Er kan anticipatieangst optreden, waardoor compensatoir gedrag kan voorkomen = Vb. Niet naar meeting op het werk gaan door je ‘ziek’ te zetten.
Etiopathogenese sociale fobie
- Biologisch model
- Genetische factoren - Cognitieve model
- Irrationele ideeën en verwachtingen - Leertheoretisch
- Klassieke conditionering (trauma)
- Imiterend leren (modelling)
Behandeling sociale fobie
- Gedragstherapie: exposure in vivo
- Cognitieve therapie
- Assertiviteitstraining: sociale vaardigheidstraining (leren omgaan met sociale situaties)
- Medicamenteuze ondersteuning: antidepressiva (SSRI’s)
Obsessief-compulsieve stoornis (OCD)
Heeft eigenlijk in DSM 5 een aparte categorie/klasse. Staat hier ook bij vermeld, want kerngegeven van OCD is eigenlijk een angststoornis. Ook eetstoornissen zou je als angststoornis kunnen zien, want hebben ook angst/obsessie als kern.
Kenmerken OCD
- De patiënt beschouwt de dwangverschijnselen op een bepaald moment als onzinning of excessief.
- Bij kinderen : niet aanwezig.
- De klachten veroorzaken veel spanning. Om die spanning te reduceren, gaat de patiënt aan compulsies/dwanghandelingen doen. Die kosten de patiënt meer dan een uur per dag, of verstoren in ernstige mate het dagelijks functioneren.
- Angst- en spanningsgegevende dwanggedachte, die wordt gevolgd door een angst- en spanningsreducerende dwanghandeling/compulsie (obsessie zonder compulsie kan ook). De patiënt dient een bepaalde handeling uit te voeren (die hij/zij verschillende keren per dag doet en die heel wat tijd in beslag neemt) om de angst te gaan reduceren.
Themata OCD
- Angst voor besmetting en wasdwang.
- Angst voor gevaarlijke gebeurtenis en controledwang.
- Symmetrie-obsessies (alles moet in evenwicht zijn), tellen, ordenen en verzamelen.
Er is zeker niets mis met orde en structuur houden, maar hier gaat het om hoeveel tijd of uren de persoon dagelijks spendeert aan de obsessieve handelingen. De persoon kan door deze uren niet meer normaal functioneren en dagdagelijkse zaken doen. Het kost meestal 2 uur per dag om enkel en alleen al de obsessies te gaan reguleren = dat is heel intens en is dus niet gewoon ‘ordelijk’ zijn.
Etiopathogenese OCD
- Biologisch model
- Executief disfunctioneren
- Prefrontale cortex, nucleus caudatus, thalamus, striatum - Cognitief model (psychologisch)
- Onrealistische gedachten - Leertheoretisch: tweefactorentheorie: (psychologisch)
- (Klassieke conditionering)
- Operante conditionering