Hoofdstuk 11: Slaapstoornissen Flashcards

1
Q

Slaapstoornissen

A

Slaapstoornissen komen vaak voor in comorbiditeit met andere stoornissen (vb. depressie enz,..). Er is een onderscheid tussen 2 soorten slaapstoornissen: grote verschil is het al dan niet verstoord zijn van normaal fysiologisch slaapproces/slaaparchitectuur:

  • Dyssomnie = verstoorde slaaparchitectuur.
  • Parasomnie = normaal slaapproces, maar veel lichamelijke klachten.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Algemeen: normaal fysiologisch slaapproces

A
  • Slaap heeft een herstellende functie voor het lichaam:
  • Het zorgt voor de productie van het groeihormoon (vooral bij jongeren van belang).
  • Het tempo van celdeling is maximaal.
  • De aanmaak van eiwitten is groter dan de afbraak van eiwitten.
  • Laag bewustzijnsniveau
  • Non-REM-slaap:
  • Fase 1 -2: lichte slaap (fase 1: “indoezelen”)
  • Fase 3-4: diepe slaap
  • REM-slaap: (Rapid Eye Movement)
  • Verlaging van de spierspanning
  • Toegenomen variabiliteit in de ademhalings- en hartslagfrequentie
  • Verhoogde doorbloeding van de geslachtsorganen
  • Slaapduur: (bij gemiddelde volwassene)
  • 7-8 uur (bij een volwassene; bij ouderen (6-7u); kinderen (10-11u); baby’s (16u))
  • 50%: lichte slaap (fase 1-2)
  • 20%: diepe slaap (fase 3-4)
  • 25%: REM-slaap
  • 5%: korte waakperioden
  • Polysomnografie: (in een slaaplabo wordt de slaaparchitectuur gemeten via polysomnografie) men maakt registraties via
  • EEG (hersengolven/hersenactiviteit gelinkt aan lichte en diepe slaap) (elektro encefalogram  elektrische activiteit van hersenen en hersengolven meten die gelinkt zijn aan specifieke slaappatronen)
  • EOC (elektro occulogram → gelinkt aan REM-periode)
  • EMG (elektro myogram gelinkt aan de REM-periode)

 Boek ‘Classification of sleeping disorders’ = beetje classificatiesysteem zoals DSM, maar in slaaplabo heeft men specifiek classificatiesysteem van slaapstoornissen (er bestaan er ongeveer 100).

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Hypnogram afbeelding p138)

A

Het hypnogram (slaapdiagram x-as= tijd, y-as = slaapfase) )bestaat uit verschillende fasen: fase 1 en 2 (lichte slaap, indoezelen), en fase 3 en 4 (diepe slaap). PS: paradoxale slaap of REM-slaap: komt om de 80 à 100 minuten voor in een slaapproces. Naarmate de tijd evolueert, gaat het aantal PS zich sneller opvolgen en heeft men minder diepe slaap en minder lichte slaapfases. Waakperiodes nemen toe naarmate men in de ouderdom komt.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Dyssomnia: kenmerken primaire insomnia

A

*Primaire: niet ten gevolge v.e. andere aandoening. Het is intrinsiek aanwezig.

Kenmerken
- Moeite met inslapen of doorslapen, of niet uitgerust zijn na de slaap, gedurende ten minste één maand.
- Significante mate van lijden of beperkingen in het sociaal of beroepsmatig functioneren of het functioneren op andere belangrijke terreinen. = disfuntioneren
- Exclusie (komt niet door): andere slaapstoornissen, somatische aandoeningen, aan middelen gebonden stoornissen of een andere psychiatrische stoornis. (kunnen wel bij secundaire)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Dyssomnia: kenmerken primaire hypersomnia

A
  • Overmatige slaperigheid gedurende ten minste één maand (of korter indien recidiverend) zoals blijkt uit ofwel verlengde slaapepisodes ofwel bijna dagelijks voorkomende slaapepisodes overdag.
  • Significante mate van lijden of beperkingen in het sociaal of beroepsmatig functioneren of het functioneren op andere belangrijke terreinen. = disfunctioneren
  • Exclusie: andere slaapstoornissen, somatische aandoeningen, aan middelen gebonden stoornissen of een andere psychische stoornis.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Dyssomnia: kenmerken narcolepsie

A
  • Onweerstaanbare aanvallen van een verkwikkende slaap die dagelijks voorkomen gedurende tenminste drie maanden.
  • De aanwezigheid van één of beide van de volgende:
  • Kataplexie, dit is zeer specifiek voor narcolepsie, spanningsverlies van spieren, waardoor men gineen gaat zakken (korte episodes van plotseling bilateraal tonusverlies van de spieren, meestal gepaard aan intense emotie)
  • Herhaald optreden van onderdelen van de REM-slaap in de overgangsfase tussen slapen en waken zoals blijkt uit ofwel hypnopompe (tussen slapen en waken) of hypnagoge (tussen waken en inslapen) hallucinaties of slaapparalyse aan het begin (of einde) van de slaapepisodes. (grensgebied slaap/waak):

Hypnopompe hallucinaties: ontstaan bij ontwaken.
Hypnagoge hallucinaties: ontstaan tussen waken en inslapen
Slaapparalyse: slaapverlamming

  • Exclusie
    Somatische aandoeningen, aan middelen gebonden stoornissen. Narcolepsie wordt meer gezien binnen de neurologie dan binnen de psychiatrie.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Dyssomnia: kenmerken slaapgebonden ademhalingsstoornis

A

Deze stoornis ziet men eerder bij neus-keel-oor afdelingen

  • Slaapontregeling, leidend tot overmatige slaperigheid of insomnia, die beschouwd wordt als een gevolg van een slaapgebonden ademhalingsstoornis.
  • Meest voorkomende vorm: obstructieve slaapapneusyndroom (OSAS)
  • Veelvuldige ademstops (apneus): veelvuldige ademstop kan leiden tot zuurstoftekort
  • Etiologie: overgewicht, afwijking in anatomische bouw van kaak/keelholte
  • Exclusie: somatische aandoeningen, aan middelen gebonden stoornissen.

 Het komt niet zo vaak voor als primair gegeven binnen de psychiatrie, maar eerder binnen NKO.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Dyssomnia: kenmerken slaapstoornis gebonden aan de circadiane ritmiek

A
  • Een aanhoudend of recidiverend patroon van ontregeling van de slaap dat leidt tot overmatige slaperigheid of insomnia en dat het gevolg is van het niet in overeenstemming zijn van het slaap-waakritme dat door de omgeving van betrokkene vereist wordt en zijn of haar circadiane slaap-waak-patroon.
  • Significante mate van lijden of beperkingen in het sociaal of beroepsmatig functioneren of het functioneren op andere belangrijke terreinen.
  • Exclusie: andere slaapstoornissen, somatische aandoeningen, aan middelen gebonden stoornissen of een andere psychiatrische stoornis.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Varianten van slaapstoornis gebonden aan de circadiane ritmiek

A
  • Intrinsieke stoornis: vertraagde en vervroegde slaapfase-syndroom.
  • Extrinsieke stoornis: jetlag-syndroom en ploegendienst-syndroom.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Variant 1: intrinsieke stoornis

A

Vertraagde slaapfase-syndroom (Delayed Sleep Phase Syndrome)
- Slaaptijden die later zijn dan gewenst.
- Geen moeite met doorslapen.
- Veel moeite met opstaan op het gewenste ochtenduur.
- Onvermogen de slaapperiode te vervroegen (ontrgelede interne klok)
- Vooral vaak bij volwassenen

Vervroegde slaapfase-syndroom (Advanced Sleep Phase Syndrome)
- Slaaptijden die vroeger zijn dan gewenst.
- Geen moeite met doorslapen.
- Vroeg ontwaken in de ochtend.
- Onvermogen de slaapperiode te verlaten.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Variant 2: Extrinsieke stoornis

A

Jetlag-syndroom
Insomnia
Hypersomnia
Concentratie- en geheugenproblemen
Verstoorde maag-darmfunctie
Ziet men iets minder bij zomer-winter uurverandering

Ploegendienst-syndroom
Insomnia
Hypersomnia
Vaak comorbiditeit met stressgerelateerde aandoeningen (angst- en stemmingsstoornissen).
Vaak mensen die verschillende shiften draaien, soms vroeg/laat

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Dyssomnia niet anderzins omschreven

A

Soorten restcategorie
- Klachten over insomnia of hypersomnia door omgevingsfactoren (zoals lawaai, licht, frequente onderbrekingen).

  • Overmatige slaperigheid door voortdurende slaapdeprivatie/slaaptekort.
  • ‘Restless Legs Syndrome’: dit syndroom wordt gekenmerkt door de behoefte om de benen of armen te bewegen, waarbij typische onaangename sensaties worden beschreven (zoals het gevoel dat er iets over de huid kruipt, gevoel van kriebelen, tintelen, branderig gevoel of jeuken). Het frequent bewegen van de ledematen komt voor om te proberen de onaangename gevoelens te verlichten. De verschijnselen zijn het ergst als iemand rust en ‘s avonds of ’s nachts, en ze verdwijnen tijdelijk door te bewegen. De onplezierige gevoelens en de bewegingen van de ledematen kunnen het begin van de slaap uitstellen, iemand uit de slaap wekken of leiden tot slaperigheid of vermoeidheid overdag. (Comorbiditeit met ADHD)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Parasomnia (normaal slaapproces): nachtmerries

A
  • Herhaaldelijk wakker worden in de belangrijkste slaapperiode of tijdens dutjes met gedetailleerde herinneringen aan lange en buitengewoon angstaanjagende dromen, doorgaans met bedreiging van het leven, de veiligheid of de eigenwaarde als inhoud. Het ontwaken komt meestal in de tweede helft van de slaapperiode voor.
  • Bij het ontwaken uit de angstaanjagende dromen is de betrokkene snel georiënteerd en alert (i.t.t. de verwarring en desoriëntatie die wordt gezien bij pavor nocturnus en sommige vormen van epilepsie).
  • Nachtmerries komen vaak voor bij kleuters = altijd kijken naar de ontwikkeling.
  • Komt vooral voor wanneer patiënt koortsig is, door alcoholgebruik, slaapdeprivatie en stress.
  • Significante mate van lijden of beperkingen in het sociaal of beroepsmatig functioneren of het functioneren op andere belangrijke terreinen.
  • Exclusie: somatische aandoeningen, aan middelen gebonden stoornissen of een andere psychiatrische stoornis.

 Het is ontwikkelingsgerelateerd: nachtmerries zijn zeer prevalent bij kleuters. Algemeen kan men zeggen dat nachtmerries vooral uitgelokt worden door toestanden waarbij de patiënt koortsig is, bij veel alcohol, slaapdeprivatie en stressgerelateerde aandoeningen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Kenmerken pavor nocturnus

A
  • Recidiverende episodes van plotseling wakker worden, meestal tijdens het 1ste 3de deel v.d. belangrijkste slaapperiode en beginnend met een paniekerige schreeuw.
  • Intense angst en verschijnselen van autonome ‘arousal (sympatisch zenuwstelsel)’, zoals tachycardie, snel ademhalen en transpireren, komen voor bij elke episode.
  • De betrokkene reageert nauwelijks op pogingen om hem/haar gerust te stellen tijdens de episode. Men is verward en gedesoriënteerd.
  • Er is geen gedetailleerde droomherinnering en er is nadien amnesie voor de episode. (nier herinneren dat er een episode was.
  • 5% voorkomen bij kleuters en zeer jonge kinderen .
  • Komt ook vooral voor bij koorts, alcohol, stress en slaapdeprivatie.
  • Significante mate lijden of beperkingen in het sociaal of beroepsmatig functioneren of het functioneren op andere belangrijke terreinen.
  • Exclusie: somatische aandoeningen, aan middelen gebonden stoornissen.

 Ontwikkelingsgerelateerd: het komt voor bij ca. 5% van de kleuters. Het is goedaardig en van voorbijgaande aard. Het kan ook op latere leeftijd voorkomen (door koorts, alchoholinname, stress en slaapdeprivatie).

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Kenmerken slaapwandelen

A
  • Recidiverende episodes van uit bed komen tijdens de slaap en rondlopen, meestal tijdens het eerste derde deel van de belangrijkste slaapperiode.
  • Tijdens het slaapwandelen heeft de betrokkene een uitdrukkingsloze starende gelaatsuitdrukking, reageert nauwelijks op pogingen van anderen om met hem/haar contact te krijgen en de betrokkene kan slechts met grote moeite gewekt worden.
  • Bij het ontwaken (ofwel uit de episode van slaapwandelen ofwel de volgende ochtend) heeft de betrokkene een amnesie voor de episode.
  • Binnen enkele minuten na het ontwaken uit een episode van slaapwandelen zijn er geen beperkingen in de geestelijke activiteit of het gedrag (hoewel er aanvankelijk een korte periode van verwarring of desoriëntatie kan zijn).
  • Significante mate van lijden of beperkingen in het sociaal of beroepsmatig functioneren of het functioneren op andere belangrijke terreinen.
  • Exclusie: somatische aandoeningen, aan middelen gebonden stoornissen.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Behandeling dyssomnia: insomnia

A
  • Algemeen: aanpassen van de
  • Levensstijl: verwijst naar stressgerelateerde zaken die een invloed kunnen hebben
  • Slaaphygiëne
  • Stimuluscontrole:
  • Negatieve associaties tussen slaapprikkels en waakreactie verzwakken en positieve associaties tussen slaapprikkels en slaapproces versterken.
  • Slaaprestrictie
  • Totale bedtijd beperken tot de totale slaaptijd om zo de slaapefficiëntie verhogen. (Bv. bij insomnia: minder uren in bed liggen, gaat vooral effectief zijn bij comorbiditeit met angst- en stemmingsproblemen).
  • Cognitieve gedragstherapie
  • Herstellen van disfunctionele opvattingen en denkfouten.

 Vooral effectief bij comorbiditeit met angst- en stemmingsstoornissen.

17
Q

Behandeling dyssomnia: narcolepsie

A
  • Cave levensbedreigende situaties (bv. bij autorijden)
  • Niet-specifieke gedragsbehandeling: bevordering van de slaaphygiëne
  • Medicamenteus:
  • Methylfenidaat (Rilatine)
  • Modafinil (Provigil)
  • Antidepressiva: vooral wanneer er sprake is van comorbiditeit
18
Q

Behandeling dyssomnia: andere

A
  • Slaapgebonden ademhalingsstoornis
  • CPAP (continuous positive airway pressure = machine tegen ademstop)
  • Chirurgie (bij afwijkingen van kaak- en keelholte)
  • Slaapstoornis gebonden aan de circadiane ritmiek
  • Fototherapie/Blootstelling aan licht
  • Melatonine (om interne klok terug te reguleren; gebeurt vaak bij jetlagsyndroom)
  • Restless Leg Syndrome (RLS): medicamenteus
  • Hyponotica
  • Dopamine agonisten
  • L-Dopa (vooral gegeven bij comorbiditeit met Parkinson)
19
Q

Behandeling Parasomnia: nachtmerries

A
  • (Cognitieve) gedragstherapie
  • Hypnose
  • Medicamenteus
  • Hypnotica
  • Antidepressiva
20
Q

Behandeling Parasomnia: slaapwandelen/pavor nocturus

A
  • Stressreductietechnieken
  • Hypnose
  • Medicamenteus
  • Hypnotica
  • Antidepressiva

 Stress speelt een belangrijke rol, CGT en stressreductietechnieken.