Hoofdstuk 6: Wat gaan we eten? Flashcards
Bellen met
To give (someone) a call
bestellen
To order
Betalen
to pay
nemen
to take
pinnen
to pay with a debit card
de herfst
autumn
de klant(en)
customer
de lente
spring
de lepel(s)
spoon
de ober(s)
Waiter
de rekening(en)
bill
de vork(en)
fork
de zomer
summer
het biertje (de biertjes)
beer
het bord (de borden)
plate
het eetcafe
pub serving food
het gerecht (de gerechten)
dish
het voorgerecht(en)
starter
het hoofdgerecht(en)
main course
het nagerecht(en)
dessert
het kopje
cup
het mes(en)
knife
het najaar
autumn
het servet(en)
napkin
het toetje
dessert
het voorjaar
spring
het woordenboek
dictionary
een keuze maken
to make a choice
lekker vinden
to like something
uit eten gaan
to go out for dinner
bijna
almost
bijvoorbeeld
for example
contant
cash
Een tafel for twee (personen), alstublieft
A table for two please
Eet smakelijk
enjoy your meal
het komt eraan
coming right up
het was heerlijk
it was wonderful
mogen we de rekening alstublieft
can we have the bill please
Ik wil graag een biertje bestellen
I would like to order a beer
Ik neem geen voorgerecht
I won’t take a starter
Ik neem als hoofdgerecht de biefstuk met frietjes
I take the steak with fries as a main course
Vraag en antword
1) Wilt u alvast iets drinken?
2) Hebt u een keuze kunnen maken.
3) Wilt u ook een nagerecht?
4) Heeft het gesmaakt?
5) Wilt u pinnen of contant betalen?
1)Ik wil graag een rode wijn
2) Voor mij de biefstuk, alstublieft.
3) Nee, ik neem geen nagerecht.
4) Het was heerlijk!
5) Ik wil graag pinnen.
Pluralis
-a, -i, -o, -u, of -y
’s
Pluralis
-e, -é, -el, -em, -en, -er
s
Pluralis
De rest van substantieven
-en