Hoofdstuk 12: Onderweg Flashcards
1
Q
bezoeken
A
to visit
2
Q
volgen
Volg de borden naar de universitiet
A
to follow
follow the signs for the university
3
Q
zitten
Ik zit in kamer 4.05
A
to sit; to be
I am in room 4.05
4
Q
de auto (‘s)
A
car
5
Q
de begane grond
A
ground floor
6
Q
de boot (en)
A
boat
7
Q
de bus (en)
A
bus
8
Q
de halte (s)
de bushalte
A
stop
bus stop
9
Q
de keuze
de studiekeuze
A
choice
study programme choice
10
Q
de parkeerplaats
A
car park
11
Q
de reis (zen)
A
trip
12
Q
de richting (en)
A
direction
13
Q
de snelweg (en)
A
motorway
14
Q
de trap
A
stairs
15
Q
de verdieping (en)
de 4^e verdieping
A
floor
fourth floor
16
Q
de weg (en)
A
road
17
Q
het advies (zen)
het studieadvies
A
advice
study advice
18
Q
het bord
A
sign