Hoofdstuk 10: Een dag uit het leven van Flashcards
Bedoelen
Wat bedoel je?
to mean
What do you mean?
gaan over
De tekst gaat over het leven van Jolien
to be about
The text is about Jolien’s life
lopen
walk
noemen
to name
openen
to open
spelen
Ik speel piano
to play
I play the piano
meenemen (ik neem … mee)
to take along (I take along)
opstaan (ik sta …. op)
to get up (I get up)
schoonmaken (ik maak …. schoon)
to clean (I clean)
de buur (en)
de buurman
de buurvrouw
neighbour
neighbour (male)
neighbour (female)
de kantine
canteen
de pauze
break
het kantoor
office
het kwartier
het kwartiertje
quarter of an hour
about quarter of an hour
het verhaal
story
aan het begin van
aan het begin van de middag loop ik naar de bakker
at the beginning of
In the early afternoon I walk to the bakery
naar huis gaan
to go home
het huishouden doen
to do the housekeeping
het ontbijt maken
to prepare breakfast
de rest van
De rest van de dag doe ik weinig
the rest of
I don’t do much the rest of the day
naar de stad gaan
to go into town
in de stad zijn
to be in town
thuis zijn
to be home
tijd kosten
Dat kost veel tijd
to take time
That takes a lot of time
belangrijk
important
saai
boring
de vrije tijd
free time/time off
al jaren
Dat is al jaren een hobby van me
for years
That has been a hobby of mine for years
als
Wat doe je als je thuiskomt?
when;if
What do you do when you come home
eerder
earlier
meestal
usually
minimaal
at least
nooit
never
ongeveer
approximately
ten slotte
finally
vaak
often
vervolgens
then, next
weer
again
sporten
ik voetbal
ik tennis
doe aan + sport
ik doe aan fitness
woordvolgorde
eerst doe ik mijn computer aan
dan maak ik koffie en thee
daarna eet ik een broodje en wat salade
vervolgens zit ik de rest van de middag achter de balie
ten slotte controleer ik de agenda’s van de managers