Hoofdstuk 10: Een dag uit het leven van Flashcards
Bedoelen
Wat bedoel je?
to mean
What do you mean?
gaan over
De tekst gaat over het leven van Jolien
to be about
The text is about Jolien’s life
lopen
walk
noemen
to name
openen
to open
spelen
Ik speel piano
to play
I play the piano
meenemen (ik neem … mee)
to take along (I take along)
opstaan (ik sta …. op)
to get up (I get up)
schoonmaken (ik maak …. schoon)
to clean (I clean)
de buur (en)
de buurman
de buurvrouw
neighbour
neighbour (male)
neighbour (female)
de kantine
canteen
de pauze
break
het kantoor
office
het kwartier
het kwartiertje
quarter of an hour
about quarter of an hour
het verhaal
story
aan het begin van
aan het begin van de middag loop ik naar de bakker
at the beginning of
In the early afternoon I walk to the bakery