Hoofdstuk 4: Bij het sportcentrum Flashcards

1
Q

gaan + infinitief
Ik ga morgen sporten

A

to be going to + infinitive
I am going to exercise tomorrow

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

gaan naar
Ik ga naar het sportcentrum

A

to go to
I go to the sports centre

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

lunchen

A

to have lunch

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

sluiten

A

to close

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

sportern

A

to play a sport/ to exercise

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

zullen
zullen we naar de film gaan

A

shall/will
shall we go to the cinema?

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

ga je mee + infinitief (meegan)

A

are you coming (along) (to come along)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

de afspraak(en)

A

the appointment

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

de agenda(‘s)

A

diary

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

de medewerker
de baliemedewerker

A

employee
desk clerk

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

de middag/de octend(en)

A

afternoon/morning

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

de sportschool

A

fitness centre

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

het café

A

bar/pub

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

het deel (de delen)
het dagdeel (de dagdelen)

A

part
part of the day

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

het ding (de dingen)
Je kan hier veel leuke dingen doen

A

thing
you can do a lot of nice things here

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

afgelopen zijn
De les is om half vijf afgelopen

A

to be finished
the class will be finished at half past four

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

gesloten zin
Het sportcentrum is op 1 Januari gesloten

A

closed
The sports centre is closed on 1 January

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

dict/open gaan om
Het restaurant gaat om 12 uur open

A

to close/open at
the restaurant opens at 12’oclock

19
Q

dict/open zijn van…tot…
Het restaurant is van 12 tot 23 uur open

A

The restaurant is open from noon to 11pm

20
Q

geen tijd hebben
Ik heb geen tijd voor een hobby
Ik heb geen tijd om dagelijks te sporten

A

To not have time
I don’t have time for a hobby
I don’t have time to exercise daily

21
Q

geen zin hebben
ik heb zin in koffie
ik heb zin om naar de film te gaan

A

to not feel like, to not fancy
I fancy a coffee
I feel like going to the cinema

22
Q

vast (vaste)
een vaste dag

A

fix
a fixed day

23
Q

dagelijks

A

daily

24
Q

doordeweeks

A

during the week

25
Q

haar

A

her

26
Q

nog steeds

A

still

27
Q

’s avonds

A

in the evening

28
Q

’s middags

A

in the afternoon

29
Q

’s morgens

A

in the morning

30
Q

’s ochtends

A

in the morning

31
Q

tot en met

A

up to and including

32
Q

vanavond/middag/morgen/octend

A

tonight / this evening, this morning etc

33
Q

Reactie

A

Ja leuk, gezellig, goede idee, wat leuk,
OR
Nee sorry ik heb geen tijd, ik heb geen zin, Ik kan niet

34
Q

hoe gaat het

A

:) geweldig, prima, heel goed, goed

:l gewoon, het gaat, het gaat wel

:( niet zo goed, goed hoor, slecht

35
Q

7.00

A

seven uur (7’oclock)

36
Q

7:05

A

vijf over zeven

37
Q

7:15

A

kwart over zeven

38
Q

7:20

A

tien voor half acht

39
Q

7:25

A

vijf voor half acht

40
Q

7:30

A

half acht

41
Q

7:35

A

vijf over half acht

42
Q

7:40

A

tien over half acht

43
Q

7:50

A

tien voor acht

44
Q

ongeveer
het is ongeveer half 10

A

about
it is about 9:30