Hoofdstuk 20 Flashcards

1
Q

In welke leeftijdscategorie ontstaan eetstoornissen meestal?

A

Tijdens de adolescentie of jongvolwassenheid.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Bij wie komen eetstoornissen vaker voor: mannen of vrouwen?

A

Bij vrouwen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Wat is de geschatte lifetime prevalentie van eetstoornissen bij vrouwen?

A

Ongeveer 5%.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Wat zegt men over de ernst van eetstoornissen in termen van overlijden?

A

Eetstoornissen hebben een relatief hoog percentage vroegtijdige sterfte.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Welke stoornissen vallen onder de categorie ‘voedings- en eetstoornissen’ volgens de DSM-5?

A

Anorexia nervosa, boulimia nervosa, eetbuistoornis, pica, ruminatiestoornis, en ARFID.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Wat wordt gediagnosticeerd als er wel sprake is van een eet- of voedingsstoornis, maar niet aan de criteria van één van de zes genoemde wordt voldaan?

A

Andere gespecificeerde of ongespecificeerde voedings- of eetstoornis.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Wat is kenmerkend gedrag bij pica?

A

Het eten van niet-eetbare substanties zoals papier, zeep, klei, haar, krijt, etc.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Welke criteria gelden voor de diagnose pica?

A

Het gedrag moet minstens één maand aanhouden en niet passen bij de leeftijd, ontwikkelingsfase of cultuur. Het mag niet gemotiveerd zijn door gewichtscontrole.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Wat gebeurt er bij een ruminatiestoornis?

A

Voedsel wordt na het doorslikken teruggehaald uit de maag, herkauwd, opnieuw ingeslikt of uitgespuugd.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Wat is belangrijk voor de diagnose ruminatiestoornis?

A

Er is geen medische oorzaak, en het gedrag is vaak buiten de controle van de patiënt.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Bij welke groep mensen komen pica en ruminatiestoornis mogelijk vaker voor?

A

Bij mensen met een verstandelijke beperking.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Wat lijkt de meest aangewezen behandelvorm voor pica en ruminatiestoornis?

A

Gedragstherapie.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Wat houdt ARFID in?

A

Een stoornis waarbij iemand te weinig eet, wat leidt tot ondervoeding, zonder medische oorzaak.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Wat zijn mogelijke oorzaken van de verminderde voedselinname bij ARFID?

A

Desinteresse in eten, sensorische afkeer, of angst voor negatieve gevolgen van eten (zoals braken of misselijkheid).

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Wat zijn de gevolgen van ARFID bij kinderen?

A

Gewichtsverlies, ernstige voedingsdeficiënties, of het uitblijven van verwachte groei.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Bij welke leeftijdsgroep komt ARFID meestal voor?

A

Bij jonge kinderen, hoewel het levenslang kan blijven bestaan.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

Wat is de aanbevolen behandeling voor ARFID?

A

Gedragstherapie in gespecialiseerde centra.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

Wat is het kernkenmerk van anorexia nervosa (AN)?

A

Ernstige vermagering doordat de patiënt minder eet dan nodig is.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

Hoe is de energiehuishouding verstoord bij AN?

A

De energie-inname is lager dan de energiebehoefte, wat leidt tot ondergewicht.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
20
Q

Hoe denken AN-patiënten over gewichtstoename?

A

Ze hebben een intense angst om aan te komen of dik te worden, ondanks ondergewicht.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
21
Q

Wat doen AN-patiënten om gewichtstoename te voorkomen?

A

Ze eten opzettelijk weinig en bewegen veel.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
22
Q

Hoe is het zelfbeeld van iemand met AN gekoppeld aan lichaamsbeeld?

A

Negatieve gedachten over lichaam en gewicht beïnvloeden sterk het zelfbeeld.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
23
Q

Welke twee typen anorexia nervosa worden onderscheiden?

A
  • Restrictief type: vermagering door weinig eten en veel bewegen zonder eetbuien of purgeren.
  • Eetbuien-/purgerend type: combinatie van weinig eten, veel bewegen, eetbuien en purgeren.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
24
Q

Wat is opvallend aan het purgerend type zonder eetbuien?

A

Sommige patiënten purgeren na het eten van kleine hoeveelheden voedsel, zonder echte eetbuien.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
25
Wat is het kernkenmerk van boulimia nervosa (BN)?
Herhaaldelijke eetbuien gevolgd door compensatiegedrag om gewichtstoename te voorkomen.
26
Wat gebeurt er tijdens een eetbui bij BN?
Er wordt objectief veel gegeten met een gevoel van controleverlies.
27
Wat zijn voorbeelden van compenserend gedrag bij BN?
Zelfopgewekt braken, misbruik van laxeermiddelen, vasten of overmatig sporten.
28
Hoe ervaren BN-patiënten hun lichaam en gewicht?
Ze vinden zichzelf vaak te dik, ondanks een normaal gewicht, en maken zich daar ernstig zorgen over.
29
Waarmee is het zelfbeeld van BN-patiënten sterk verbonden?
Met negatieve gedachten over lichaamsvorm en gewicht.
30
Wat is het belangrijkste kenmerk van BED?
Terugkerende eetbuien zonder compenserend gedrag.
31
Welke vijf gedragskenmerken kunnen optreden tijdens een eetbui bij BED? (Minimaal 3 vereist voor diagnose)
1. Sneller eten dan normaal 2. Dooreten tot oncomfortabel vol gevoel 3. Veel eten zonder fysieke honger 4. Alleen eten uit schaamte 5. Zich schuldig, depressief of walgend voelen na het eten
32
Wat is het verschil tussen BED en BN?
BN gaat gepaard met compenserend gedrag, BED niet.
33
Wat is een gevolg van het ontbreken van compensatie bij BED?
Er is vaak sprake van overgewicht.
34
Wanneer wordt een eetstoornis als ‘overige’ geclassificeerd?
Als er wel sprake is van lijdensdruk en beperking in functioneren, maar niet volledig voldaan wordt aan de criteria van een specifieke eetstoornis.
35
Waarom kan een arts kiezen voor een 'ongespecificeerde' eetstoornisdiagnose?
Bijvoorbeeld als er sprake is van een crisissituatie of onvoldoende informatie om een specifieke diagnose te stellen.
36
Wat is lichaamsbeeld en waarom is het verstoord bij eetstoornissen?
Lichaamsbeeld is de mentale voorstelling van iemands eigen lichaam, inclusief fysieke waarneming en gevoelens hierover. Bij eetstoornissen is dit beeld verstoord: patiënten zien zichzelf vaak als te zwaar, zelfs bij ondergewicht.
37
Wat is kenmerkend voor het lichaamsbeeld van AN- en BN-patiënten?
AN-patiënten zijn objectief ondergewichtig, maar vinden zichzelf te dik. BN-patiënten hebben meestal een normaal gewicht, maar ervaren ook sterke ontevredenheid over hun lichaam.
38
Waarom streven eetstoornispatiënten vaak naar gewichtsverlies?
Ze geloven dat afvallen hen aantrekkelijker en gelukkiger zal maken, en verwachten meer waardering van anderen.
39
Welke rol speelt zelfwaardering bij eetstoornissen?
De zelfwaardering hangt bij veel patiënten te sterk af van lichaamsbeeld en gewicht, wat leidt tot chronisch lage eigenwaarde.
40
Wat is een alternatieve verklaring voor het gedrag van sommige AN-patiënten?
Niet het lichaamsbeeld, maar een extreme behoefte aan controle zou bij hen centraal staan.
41
Hoe kan de behoefte aan controle zich uiten bij AN-patiënten?
Door rigide controle over eetgedrag en lichaamsgewicht, als manier om grip te houden op het leven.
42
Wat is klinisch perfectionisme en hoe hangt het samen met eetstoornissen?
Klinisch perfectionisme is een ongezonde vorm van perfectionisme waarbij het zelfbeeld volledig afhankelijk is van het behalen van hoge, vaak onhaalbare doelen. Dit komt vaak voor bij eetstoornispatiënten.
43
Welke bijkomende psychische kenmerken komen vaak voor bij eetstoornissen?
Stemmingsstoornissen, stemmingswisselingen, angsten, obsessieve gedachten, dwanghandelingen, interpersoonlijke problemen, sociale isolatie en verlies van seksuele interesse.
44
Hoe gaan sommige patiënten om met emoties als angst, boosheid of verdriet?
Ze kunnen zichzelf verwonden of middelen misbruiken (zoals alcohol of medicatie).
45
Wat is het verschil tussen eetstoornispatiënten met hoog versus laag negatief affect?
Patiënten met hoog negatief affect hebben een ongunstiger prognose dan patiënten met laag negatief affect.
46
Wat betekent 'cross-over' bij eetstoornissen?
Het verschijnsel dat patiënten van de ene naar de andere eetstoornis kunnen verschuiven, zoals van AN naar BN of BED.
47
Wat is het transdiagnostische model van eetstoornissen?
Een model dat eetstoornissen niet onderverdeelt in specifieke diagnoses, maar kijkt naar symptomen zoals eetbuien, ondergewicht, overgewicht, purgeren, enz., die over tijd kunnen wisselen.
48
Waarom pleiten sommige experts voor het transdiagnostische model?
Omdat het model beter aansluit op de werkelijkheid van wisselende symptomen en overlappende kenmerken tussen verschillende eetstoornissen.
49
Hoe wordt de ernst van anorexia nervosa (AN) vastgesteld?
De ernst van AN wordt bepaald door de BMI. Hoe lager het BMI, hoe ernstiger de stoornis.
50
Hoe wordt de ernst van boulimia nervosa (BN) vastgesteld?
De ernst van BN wordt bepaald door de frequentie van ongepast compenseren, zoals braken of het gebruik van laxeermiddelen. Hoe vaker dit gebeurt, hoe ernstiger de stoornis.
51
Hoe wordt de ernst van de eetbuistoornis (BED) vastgesteld?
De ernst van BED wordt bepaald door het aantal eetbuien. Hoe vaker eetbuien plaatsvinden, hoe ernstiger de stoornis.
52
Hoe wordt een eetstoornis meestal gediagnosticeerd?
Een betrouwbare diagnostische interview wordt gebruikt om de specifieke eetstoornis vast te stellen.
53
Waarom is aanvullend onderzoek nodig bij eetstoornissen?
Aanvullend onderzoek is nodig om comorbide psychiatrische stoornissen en medische complicaties te identificeren die invloed kunnen hebben op het beloop en de behandeling.
54
Wanneer worden anderen, zoals ouders of partners, betrokken bij de diagnostiek?
Dit gebeurt wanneer de patiënt minderjarig is of de eetstoornis ontkent, bijvoorbeeld door de patiënt zelf.
55
Wat wordt bedoeld met comorbide psychiatrische diagnostiek bij eetstoornissen?
Dit houdt in dat er wordt onderzocht of er bijkomende psychische problemen zijn, zoals stemmingsstoornissen, angststoornissen, of middelenmisbruik.
56
Welk interview wordt vaak gebruikt voor comorbide psychiatrische diagnostiek?
Het SCID-5, een gestructureerd klinisch interview voor DSM-5, wordt vaak gebruikt.
57
Welke ontwikkelingsstoornissen komen vaak voor bij anorexia nervosa (AN)?
Autismespectrumstoornissen en ADHD komen bij ongeveer 20% van de AN-patiënten voor.
58
Wat is het doel van lichamelijk en laboratoriumonderzoek bij eetstoornissen?
Het doel is om te bepalen in hoeverre de patiënt is vermagerd, of er ondervoeding is, en om medische of somatische complicaties op te sporen.
59
Waarom is lichamelijk onderzoek belangrijk bij frequent purgeren?
Omdat frequent purgeren kan leiden tot ernstige complicaties zoals uitdroging en verstoringen in de elektrolytenbalans, die levensbedreigend kunnen zijn.
60
Welke risico's kunnen ontstaan door verstoorde elektrolytenbalans bij eetstoornissen?
Een verstoorde elektrolytenbalans kan leiden tot verzwakking van de hartspier en ademhalingsspieren, wat levensbedreigend kan zijn.
61
Wat is differentiënte diagnostiek bij eetstoornissen?
Differentiële diagnostiek houdt in dat eetstoornissen moeten worden onderscheiden van andere psychiatrische stoornissen en somatische aandoeningen die vergelijkbare eetproblemen kunnen veroorzaken, zoals psychotische stoornissen, bepaalde persoonlijkheidsstoornissen, depressieve stoornissen, of neurologische aandoeningen zoals het syndroom van Klein-Lewin of het Prader-Willi-syndroom.
62
Waarom komen eetbuien ook voor bij andere aandoeningen dan eetstoornissen?
Eetbuien komen ook voor bij aandoeningen zoals psychotische stoornissen en sommige neurologische aandoeningen. In deze gevallen gaat het echter niet om een streven naar gewichtsverlies, en er is geen angst voor gewichtstoename of een verstoord lichaamsbeeld, wat wel kenmerkend is voor eetstoornissen.
63
Welke vragenlijsten worden vaak gebruikt voor de diagnostiek van eetstoornissen?
Veelgebruikte vragenlijsten voor de diagnostiek van eetstoornissen zijn: - **EDE-Q** (Eating Disorder Examination Questionnaire) - **EDI** (Eating Disorder Inventory) - Vragenlijsten die de lichaamsbeleving meten.
64
Wat is de rol van de EDE (Eating Disorder Examination) in de diagnostiek van eetstoornissen?
De **EDE** is een semigestructureerd interview en wordt beschouwd als de gouden standaard voor het meten van eetstoornis psychopathologie. De totaalscore geeft inzicht in de ernst van de stoornis. De subschalen geven gedetailleerde informatie over: - Mate van beperking van voedselinname - Mate van zorg over voedsel en eten - Zorg over lichaamsvormen en lichaamsgewicht - Invloed van lichaamsbeeld op zelfwaardering
65
Waarom kunnen vragenlijsten zoals EDE-Q niet alleen worden gebruikt voor het stellen van een diagnose?
Vragenlijsten zoals de EDE-Q bieden geen volledig inzicht in de eetstoornis. Ze meten voornamelijk oppervlakkige klachten en geven geen gedetailleerd beeld van het gedrag, zoals eetbuien en controleverlies. Daarom is het belangrijk dat clinici tijdens de intake goed doorvragen over het eetgedrag van de patiënt.
66
Welke aanvullende informatie is nodig naast vragenlijsten voor de diagnose van een eetstoornis?
Naast vragenlijsten is het belangrijk om aanvullend onderzoek te doen naar de specifieke eetgedragingen en cognities van de patiënt, zoals: - Wat eet de patiënt precies op een dag? - Hoe zien eetbuien eruit? Hoe vaak komen ze voor? - Worden er gewichtscontrolemaatregelen genomen, zoals overmatig bewegen of purgeren?
67
Waarom wordt de diagnose eetstoornis vaak gemist door huisartsen?
Huisartsen missen de diagnose eetstoornis vaak omdat patiënten zich niet altijd presenteren met eetstoornisgerelateerde klachten, maar vaak met vage klachten. Bovendien ontkennen veel patiënten hun ziekte of schamen ze zich zo voor hun problemen dat ze geen hulp durven vragen.
68
Wat is de belangrijkste reden dat patiënten met eetstoornissen vaak ambivalent tegenover behandeling staan?
Patiënten met eetstoornissen zijn vaak ambivalent tegenover behandeling omdat ze enerzijds willen herstellen van de negatieve aspecten van de stoornis, zoals eetbuien en een slecht gevoel over zichzelf, maar anderzijds niet in gewicht willen toenemen en willen blijven afvallen, wat moeilijk te verenigen is met gezond eten.
69
Wat is de gouden standaard voor de behandeling van eetstoornissen?
Cognitieve gedragstherapie (CGT) is de gouden standaard voor de behandeling van eetstoornissen. CGT richt zich op het veranderen van disfunctionele denkpatronen, eetgedrag en gewichtscontrolemaatregelen.
70
Waarin verschilt de eigenwaarde van mensen met eetstoornissen van die van gezonde mensen?
Mensen met eetstoornissen koppelen hun eigenwaarde vrijwel uitsluitend aan hun opvattingen over hun lichaam, gewicht en controle over eetgedrag. Gezonde mensen daarentegen baseren hun eigenwaarde op verschillende eigenschappen en gedragingen, niet enkel op uiterlijk en gewicht.
71
Wat is het doel van cognitieve gedragstherapie (CGT) voor patiënten met eetstoornissen?
Het doel van CGT is om disfunctionele denkpatronen te veranderen die het eetgedrag beïnvloeden. De therapie richt zich op het verbeteren van de relatie met eten, het aanpassen van gewichtscontrolemaatregelen en het veranderen van opvattingen over lichaam en gewicht, zodat patiënten niet langer hun eigenwaarde koppelen aan uiterlijk en gewicht.
72
Hoe wordt cognitieve gedragstherapie (CGT) aangepast voor verschillende eetstoornissen?
CGT is transdiagnostisch en wordt op maat gegeven, afhankelijk van de specifieke symptomen en problemen van de individuele patiënt. Het behandelingsprotocol is gestructureerd, maar de inhoud wordt aangepast aan de behoeften van de patiënt.
73
Wat is de effectiviteit van cognitieve gedragstherapie (CGT) bij de behandeling van BN en BED?
CGT blijkt de meest effectieve behandeling voor BN en BED. Ongeveer 2/3 van de patiënten is direct na CGT in remissie, wat betekent dat ze geen eetstoornis meer hebben. Dit gunstige effect blijft ook ruim een jaar na de behandeling aanwezig en wordt bevestigd door een zesjarige follow-up.
74
Wat is het doel van Interpersoonlijke therapie (IPT) bij de behandeling van BN?
IPT richt zich op het verbeteren van het sociaal functioneren van de patiënt door verstoorde interpersoonlijke relaties aan te pakken. Het doel is niet direct gericht op eetgedrag of lichaamsbeeld, maar om sociale verhoudingen te verbeteren, wat de eetstoornis kan helpen verminderen.
75
Hoe verhoudt de effectiviteit van IPT zich tot die van CGT bij de behandeling van BN?
Hoewel IPT vergelijkbare resultaten oplevert als CGT, zijn de gunstige effecten van IPT vaak pas na meer dan een jaar zichtbaar. Direct na de behandeling is CGT aanzienlijk effectiever, waardoor CGT de voorkeur krijgt boven IPT bij de behandeling van BN.
76
Wat is de rol van psychofarmaca, zoals antidepressiva, bij de behandeling van eetstoornissen?
Psychofarmaca, vooral antidepressiva, zijn in de meeste gevallen niet effectief in het behandelen van de eetstoornis zelf. Ze kunnen wel nuttig zijn voor het behandelen van comorbide aandoeningen, zoals depressie, maar zijn geen eerste keuze voor de behandeling van de eetstoornis zelf.
77
Hoe wordt de behandeling van anorexia nervosa (AN) meestal aangepakt?
De behandeling van AN is complex, vooral wanneer er ondergewicht aanwezig is. Er is geen eenduidige behandelingsmethode. Vaak wordt er multidisciplinair behandeld, waarbij het systeem van de patiënt betrokken wordt. Dit kan bestaan uit een combinatie van therapieën, waarbij het behandelteam technieken naar eigen inzicht toepast.
78
Welke behandelmethode wordt in Nederland vaak gebruikt voor eetstoornissen zonder ondergewicht?
Voor eetstoornissen zonder ondergewicht wordt meestal cognitieve gedragstherapie (CGT) gebruikt, aangezien dit de meest effectieve behandelmethode is.
79
Wat is de kritiek op de multidisciplinaire en eclectische behandelmethode die vaak in de praktijk wordt toegepast bij eetstoornissen?
Waller waarschuwt dat behandeling op basis van eigen inzicht vaak minder effectief is dan behandelingen die in onderzoek het meest effectief zijn gebleken. Dit geldt vooral voor behandelingen zonder ondergewicht, waar CGT als de meest effectieve methode wordt beschouwd.