Hoofdstuk 12. Flashcards

1
Q

Waarom is het diagnosticeren van een dissociatieve stoornis niet eenvoudig?

A

Veel comorbiditeit, en als er niet expliciet naar dissociatieve klachten gevraagd wordt, zullen clienten deze symptomen in de regel niet spontaan rapporteren. Veel verschillende opvattingen over wat het is.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Wordt er tijdens een opleiding van een psycholoog of psychiater veel aandacht besteed aan dissociatieve stoornissen?

A

Nee.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Waarom zijn er veel verschillende opvattingen over wat dissociatie is?

A

Omdat de twee belangrijkste classificatie systemen de DSM 5 en de ICD 10, verschillen van elkaar in de indeling daarvan.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Wat zijn classificatiesystemen in de geestelijke gezondheidszorg?

A

Systemen die helpen bij het indelen van psychische stoornissen

Voorbeelden zijn de DSM 5 en ICD 10.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Hoe verschillen de DSM 5 en ICD 10?

A

In de indeling van psychische stoornissen

Beide systemen hebben verschillende criteria en classificaties.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Wat is dissociatie?

A

De essentie van trauma, waarbij de persoonlijkheid uiteenvalt in verschillende delen

Dit gebeurt tijdens en na een overweldigende ervaring.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Welke stoornissen zijn dissociatief van aard?

A

Alle trauma gerelateerde stoornissen, inclusief:
* Posttraumatische stressstoornis
* Sommige vormen van depressieve stoornissen

Deze stoornissen zijn verbonden met trauma.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Wat toont literatuur aan over complexe dissociatieve stoornissen?

A

Ze zijn geworteld in traumatische ervaringen

Dit wijst op de relatie tussen trauma en dissociatie.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Wat is de meest complexe dissociatieve stoornis?

A

Dissociatieve identiteitsstoornis (DIS)

Deze stoornis is verbonden met vroege kinderlijke chronische traumatische ervaringen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Wat zijn de dissociatieve stoornissen volgens de DSM 5?

A

Dissociatieve stoornissen worden gekenmerkt door een verstoring en of discontinuïteit in de normale integratie van bewustzijn, geheugen, identiteit, emotie, perceptie, lichaamsbeweging, motorische controle en gedrag.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Welke gebieden van het psychisch functioneren kunnen door dissociatieve symptomen verstoord worden?

A

Dissociatieve symptomen kunnen ieder gebied van het psychisch functioneren verstoren.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Hoe is de classificatie van de dissociatieve stoornissen in de DSM 5?

A

De classificatie is nogal arbitrair en aan discussie onderhevig.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Wat is een kenmerk van dissociatieve stoornissen?

A

Een verstoring en of discontinuïteit in de normale integratie van verschillende psychische functies.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Wat zijn enkele functies die door dissociatieve stoornissen kunnen worden beïnvloed?

A
  • Bewustzijn
  • Geheugen
  • Identiteit
  • Emotie
  • Perceptie
  • Lichaamsbeweging
  • Motorische controle
  • Gedrag
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Wat zijn de twee hoofdcategorieën van pathologische dissociatieve symptomen?

A

Positieve en negatieve dissociatieve symptomen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Wat zijn positieve dissociatieve symptomen?

A

Tijdelijke intrusie verschijnselen afkomstig van dissociatieve delen, zoals het horen van stemmen, ervaren van misselijkheid of pijn

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

Wat verwijzen negatieve dissociatieve symptomen naar?

A

Afwezigheid of verlies van functies zoals amnesie en depersonalizatie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

In welke twee subcategorieën kunnen dissociatieve symptomen verder worden onderverdeeld?

A

Psychoforme (cognitieve-emotionele) en somatoforme (sensorimotorische) symptomen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

Waarom is het belangrijk om onderscheid te maken tussen pathologische dissociatieve symptomen en andere bewustzijnsveranderingen?

A

Om onjuiste diagnoses te voorkomen en goed door te vragen naar de kwaliteit en betekenis van een symptoom

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
20
Q

Wat zijn veelvoorkomende fouten bij de diagnose van DIS?

A

Clinici maken geen onderscheid en zijn in de war over bepaalde symptomen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
21
Q

Bij welke cliënten is het raadzaam om te screenen op dissociatieve symptomen?

A
  • Patiënten met chronische vroegkinderlijke traumatisering
  • Patiënten met somatische onverklaarde lichamelijke klachten (SOLK)
  • Patiënten die stemmen horen
  • Patiënten met wisselende somatische of psychische diagnosen
  • Patiënten met stress of trauma gerelateerde problematiek
  • Patiënten die niet goed reageren op behandeling
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
22
Q

Wat is een veelvoorkomende diagnoseverwarring bij cliënten met dissociatieve symptomen?

A

Cliënten met een persoonlijkheidsstoornis, vooral met borderline persoonlijkheidsstoornis

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
23
Q

Wat zijn de vijf dissociatieve stoornissen volgens de DSM 5?

A
  • Dissociatieve identiteitsstoornis (DIS)
  • Dissociatieve amnesie
  • Depersonalisatie-/derealisatiestoornis
  • Andere gespecificeerde dissociatieve stoornis (AGDS)
  • Ongespecificeerde dissociatieve stoornis

Deze categorisatie helpt bij het diagnosticeren van verschillende vormen van dissociatie.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
24
Q

Wat kenmerkt de dissociatieve identiteitsstoornis (DIS)?

A

Fragmentatie van de identiteit door twee of meer onderscheiden persoonlijkheidstoestanden.

DIS wordt soms in bepaalde culturen beschreven als bezetenheid.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
25
Noem drie belangrijke symptomen van dissociatieve identiteitsstoornis (DIS).
* Herhaalde lacunes in de herinnering * Ervaring van zichzelf als van een afstand buiten zichzelf * Horen van stemmen ## Footnote Deze symptomen kunnen leiden tot een sterke wisseling van gedachten, wensen en emoties.
26
Wat is dissociatieve amnesie?
Een onvermogen om belangrijke autobiografische informatie te herinneren, meestal van traumatische of stressvolle aard. ## Footnote Dit verschilt van gewoon vergeten.
27
Wat zijn de symptomen van depersonalisatie-/derealisatiestoornis?
* Vervreemding van zichzelf (depersonalisatie) * Vervreemding van de omgeving (derealisatie) ## Footnote Beide symptomen kunnen ook voorkomen bij andere psychische stoornissen.
28
Wat houdt de andere gespecificeerde dissociatieve stoornis (AGDS) in?
Een categorie waarbij de presentatie van klachten niet voldoet aan de criteria van andere dissociatieve stoornissen. ## Footnote Dit komt vaak voor bij identiteitsstoornissen met minder duidelijke veranderingen.
29
Wat is de definitie van ongespecificeerde dissociatieve stoornis?
Een categorie gebruikt wanneer de reden voor de klachten niet gespecificeerd wordt. ## Footnote Dit kan zijn door onvoldoende informatie.
30
Wat is een veelvoorkomende comorbiditeit bij dissociatieve identiteitsstoornis (DIS)?
* Depressieve stoornissen * Angststoornissen * Zelfbeschadiging * Middelenmisbruik * Eetstoornissen * Niet-epileptische aanvallen * Posttraumatische stressklachten ## Footnote De hoge comorbiditeit maakt de diagnose en behandeling complex.
31
Wat is een teken van fobie bij cliënten met dissociatieve identiteitsstoornis (DIS)?
Angst voor de verschillende dissociatieve delen van de persoonlijkheid. ## Footnote Dit kan leiden tot moeilijkheden in communicatie over deze delen.
32
Wat dient altijd gevolgd te worden door een verhoogde score op de DES DIS-Q of SDQ-20? Dissociatieve stoornis
Een diagnostisch interview ## Footnote Dit is belangrijk voor een juiste diagnose en behandeling.
33
Welk interview wordt beschouwd als de gouden standaard voor de beoordeling van dissociatieve stoornissen?
SCID-D-R ## Footnote Dit interview is gebaseerd op de DSM-4.
34
Welke vijf dissociatieve symptomen clusters worden onderzocht in de SCID-D-R?
* Amnesie * Depersonalizatie * Derealisatie * Identiteitsverwarring * Identiteitswisseling ## Footnote Deze symptomen zijn cruciaal voor de diagnose van dissociatieve stoornissen.
35
Wat is de TADS-I?
Een nieuw semi-gestructureerd interview voor het vaststellen van DSM 5 en ICD 10 dissociatieve stoornissen ## Footnote TADS-I omvat ook somatoforme en dissociatieve symptomen.
36
Hoe onderscheidt de TADS-I zich van andere interviews? Dissociatieve stoornis
Het omvat een aanzienlijk deel over somatoforme en dissociatieve symptomen en andere trauma gerelateerde symptomen ## Footnote Dit leidt tot een vollediger klinisch beeld.
37
Wat biedt de TADS-I beter inzicht in? Dissociatieve stoornis
* Mogelijke dissociatieve organisatie van de persoonlijkheid * Onderscheid tussen complexe dissociatieve stoornissen en persoonlijkheidsstoornissen * Andere as-I stoornissen ## Footnote Dit helpt bij het stellen van een nauwkeurige diagnose.
38
Wat is de huidige status van de TADS-I?
Er vindt momenteel valideringsonderzoek plaats ## Footnote Dit is noodzakelijk om de effectiviteit en betrouwbaarheid van het interview te bevestigen.
39
Wat is de Dissociatieve Experiences Scale (DES)?
Een korte zelfrapportage vragenlijst met 28 vragen over mogelijke dissociatieve ervaringen.
40
Hoeveel subschalen bevat de DES?
3 subschalen: * Amnesie * Depersonalisatie/derealisatie * Absorptie/imaginatie
41
Wat meet de subschaal absorptie/imaginatie in de DES? Dissociatieve stoornis
De normale vorm van dissociatie.
42
Is de DES geschikt voor het stellen van een diagnose? Dissociatieve stoornis
Nee, de DES is een screener en niet geschikt voor diagnose.
43
Wat is de Dissociation Questionnaire (DIS-Q)?
Een zelfrapportage vragenlijst gebaseerd op de continuümgedachte.
44
Hoeveel subschalen bevat de DIS-Q?
4 subschalen: * Identiteitsverwarring * Controleverlies * Amnesie * Absorptie
45
Wat meet de Somatoform Dissociation Questionnaire (SDQ-20)?
Somatoforme manifestaties van dissociatie.
46
Vul in de lege ruimte: De DIS-Q is gebaseerd op de _______ gedachte.
[continuüm]
47
Waarvoor wordt de SDQ-20 gebruikt? Dissociatieve stoornis
Om somatoforme manifestaties van dissociatie te meten.
48
Wat is de consensus over de behandeling van dissociatieve stoornissen?
Een fase gerichte psychotherapeutische behandelmodel moet worden gevolgd ## Footnote Dit geldt voor dissociatieve identiteitsstoornis (DIS) en andere gerelateerde stoornissen.
49
Welke aanvullende behandelingen worden vaak ondersteund bij de behandeling van dissociatieve stoornissen?
Medicatie en non-verbale modules zoals: * Creatieve therapie * Lichaamsgerichte therapie ## Footnote Deze aanvullende behandelingen ondersteunen de fasegerichte aanpak.
50
Wat zijn de drie fasen van fasegerichte behandeling voor complexe trauma gerelateerde dissociatieve stoornissen?
1) Bevordering van therapeutische relatie, veiligheid en symptom reductie 2) Behandeling van traumatische herinneringen 3) (Re)ïntegratie van de persoonlijkheid ## Footnote Elke fase heeft specifieke taken en uitdagingen.
51
Wat zijn de twee complementaire benaderingen in fasegerichte behandeling? Dissociatieve stoornis
1) Relationele benadering 2) Probleemoplossende benadering ## Footnote De relationele benadering richt zich op de therapeutische relatie, terwijl de probleemoplossende benadering vaardigheden onderwijst.
52
Wat zijn de twee hoofdcategorieën van dissociatieve delen bij patiënten?
1) Delen die zich bezighouden met dagelijks functioneren en traumatische herinneringen vermijden 2) Delen die vastzitten in oorspronkelijke verdedigingsmodi (vechten, vluchten, verstarren) ## Footnote Deze delen bewaren herinneringen, emoties en lichamelijke sensaties aan traumatische gebeurtenissen.
53
Wat is een belangrijke uitdaging in de behandeling van dissociatieve stoornissen?
Het overwinnen van de fobie voor andere delen, vooral die vastzitten in trauma tijd ## Footnote Dit is cruciaal voor de samenwerking tussen de delen van de persoonlijkheid.
54
Wat zijn de kenmerken van delen die vastzitten in trauma tijd? Dissociatieve stoornis
Ze zijn niet goed georiënteerd in het heden en kunnen herbelevingen ervaren ## Footnote Dit betekent dat ze de traumatische gebeurtenissen opnieuw beleven alsof deze nu plaatsvinden.
55
Wat is de rol van de therapeut in de behandeling van dissociatieve stoornissen?
Helpen bij het bevorderen van samenwerking tussen de delen en het ontwikkelen van wederzijds begrip ## Footnote Dit is essentieel voor de voortgang van de behandeling.
56
Wat is de focus van fase 2 in de behandeling? Dissociatieve stoornis
Overwinnen van de fobie voor traumatische herinneringen en geleide synthese ## Footnote Dit houdt in dat traumatische herinneringen stap voor stap worden geïntegreerd.
57
Wat zijn de pathogene kernen van traumatische herinneringen? Dissociatieve stoornis
Aspecten die absoluut aan bod moeten komen voor succesvolle integratie ## Footnote Deze kernen zijn cruciaal voor het proces van transformatie naar autobiografische narratieve herinneringen.
58
Wat is EMDR?
Een integratieve benadering die wordt gebruikt in de behandeling van traumatische herinneringen ## Footnote EMDR staat voor Eye Movement Desensitization and Reprocessing.
59
Wat gebeurt er in fase 3 van de behandeling? Dissociatieve stoornis
De dissociatieve delen worden geleidelijk aan één en de (re)ïntegratie van de persoonlijkheid vindt plaats ## Footnote Dit is de fase waar de cliënt kan beginnen met het opbouwen van een leven in het heden.
60
Wat zijn de centrale thema's in fase 3? Dissociatieve stoornis
Overwinnen van fobieën voor gewoon leven en intimiteit ## Footnote Dit helpt de cliënt om zich te richten op de toekomst.
61
Wat kan er gepaard gaan met het realisatieproces in fase 3? Dissociatieve stoornis
Intense rouwreacties ## Footnote Dit kan ontstaan uit de realisatie van wat de cliënt is aangedaan.
62
Hoe lang duren behandelingen van cliënten met complexe dissociatieve stoornissen doorgaans?
Lang, zelfs na een goede diagnose ## Footnote Dit benadrukt de complexiteit van de stoornissen.
63
Wat is de meeste voorkomende hechtingsstijl bij cliënten met een dissociatieve stoornis?
Onveilige hechting ## Footnote Onveilige hechting leidt tot wantrouwen, angst, boosheid en controlebehoefte in de therapeutische relatie.
64
Hoe kan de relatie met de therapeut beïnvloed worden bij cliënten met een dissociatieve stoornis?
Door wantrouwen, angst, boosheid en controle behoefte ## Footnote Deze emoties zijn vaak gerelateerd aan onveilige hechting.
65
Wat kan er plaatsvinden als gevolg van de verschillende dissociatieve delen in de cliënt?
Sterk wisselende overdracht ## Footnote Elke dissociatieve deel kan op zijn eigen manier contact met de therapeut aangaan.
66
Hoe reageren sommige dissociatieve delen op de therapeut?
Afwijzend, kritisch of vermijdend ## Footnote Dit zijn vaak delen die veel boosheid en schaamte bewaren.
67
Wat wordt omschreven als een 'attachment cry'?
Een enorm appèl van jongere delen op de behandelaar ## Footnote Dit verwijst naar de behoefte van deze delen om verbondenheid te zoeken.
68
Wat kan een behandelaar ervaren door de overdracht en tegenoverdracht processen? Dissociatieve stoornis
Verstrikking ## Footnote Dit kan leiden tot complicaties in de therapie.
69
Waarom is een veilige therapeutische relatie belangrijk? Dissociatieve stoornis
Voor het slagen van de behandeling ## Footnote Een veilige relatie kan de effectiviteit van de therapie verbeteren.
70
Wat zijn de lastige aspecten van de behandeling van cliënten met dissociatieve stoornissen? Dissociatieve stoornis
Hanteren van overdracht en tegenoverdracht ## Footnote Dit vereist vaak speciale aandacht van de behandelaar.
71
Wat wordt aanbevolen door veel auteurs met betrekking tot overdracht en tegenoverdracht processen? Dissociatieve stoornis
Noodzaak van supervisie en intervisie ## Footnote Dit helpt behandelaars om beter om te gaan met deze complexe processen.
72
Wat werd aanvankelijk gezien als de beste uitkomst van een behandeling? Dissociatieve stoornis
Volledige integratie van de persoonlijkheid
73
Wat is de prognose in de regel bij minder ernstige dissociatieve stoornissen? Dissociatieve stoornis
Gunstiger en korter
74
Noem een factor die de prognose beïnvloedt. Dissociatieve stoornis
Huidige functioneren
75
Welke twee factoren zijn belangrijk voor de prognose? Dissociatieve stoornis
Ego-sterkte en reflectief vermogen
76
Wat zijn twee aspecten van de gehechtheid problematiek die de prognose kunnen beïnvloeden? Dissociatieve stoornis
Aard en ernst
77
Noem een factor die de prognose beïnvloedt met betrekking tot andere aandoeningen. Dissociatieve stoornis
Aard en ernst van de comorbiditeit
78
Wat kan een effect hebben op de prognose met betrekking tot ziekenhuisopname? Dissociatieve stoornis
Effecten van langdurige hospitalisatie
79
Wat kan de prognose negatief beïnvloeden? Dissociatieve stoornis
Chroniciteit
80
Noem een sociaal aspect dat de prognose kan beïnvloeden. Dissociatieve stoornis
Aanwezig zijn van enig gezond sociaal netwerk
81
Wat is een belangrijke motivatiefactor die de prognose kan beïnvloeden? Dissociatieve stoornis
Motivatie
82
Wat kan een negatieve invloed hebben op de prognose? Dissociatieve stoornis
Al dan niet doorgaand misbruik