Hoofdstuk 16. Flashcards
Wat is het symptomatisch model?
De psychoanalyse zegt dat verslaving komt door onderliggende problematiek.
Klopt het symptomatische model?
Voor een groot deel, het is alleen geen regel dat elke verslaafde onderliggende problematiek kent zoals een trauma.
Wat is het biopsychosociaal model bij een verslaving?
Houdt in dat zowel biologische (bijvoorbeeld genetische kwetsbaarheid) als psychologische (bijvoorbeeld
leergeschiedenis), als sociale factoren (bijvoorbeeld sociaaleconomische status) een rol spelen bij het ontstaan en in standhouden van verslaving.
Wat kan je zeggen over genetische invloed bij een verslaving?
Dit is ongeveer 50%, telt ook voor de verslaving van gokken.
Wat kan je zeggen over de invloed van omgeving en genen bij het ontwikkelen van een verslaving?
Omgevingsfactors (zoals gezin van herkomst, vrienden) bepalen in grote mate of en wanneer iemand begint een middel te gebruiken, waarna genetische factoren belangrijk worden in de voorspelling, hoeveel
iemand gaat gebruiken en in hoeverre hij problematisch verslavingsgedrag gaat vertonen.
Welke 2 routes zijn er als het gaan over de genetische route en dan met name persoonlijkheid?
De externaliserende en de internaliserende.
Wat is de externaliserende route bij verslaving?
Sensatiezucht speelt een grote rol, samen met impulsiviteit en nieuwsgierigheid naar opwinding.
Wat is de internaliserende route bij verslaving?
Negatief affect en gerelateerde problemen van angst en depressie.
Welke groep ontwikkelt vaak een problematisch patroon van middelengebruik via de externaliserende route?
Deze route komt voornamelijk voor bij jongens, en ontwikkelt zich vaak in de adolescentie.
Wat zijn de typische kenmerken van de internaliserende route naar verslaving?
In de internaliserende route spelen negatieve affecten zoals angst en depressie een rol, vaak gepaard met terughoudendheid in het begin van middelengebruik.
Hoe kan het gebruik van middelen zich ontwikkelen in de internaliserende route?
Wanneer adolescenten met veel angst en negatieve gevoelens het gebruik van middelen ervaren als een manier om zich minder onzeker of gestrest te voelen, kan het gedrag escaleren.
Wat is een vicieuze cirkel van negatieve bekrachtiging in de context van middelengebruik?
Het gebruik van middelen vermindert tijdelijk negatieve gevoelens, maar zorgt ervoor dat deze gevoelens later weer terugkeren, wat leidt tot meer gebruik.
Wat is het verschil in de ervaren motieven voor gebruik bij mensen met een externe versus interne route naar verslaving?
In de externaliserende route gaat het om sensatie en opwinding, terwijl in de internaliserende route het gebruik vaak voortkomt uit de wens om negatieve gevoelens te verlichten.
Hoe kunnen automatische processen een rol spelen bij het middelengebruik?
Automatische processen kunnen het verlangen om opnieuw te drinken oproepen zonder dat iemand zich daar bewust van is, vooral bij mensen met zwakke zelfregulerende processen.
Wat is het verschil in de invloed van automatische versus bewuste overtuigingen op het gedrag van mensen met sterke versus zwakke zelfregulering?
Bij mensen met zwakke zelfregulering zijn automatische processen sterkere voorspellers van gedrag, terwijl bij mensen met sterke zelfregulering bewuste overtuigingen meer invloed hebben.
Wat zijn implementatie-intenties, en hoe kunnen ze helpen in interventies?
Implementatie-intenties zijn voornemens in een specifieke ‘als-dan’ vorm, en ze vergroten de kans dat voornemens daadwerkelijk het gedrag beïnvloeden.
Waarom kunnen automatische processen bij sommige mensen sterkere voorspellers van verslavingsgedrag zijn dan bewuste overtuigingen?
Bij mensen met zwakke zelfregulering hebben automatische processen vaak meer invloed op het gedrag dan bewuste overtuigingen.
Welke rol speelt de interactie met vrienden bij de externaliserende route naar verslaving?
In de externaliserende route komt problematisch middelengebruik vooral voor in interactie met vrienden.
Waarom zijn cognities en verwachtingen belangrijk bij het voorspellen van later middelengebruik?
Bewuste motieven en verwachte effecten van middelengebruik kunnen belangrijke voorspellers zijn van later gebruik, omdat ze vaak het gedrag beïnvloeden.
Waarom is screening bij mensen met een verslaving belangrijk?
Standaard screenen op verslaving is belangrijk omdat verslaving vaak onderbehandeld wordt en cliënten zich vaak met andere psychische klachten in de GGZ presenteren. Psychische klachten kunnen veroorzaakt worden door de toxische werking of ontwenning van middelen, bijvoorbeeld bij angst, stemmingsklachten of ADHD. Deze klachten kunnen verdwijnen wanneer het middelengebruik stopt.
Wat is er bekend over depressieve en angst- klachten na het stoppen van alcoholgebruik?
Dat bij ruim 80% van de alcohol afhankelijke cliënten in de verslavingszorg de matige tot ernstige depressieve klachten binnen enkele weken verdwijnen,
na het stoppen met alcoholgebruik. Dit geldt ook in mindere mate voor cliënten met angstklachten en alcoholafhankelijkheid.
Wat is de Alcohol Use Disorder Identification Test (AUDIT)?
Een zelfrapportagevragenlijst met 10 vragen om alcoholgebruik te screenen.
Wat is het alternatief voor de AUDIT, en hoeveel vragen bevat het?
Het alternatief is de AUDIT-C, die korter is dan de AUDIT, maar dezelfde functie heeft.