Hoofdstuk 10. Flashcards

1
Q

Hoe wordt de diagnose van depressie gesteld?

A

Minstens twee weken, 5 symptomen tegelijkertijd aanwezig zijn.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Uit welke 3 clusters bestaan depressieve klachten?

A

Affectieve, lichamelijke en cognitieve.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Wat zijn affectieve klachten?

A

Onder de affectieve symptomen worden klachten verstaan die hoofdzaak zakelijk samenhangen met de stemming. Zo zal een depressieve patiënt vaak rapporteren zich somber, verdrietig of vlak te voelen. Ook is er sprake van verminderde interesse of plezier in
activiteiten die voorheen wel als positief werden ervaren.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Maakt angst uit van de diagnose criteria bij depressieve patienten?

A

Nee, maar Het is mogelijk om de specificatie met angstige spanning toe te voegen aan de diagnose, indien er sprake is van een hoge mate van gespannenheid, onrust piekeren en angstige verwachtingen en angst voor controleverlies.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Wat kunnen lichamelijke klachten zijn bij depressie?

A

Trager praten en bewegen, of juist veel onrust. Slaapproblemen, en verminderde eetlust.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Wat kunnen cognitieve klachten zijn bij een depressie?

A

Verminderde concentratie, en trager denken.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Welke 5 specificaties zijn er bij depressie?

A

Stemmingsreactiviteit, depressie met a-typische kenmerken, melancholische depressie, seizoensgebonden depressie en depressie met psychotische kenmerken.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Wat is stemmingsreactiviteit?

A

Dit verwijst naar het vermogen van iemand om te reageren op positieve gebeurtenissen door een opklaring van de stemming. Dit is typisch voor bijvoorbeeld atypische depressie.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Wat is depressie met a-typische kenmerken?

A

Atypische depressie kan gekarakteriseerd worden door verhoogde slaapbehoefte, vermoeidheid, een toegenomen eetlust en overgevoeligheid voor afwijzing. Dit verschilt van andere vormen van depressie doordat de stemming juist tijdelijk kan verbeteren bij positieve gebeurtenissen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Wat is melancholische depressie?

A

Dit is een ernstigere vorm van depressie waarbij de stemming constant somber is, ongeacht de situatie. Mensen met melancholische depressie voelen zich diep neerslachtig, vooral in de ochtend, ervaren psychomotorische vertraging (wat betekent dat hun denken en bewegen trager is), verliezen gewicht, en voelen zich schuldig. De stemming is niet reactief, wat betekent dat positieve gebeurtenissen weinig of geen effect hebben op hun gemoedstoestand.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Wat is een bipolaire stoornis?

A

Bij een bipolaire stoornis zijn er zowel depressieve als manische episodes. Een manische episode is een periode van enkele dagen tot weken waarin de persoon een uitgelaten of prikkelbare stemming heeft. Dit uit zich in overdreven vrolijk zijn, maar ook snel boos zijn.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Wat is persisterende depressie?

A

Chronische depressie.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Wat is disruptieve stemmings en disregulatie stoornis?

A

Kenmerkt zich door driftbuien en prikkelbare stemming. Veelal in kinderleeftijd gesteld.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Wanneer wordt de diagnose andere gespecificeerde depressieve stemmingsstoornis gegeven?

A

Indien er wel sprake is van depressieve symptomen en significante lijdensdruk of beperkingen, maar niet aan alle criteria voor een depressie wordt voldaan.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Wat is het verschil tussen de DSM-4 en DSM-5 op basis van bipolaire en depressieve stoornissen?

A

In de vorige editie, de DSM-IV, werden stemmingsstoornissen zoals depressieve stoornissen en bipolaire stoornissen samen in één groter hoofdstuk over stemmingsstoornissen geplaatst, maar de DSM-5 heeft ervoor gekozen om bipolaire stoornissen en depressieve stoornissen als afzonderlijke categorieën of hoofdstukken te behandelen. Dit werd gedaan om de duidelijkheid en onderscheidbaarheid van de twee groepen te verbeteren, aangezien ze enkele overlappen vertonen, maar ook wezenlijk van elkaar verschillen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Wanneer wordt er gesproken van een bipolaire stoornis?

A

Er wordt gesproken van een bipolaire stemmingsstoornissen als iemand tenminste een manische of hypomane episode heeft doorgemaakt In de meeste gevallen voorafgaand of gevolgd door een of meer depressies.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

Wanneer wordt er gesproken over een hypomanie?

A

Tijdens een (hypo)manie zien we een tegenovergestelde stemming. Er
wordt gesproken van een hypomanie als de symptomen tenminste 4 dagen in milde mate aanwezig zijn en deze niet leiden tot functionele beperkingen. In sommige gevallen kan een hypomane stemming zelfs leiden tot beter functioneren.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

Wanneer spreken we van een manie?

A

Als de hypomanische klachten erger worden. Tenminste 1 week sprake van functionele beperkingen ten gevolge van de manische klachten.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

Wat zijn manische klachten?

A

Doorgaans is er toenemende ontremming, waardoor patiënten bijvoorbeeld grote hoeveelheden geld uitgeven ze zich seksueel uitdagend gedragen en ruzie maken.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
20
Q

Wat wordt er gemerkt in het contact met (hypo) manische patienten?

A

Mensen praten stel, moeilijk te onderbreken en begrijpen. Ziekte inzicht ontbreekt.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
21
Q

Wat zijn mogelijke psychotische klachten bij manie?

A

Psychotische verschijnselen in het kader van een manie bestaan
doorgaans uit grootheidswanen. Ook hallucinaties zijn niet uitgesloten.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
22
Q

Wat is bipolaire I- stoornis?

A

Patiënten, die depressies en manieën hebben doorgemaakt, krijgen de diagnose van een bipolaire I-stoornis. Manie van minimaal 1 week.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
23
Q

Wat is bipolaire II-stoornis?

A

Dit wordt gedefinieerd door een reeks hypomanische episodes (minder ernstige manie) en minstens één depressieve episode.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
24
Q

Wat is een cyclothyme stoornis?

A

Dit wordt gekarakteriseerd door chronische stemmingswisselingen (tussen hypomanische en depressieve symptomen) die langer dan twee jaar duren, maar waarbij de symptomen niet voldoen aan de criteria voor een volledige manische of depressieve episode.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
25
Q

Waarom is de impact van een bipolaire stoornis zo groot?

A

Omdat het zich vaak al op jonge leeftijd (25 jaar) zich uit. En dat patiënten vaak hun hele leven kampen met terugkerende
stemmingsepisoden. Zelfs als patiënten symptoomvrij zijn, blijft er in veel gevallen sprake van
beperkingen in het dagelijks functioneren.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
26
Q

Wat voor risico loopt iemand met een bipolaire stoornis op een langer termijn?

A

Cognitieve achteruitgang, de grote kans op comorbide somatische aandoeningen en de bijwerkingen van langdurige medicamenteuze behandelingen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
27
Q

Wanneer wordt herkenning van een depressieve stoornis moeilijker?

A

Herkenning en diagnostiek van stemmingsstoornissen wordt bemoeilijkt
indien lichamelijke klachten op de voorgrond staan of als er sprake is van comorbide psychische klachten. Ook schaamte over de klachten kan de diagnose bemoeilijken.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
28
Q

Op welke somatische manier kunnen depressieve stoornis mede worden uitgelokt?

A

Door een te traag werkende schildklier, en bijvoorbeeld het gebruikt van betablokkers.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
29
Q

Wat is e belangrijk tijdens de diagnostiekfase van een depressieve stoornis nadat er is geconstateerd dat iemand hieraan lijdt?

A

De ernst moet bepaald worden, dit bepaalt mede de zorg en de behandeling.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
30
Q

Wat wordt er gebruikt bij de diagnostiek van een bipolaire stoornis en waarom?

A

Bipolaire stoornis kent onder diagnostiek. Er wordt gebruik gemaakt van de life-chart-methode, waarbij zowel depressieve, manische en euthyme
(symptoomvrije) perioden als hiermee samenhangende beperkingen, life events en medicatiegebruik in een life-chart worden weergegeven.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
31
Q

Is het aangeraden om een hetere anamnese af te nemen bij patiënten met een bipolaire stoornis?

A

Ja, omdat het ziekte inzicht vaak ontbreekt.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
32
Q

Welke andere kenmerken maken een bipolaire stoornis aannemelijk naast de (hypo) manische en depressieve episoden?

A
  1. Recidiverende depressieve episoden komen vaak voor bij bipolaire patiënten.
  2. De eerste stemmingsepisode begint vaak voor de leeftijd van 25 jaar.
  3. Eerste-graads familielid heeft vaak een bipolaire stoornis.
  4. Herstel uit depressie is doorgaans een langdurig en langzaam proces.
  5. Bij spontaan herstel moet altijd onderzocht worden of er een (hypo)manie aanwezig is.
  6. Sommige depressieve patiënten kunnen hypomanie ontwikkelen na het starten met antidepressiva.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
33
Q

Wat is het doel van zelfbeoordeling vragenlijsten in verband met depressieve stoornissen?

A

Om de ernst vast te stellen.

Zelfbeoordeling vragenlijsten helpen individuen hun symptomen en ernst van depressie te rapporteren.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
34
Q

Wat is de Beck Depression Inventory-II (BDI-II)?

A

Een zelfrapportage vragenlijst met 21 items voor het meten van aanwezigheid en mate van depressieve klachten.

BDI-II is een veelgebruikte schaal voor het beoordelen van depressieve symptomen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
35
Q

Hoeveel items bevat de Inventory of Depressive Symptoms (IDS)?

A

30 items.

IDS heeft zowel een zelfrapportage versie als een interview versie.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
36
Q

Wat is de functie van beoordelingsinstrumenten in de diagnose van depressieve stoornissen?

A

Een getraind clinicus kan de ernst van gedragsmatige, cognitieve en lichamelijke aspecten van de depressieve stoornis vaststellen.

Deze instrumenten zijn essentieel voor een nauwkeurige diagnose.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
37
Q

Wat is de Hamilton Depression Rating Scale (HDRS)?

A

Een beoordelingsinstrument waarbij een clinicus de ernst van depressieve symptomen vaststelt op basis van een kort semigestructureerd interview.

HDRS is een veelgebruikte schaal in klinische settings.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
38
Q

Hoeveel items bevat de Montgomery-Asberg Depression Rating Scale (MADRS)?

A

10 items.

MADRS is ontworpen om de ernst van depressieve symptomen te meten.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
39
Q

Wat wordt aanbevolen als screeningsinstrument bij vermoeden van een bipolaire stemmingsstoornis?

A

Mood Disorder Questionnaire (MDQ)

De MDQ is ontworpen om te helpen bij de identificatie van bipolaire stemmingsstoornissen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
40
Q

Welke schaal kan gebruikt worden voor het bepalen van de ernst van de huidige depressieve episode?

A

Inventory of Depressive Symptoms (IDS)

De IDS is eerder beschreven als een hulpmiddel voor het meten van depressieve symptomen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
41
Q

Welke schalen kunnen gebruikt worden voor het bepalen van de ernst van manische symptomen?

A
  • Young Mania Rating Scale (YMRS)
  • Bech-Rafaelsen Mania Scale (BRMS)

Beide schalen zijn specifiek ontwikkeld voor het meten van manische symptomen bij bipolaire stoornissen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
42
Q

Wat is het stepped care model bij depressie?

A

De behandeling van de depressie vindt plaats volgens het stepped care model binnen step care krijgen patiënten in eerste instantie de kortste minst intensieve behandeling aangeboden en alleen als deze onvoldoende resultaat oplevert, wordt overgegaan op een meer intensieve behandeling.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
43
Q

Wat zijn de basis interventies voor patiënten met een depressieve stoornis?

A

Minstens de volgende basis interventies:
* Psycho educatie
* Activering
* Actief volgen

Psycho educatie omvat het verstrekken van informatie over de aandoeningen, prognose en behandelmogelijkheden aan de patiënt en diens omgeving.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
44
Q

Wat houdt psycho educatie in?

A

Het verstrekken van informatie aan de patiënt en diens familie/omgeving over de aandoeningen, de prognose en de verschillende behandelmogelijkheden.

Dit helpt bij het begrijpen van de situatie en de keuzes die gemaakt moeten worden.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
45
Q

Wat is het doel van activering als basis interventie?

A

Adviezen geven om actief te blijven of te worden en om de dag te structureren.

Gewone adviezen om actief te worden zijn vaak niet voldoende; het moet op maat zijn.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
46
Q

Wat houdt actief volgen in bij depressieve patiënten?

A

Het beloop van de depressie wordt door de hulpverlener actief gemonitord.

Dit zorgt voor tijdige aanpassing van de behandeling indien nodig.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
47
Q

Welke aanvullende interventies kunnen in de beginfase van de behandeling worden aangeboden?

A

In de beginfase kunnen worden aangeboden:
* Bibliotherapie
* Zelfhulp of zelfmanagement
* Activerende begeleiding
* Fysieke inspanning/lichamelijke activiteit of running-therapie
* Counseling of psychosociale interventies

Deze interventies kunnen effectief zijn bij patiënten met een lichte depressie.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
48
Q

Wat zijn de tweede stap interventies voor depressieve patiënten?

A

Probleemoplossende therapie of kortdurende behandeling.

Deze worden aangeboden als de lichte depressie langer dan 3 maanden bestaat of als het een herhaalde depressie is.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
49
Q

Hoeveel gesprekken omvatten de tweede stap interventies doorgaans?

A

Vaak zo’n 5 gesprekken.

Dit is gericht op het hier en nu en het bevorderen van het zelf oplossend vermogen van de patiënt.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
50
Q

Wat is de houding van de therapeut tijdens tweede stap interventies?

A

De houding is coachend en actief sturend.

Het doel is om het verband tussen de klachten en interne en externe factoren duidelijk te maken.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
51
Q

Wat zijn interne en externe factoren in de context van depressieve stoornissen?

A

Interne factoren zijn cognities, externe factoren zijn omgeving en stressoren.

Het begrijpen van deze factoren helpt bij het aanpakken van de klachten.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
52
Q

Vul in: Bij patiënten met een _____ depressie kunnen basis interventies afdoende zijn.

A

[lichte]

Dit verwijst naar de ernst van de depressieve stoornis en de effectiviteit van de interventies.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
53
Q

Wat is cognitieve gedragstherapie (CGT)?

A

Een integratie van gedragstherapeutische en cognitieve interventies.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
54
Q

Wat is effectiever, de combinatie van CGT en medicamenteuze behandeling of medicatie alleen?

A

De combinatie van CGT en medicamenteuze behandeling is effectiever.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
55
Q

Wat is het doel van gedragstherapie (GT)?

A

Het achterhalen van de factoren die de depressieve stoornis beïnvloeden.

56
Q

Wat gebeurt er meestal bij een depressieve stoornis met het activiteitenniveau?

A

Er is meestal sprake van afname van het activiteitenniveau.

57
Q

Wat gebeurt er met de positieve bekrachtiging bij een afname van het activiteitenniveau?

A

De positieve bekrachtiging neemt af.

58
Q

Wat is het doel van gedragstherapeutische behandeling?

A

Het vermeerderen van plezierige en het verminderen van onplezierige activiteiten.

59
Q

Waarom kan training in sociale vaardigheden nodig zijn in gedragstherapie?

A

Om meer plezier uit sociaal contact te halen.

60
Q

Wat wordt gestimuleerd in gedragstherapie?

A

Een actieve houding van de patiënt.

61
Q

Wat omvat gedragstherapie naast directe therapie?

A

Huiswerkopdrachten zoals zelfobservatie registratie en het ondernemen van activiteiten.

62
Q

Wordt gedragstherapie vaak in combinatie met andere therapieën aangeboden?

A

Ja, vaak in combinatie met cognitieve therapie.

63
Q

Hoe effectief is gedragstherapie vergeleken met cognitieve therapie?

A

Gedragstherapie is net zo effectief als cognitieve therapie of een combinatie van CGT.

64
Q

Wat zet geslaagde gedragsactivatie in gang?

A

Cognitieve verandering.

65
Q

Vul de lege plek in: Cognitieve gedragstherapie is een integratie van _______ en _______.

A

[gedragstherapeutische interventies] en [cognitieve interventies].

66
Q

Waar richt gedragstherapie zich op in het kader van depressieve stoornissen?

A

Het vermeerderen van plezierige activiteiten.

67
Q

Wat is het doel van Cognitieve therapie (CT)?

A

De relatie tussen gedachten en gevoel begrijpen.

68
Q

Wat zijn kernovertuigingen?

A

Diepgewortelde overtuigingen gevormd uit levenservaringen.

69
Q

Geef een voorbeeld van een kernovertuiging.

A

Ik ben de moeite niet waard.

70
Q

Wat zijn leefregels?

A

Regels die voortkomen uit kernovertuigingen en gedrag beïnvloeden.

71
Q

Waardoor worden schema’s en scripts geactiveerd?

A

Door levensgebeurtenissen die lijken op eerdere ervaringen.

72
Q

Wat kan leiden tot depressieve klachten volgens CT?

A

Kernovertuigingen en leefregels.

73
Q

Wat is de eerste stap in Cognitieve therapie?

A

De patiënt laten inzien hoe schema’s zijn ontstaan.

74
Q

Welke vraag is belangrijk in de CT bij het onderzoeken van schema’s?

A

Is het schema functioneel en helpt het om een doel te bereiken?

75
Q

Wat zijn gedragsexperimenten in de context van CT?

A

Praktische toetsen van overtuigingen.

76
Q

Wat is het uitgangspunt van Interpersoonlijke Therapie (IPT)?

A

Veranderingen in belangrijke relaties kunnen depressie uitlokken.

77
Q

Noem de vier aandachtspunten binnen IPT.

A
  • Rouw
  • Rolconflict
  • Rolverandering
  • Tekort in interpersoonlijke vaardigheden
78
Q

Wat is rouw in de context van IPT?

A

Depressieve klachten na het overlijden van een belangrijk persoon.

79
Q

Wat houdt rolconflict in binnen IPT?

A

Geschil tussen de patiënt en een belangrijk ander.

80
Q

Wat betekent rolverandering binnen IPT?

A

Belangrijke levensovergangen zoals geboorte of scheiding.

81
Q

Wat is een tekort in interpersoonlijke vaardigheden?

A

Verminderd vermogen om relaties aan te gaan of te behouden.

82
Q

Hoeveel fasen zijn er in de therapie van IPT?

A

Drie fasen.

83
Q

Wat gebeurt er in de eerste fase van IPT?

A

Diagnostiek en psycho-educatie.

84
Q

Wat is het doel van de tweede fase in IPT?

A

Problemen oplossen gerelateerd aan de gekozen focus.

85
Q

Wat staat centraal in de derde fase van IPT?

A

Afscheid en zelf doorgaan zonder de therapeut.

86
Q

Wat is de eerste keus in de derde stap van de behandeling van depressie?

A

Antidepressiva.

Antidepressiva zijn de eerste keus in de derde stap van de behandeling, in plaats van psychotherapie.

87
Q

Wanneer werden SSRI’s geïntroduceerd?

A

Eind jaren 80.

SSRI’s zijn sinds eind jaren 80 veel voorgeschreven antidepressiva.

88
Q

Waarom zijn antidepressiva vaker voorgeschreven door huisartsen?

A

Gunstig bijwerking profiel en grotere veiligheid ten opzichte van TCA’s.

Dit heeft geleid tot een toename in het voorschrijven van antidepressiva door huisartsen.

89
Q

Wat is een zeldzame bijwerking van SSRI’s?

A

Ontremming en toename van suïcidale gedachten.

Dit komt vooral voor bij adolescenten.

90
Q

Hoe effectief zijn de geregistreerde antidepressiva in Nederland gemiddeld?

A

Gemiddeld ongeveer even effectief.

De effectiviteit van antidepressiva in Nederland is gemiddeld gelijk.

91
Q

Wat bepaalt doorgaans de keuze voor een bepaald antidepressivum?

A

Ernst van de depressie, eerdere reacties, setting, veiligheid en bijwerkingen.

Deze factoren zijn cruciaal bij de medicijnkeuze.

92
Q

Wat is een belangrijk aandachtspunt bij het gebruik van antidepressiva?

A

Effecten kunnen meerdere weken op zich laten wachten

Dit is belangrijk om patiënten over voor te lichten.

93
Q

Wat kan voorafgaan aan stemmingsverbetering bij antidepressivagebruik?

A

Activatie of verbetering van energieniveau.

Dit kan een extra aandachtspunt zijn in geval van suïcidale gedachten.

94
Q

Wat is geïndiceerd bij seizoensgebonden depressieve stoornissen?

A

Lichttherapie.

Lichttherapie is aanbevolen wanneer klachten optreden in het najaar of de winter.

95
Q

Wat moet patiënten worden geadviseerd als depressieve klachten seizoensgebonden zijn?

A

Lichttherapie te overwegen.

Dit is belangrijk bij seizoensgebonden depressieve klachten.

96
Q

Wat is belangrijk naast lichttherapie voor patiënten?

A

Psycho-educatie over de werking van de behandeling.

Dit omvat ook het belang van een regelmatig dag-nachtritme en beweging.

97
Q

Wat zijn recente aanwijzingen over lichttherapie?

A

Effectief voor niet seizoensgebonden depressieve stoornis.

Dit suggereert dat lichttherapie breder toepasbaar kan zijn.

98
Q

Wat kan overwogen worden als patiënten niet opknappen van eerdere interventies?

A

Combinatie van farmacotherapie en psychotherapie.

Dit wordt als vierde-stapinterventie beschouwd.

99
Q

Wat is de indicatie voor elektroconvulsietherapie (ECT)?

A

Therapieresistente depressieve stoornissen of zeer ernstige vormen van depressieve stoornissen.

ECT is vaak de laatste stap in het behandelprotocol.

100
Q

Wie geeft de indicatie voor ECT-behandeling?

A

Door of in overleg met een psychiater.

Psychologen kunnen een belangrijke rol spelen in het motiveren van patiënten.

101
Q

Welke rol hebben psychologen bij ECT?

A

Motiveren van patiënten voor deze vorm van behandeling.

Dit is belangrijk omdat ECT vaak de laatste stap in het behandelprotocol is.

102
Q

Waarom is het belangrijk om hoop te blijven geven aan patiënten die ECT ondergaan?

A

Er zijn mogelijk nog experimentele behandelingen beschikbaar.

Dit kan helpen bij de motivatie van de patiënten.

103
Q

Wat is een belangrijk effect van ECT?

A

In veel gevallen positief.

ECT wordt beschouwd als een waardevolle behandelingsoptie voor ernstige depressies.

104
Q

Vul in: ECT wordt toegepast bij _______.

A

[therapieresistente depressieve stoornissen of zeer ernstige vormen van depressieve stoornissen].

105
Q

Waarvoor wordt ECT vaak beschouwd in het behandelprotocol?

A

De laatste stap.

Dit benadrukt de ernst van de aandoening bij patiënten die ECT nodig hebben.

106
Q

Wat is de hoofdzakelijke behandelingslocatie voor de bipolaire stemmingsstoornis?

A

In de specialistische centra

Specialistische centra zijn gespecialiseerde instellingen voor geestelijke gezondheidszorg.

107
Q

Welke richtlijnen zijn er voor de behandeling van de bipolaire stemmingsstoornis?

A

Recente richtlijnen bestaan voor de behandeling

Deze richtlijnen zijn vergelijkbaar met die voor de behandeling van de depressieve stoornis.

108
Q

Hoe wordt het behandelbeleid voor de bipolaire stemmingsstoornis georganiseerd?

A

Met een gefaseerd behandelbeleid

Dit beleid omvat verschillende fases van behandeling.

109
Q

Welke fases worden onderscheiden in het behandelbeleid voor bipolaire stemmingsstoornis?

A

Acute, voortgezette en onderhoudsbehandeling

Deze fases helpen bij het structureren van de zorg.

110
Q

Wat bepaalt in hoge mate het behandelbeleid voor bipolaire stemmingsstoornis?

A

Het actuele toestandsbeeld en beloopsvorm

Dit betreft de huidige symptomen en het verloop van de ziekte.

111
Q

Wat is niet wenselijk bij een acute depressie of manie in het behandelbeleid?

A

Eerst staan met lage intensieve interventies

Bij acute situaties is intensieve zorg onmiddellijk nodig.

112
Q

Wat heeft prioriteit in de behandeling van bipolaire stemmingsstoornis?

A

Het voorkomen van nieuwe manische of depressieve episodes

Preventie van terugval is cruciaal voor het herstel.

113
Q

Wat is het accent van de acute behandeling?

A

Het accent ligt op het bestrijden van de symptomen en op bescherming tegen complicaties of suïcide.

114
Q

Welke middelen worden voornamelijk gebruikt in de acute behandeling?

A

Psychofarmaca.

115
Q

Wat kan er gedaan worden als er gevaar is voor de patiënt of de omgeving?

A

Er kan worden overgegaan tot een opname.

116
Q

Welk type medicijn wordt voornamelijk gebruikt in de acute behandeling van een medische episode?

A

Antipsychoticum.

117
Q

Bij welke episode is antipsychoticum ook werkzaam?

A

Bij een manische episode zonder psychotische verschijnselen.

118
Q

Hoe verschilt de acute medicamenteuze behandeling van een depressieve episode bij bipolaire stemmingsstoornis van unipolaire depressie?

A

De acute medicamenteuze behandeling is anders.

119
Q

Vul de lege plaats in: De acute behandeling van een depressieve episode in het kader van een bipolaire stemmingsstoornis is anders dan bij een _______.

A

unipolaire depressie.

120
Q

Wat staat centraal in de voortgezette behandeling van een bipolaire stoornis?

A

Stabilisatie van de stemming en verdere herstel van functioneren

121
Q

Welke medicatie is de eerste keuze in de medicamenteuze behandeling van bipolaire stoornis?

122
Q

Waarom is psycho-educatie belangrijk voor patiënten met een bipolaire stoornis?

A

Het leidt tot betere acceptatie van de stoornis, grotere therapietrouw en minder terugval

123
Q

Wat is belangrijk voor bipolaire patiënten vanwege hun gevoeligheid voor ritme veranderingen?

A

Een passende en regelmatige dag- en weekstructuur

124
Q

Wat zijn de gevolgen van een bipolaire stemmingsstoornis?

A

Gevolgen voor alle levensgebieden en in alle levensfasen

125
Q

Wat is de focus van de behandeling van een levenslange aandoening zoals een bipolaire stoornis?

A

Zelfmanagement

126
Q

Welke gevoelens kunnen patiënten ervaren in de voortgezette fase van behandeling?

A

Opluchting, rouw en verlies

127
Q

Welke psychologische interventies worden vaak toegepast bij bipolaire patiënten?

A

CGT en Family Focused Treatment (FFT)

128
Q

Wat kunnen de interventies voor bipolaire patiënten gericht zijn?

A
  • Primair gericht op bipolaire stemmingsstoornis
  • Meer algemeen gericht op bijkomende problematiek
  • Bevorderen van persoonlijk herstel
129
Q

Is het duidelijk welke vorm van psychotherapie effectief is in welke fase van de behandeling?

A

Nee, dat is nog onduidelijk

130
Q

Wat is het doel van de onderhoudsbehandeling?

A

Stabiel houden van de stemming, maatschappelijk herstel en behandeling van individuele problematiek

Deze fase kan jaren duren en medicamenteuze behandeling moet soms worden aangepast.

131
Q

Is het enkel betrekken van de DSM voldoende voor het vaststellen van een matig ernstige depressie?

A

Nee, de DSM is leidend voor de diagnose maar niet voor het inschatten van de ernst

Voor het inschatten van de ernst wordt gebruikgemaakt van gevalideerde vragenlijsten zoals de Beck Depression Inventory-II (BDI-II).

132
Q

Wat is de Beck Depression Inventory-II (BDI-II)?

A

Een zelfrapportagevragenlijst voor het meten van de ernst van een depressie

Het is bedoeld voor volwassenen en adolescenten vanaf dertien jaar.

133
Q

Wat wordt er beoordeeld met de BDI-II?

A

Depressieve symptomen die overeenkomen met de DSM-criteria voor depressieve stoornissen

Het is een gevalideerd instrument voor het inschatten van de ernst van een depressie.

134
Q

Vul in de blanco: De DSM is leidend voor het stellen van de diagnose __________.

A

depressieve stoornis

135
Q

Waarvoor wordt de BDI-II gebruikt?

A

Voor het beoordelen van depressieve symptomen

Het meet de ernst van een depressie bij volwassenen en adolescenten vanaf dertien jaar.