Hoofdstuk 11 Flashcards

1
Q

Wat voor gebeurtenissen kunnen zorgen voor een trauma?

A

Feitelijke of dreigende dood, ernstige verwonding of seksueel geweld.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Krijgt iedereen met een trauma PTSS?

A

Nee, dit hoeft niet. Mensen kunnen bijvoorbeeld ook andere DSM-5 stoornissen ontwikkelen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Hoeveel procent van de mensen met een trauma ontwikkelen PTSS?

A

Ongeveer 20%, maar bij bijvoorbeeld verkrachting ligt dit hoger 45%

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Wat is het meest herkenbare criterium van PTSS?

A

Herbelevingen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Wat zijn 5 vormen van herbelevingen bij PTSS?

A

Het kunnen (angstige) dromen of nachtmerrie zijn, maar ook flashbacks overdag of zich steeds opdringende en angstige herinneringen. Waar de patiënt zich slecht aan kan onttrekken.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Hoe kan een herbeleving worden opgeroepen?

A

Door triggers.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Wat is het vermijdingscriteria van PTSS?

A

Het vermijden van triggers.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Wat is de set criteria negatieve veranderingen in cognities en stemming (PTSS)?

A

Stukken uit het geheugen zijn weg, negatief zelfbeeld of over omgeving, of aanhoudende denkbeelden over de traumatische gebeurtenis. Schaamte, terugtrekken en somberheid.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Wat is de duidelijke verandering in arousal en activiteit in de DSM5 (PTSS)?

A

Hieronder valt de
verhoogde prikkelbaarheid. Men is snel en soms zeer heftig boos om kleinigheden schrikt zeer
snel van geluiden concentreert zich slecht, slaap slecht en soms is er sprake van roekeloos
gedrag.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Hoe lang moeten de symptomen van PTSS aanwezig zijn voor een diagnose?

A

Langer dan een maand.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Aan welke andere criteria moeten de symptomen van iemand met PTSS voldoen voor een diagnose?

A

Klinische significante, lijdensdruk of beperkingen in het sociale of beroepsmatige functioneren.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Welke 2 subtypes van PTSS zijn er?

A

Het subtype met dissociatieve symptomen, (depersonalisatie en derealisatie) en het subtype met uitgestelde expressie.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Wat is PTSS met uitgestelde expressie?

A

De symptomen van PTSS manifesteren zich pas zes maanden of langer na de traumatische gebeurtenis.
Mensen met dit subtype ervaren vaak een periode waarin ze relatief weinig klachten hebben, voordat de symptomen later (bijvoorbeeld door een trigger) volledig tot uiting komen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Heeft PTSS hoge of lage comorbiditeit?

A

Hoog.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Waarom is het belangrijk om breed naar symptomen te vragen bij een anamnese voor PTSS?

A

Om te voorkomen dat er te snel naar PTSS wordt geredeneerd en om andere mogelijke diagnoses niet over het hoofd te zien.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Welke aspecten van het beloop van de symptomen moeten worden uitgevraagd?

A

De duur van de symptomen en hoe ze zich in de loop van de tijd hebben ontwikkeld in aard en ernst.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

Waarom is het belangrijk om de volledige trauma geschiedenis nauwkeurig uit te vragen?

A

Omdat eerdere traumatische ervaringen invloed kunnen hebben op de huidige klachten en herstel.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

Waarom zijn hulpverleners soms huiverig om traumatische herinneringen uit te vragen?

A

Ze vrezen dat dit te belastend is voor de patiënt, terwijl veel patiënten juist opgelucht zijn om er in een veilige setting over te praten.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

Waarom is het belangrijk om te vragen naar beschermende factoren? PTSS

A

Ze kunnen helpen bij het herstel en veerkracht versterken.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
20
Q

Waarom is het belangrijk om te vragen naar medicatie- en middelengebruik?

A

Omdat deze het beloop van PTSS kunnen beïnvloeden en mogelijk een andere onderliggende problematiek aanduiden.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
21
Q

Wat kan de clinicus na de anamnese doen voor de DSM-classificatie?

A

De DSM-classificatie vervolledigen middels semigestructureerde interviews en vragenlijsten.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
22
Q

Welke methode biedt de meest optimale betrouwbare classificatie voor PTSS?

A

Gestructureerde interviews.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
23
Q

Noem drie gestructureerde interviews die voor PTSS bestaan.

A
  • Clinical Administered PTSD Scale (CAPS-5)
  • Structured Interview for PTSD
  • PTSD Symptom Scale Interview
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
24
Q

Welk gestructureerd interview voor PTSS wordt het meest gebruikt?

A

De CAPS.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
25
Q

Wat is een belangrijk kenmerk van de CAPS?

A

Het is het beste onderzocht en is in het Nederlands vertaald.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
26
Q

Hoe worden de traumatische gebeurtenissen bij de CAPS nagevraagd?

A

Aan de hand van specifieke vragen een voor een.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
27
Q

Wat wordt er gescoord bij de CAPS voor de DSM-5?

A

De DSM-criteria voor PTSS op basis van ernst.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
28
Q

Wat kan de CAPS vaststellen naast de huidige PTSS?

A

De lifetime PTSS.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
29
Q

Wat is vereist voor het afnemen van de CAPS?

A

(Korte) training.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
30
Q

Waar moet rekening mee worden gehouden tijdens het afnemen van zelfrapportage vragenlijsten? (PTSS)

A

Dat patiënten de klachten bagatelliseren, of juist aandikken.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
31
Q

Welke vragenlijsten hebben nog betrekking op de DSM-4 criteria voor PTSS?

A

Veel van de vragenlijsten

Dit verwijst naar het gebruik van verouderde criteria in sommige vragenlijsten.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
32
Q

Wat is de Posttraumatic stress disorder CheckList DSM-5 (PCL-5)?

A

Een zelfrapportage vragenlijst die 20 items bevat om de ernst van de symptomen van PTSS in kaart te brengen

De patiënt wordt gevraagd om een traumatische gebeurtenis te benoemen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
33
Q

Hoeveel items bevat de Life Events Checklist DSM-5 (LEC-5)?

A

16 items

Deze checklist inventariseert mogelijke traumatische gebeurtenissen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
34
Q

Wat beschrijft de Life Events Checklist DSM-5 (LEC-5)?

A

16 items die gebeurtenissen beschrijven die mogelijk resulteren in PTSS

Inclusief een item waarbij de patiënt zelf een gebeurtenis kan invullen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
35
Q

Wat vraagt de PCL-5 de patiënt om te doen?

A

De traumatische gebeurtenis te benoemen

Dit is de eerste stap voordat de ernst van symptomen wordt beoordeeld.

36
Q

Wat is het doel van de LEC-5?

A

Inventariseren van eventuele traumatische gebeurtenissen

Dit helpt bij het identificeren van risicofactoren voor PTSS.

37
Q

Hoe wordt de behandeling van PTSS opgestart?

A

Met psycho educatie.

38
Q

Waar wordt op gefocust na psychoeducatie bij een PTSS behandeling?

A

Psychotherapie, traumagerichte psychotherapie of Trauma Focused Therapy.

39
Q

Wat is Trauma Focused Therapy?

A

De therapeut gaat specifiek in op de traumatische ervaring, geen focus op trauma gerelateerde aspecten in het leven.

40
Q

Is Trauma Focused Therapy een goede behandelmethode voor mensen met PTSS?

A

Ja ook voor mensen met comorbide stoornissen.

41
Q

Wat zijn niet trauma gerichte therapie vormen voor PTSS?

A

Stabilisatie therapie, effectiviteit is onduidelijk, ook niet helder wanneer in te zetten.

42
Q

Wat is stabilisatie therapie?

A

Een patiënt wordt geleerd om met zijn emoties en angsten om te gaan.

43
Q

Waarom is exposure therapie belangrijk voor mensen met PTSS?

A

Omdat mensen vaak er alles aan doen om niet aan de traumatische ervaring te denken, dit zorgt er niet voor dat de trauma daadwerkelijk wordt verwerkt.

44
Q

Wat is imaginaire exposure? PTSS

A

Patiënt wordt gevraagd om traumatische herinneringen zo levendig mogelijk in gedachten te halen. De therapeut vraagt naar veel details.nieuwe associaties worden aangeleerd, en nieuwe cognities worden gevormd. Men leert dat het ervaren van de angst niet levensbedreigend is.

45
Q

Wat gebeurt er met het geheugen tijdens exposure therapie? PTSS

A

Geheugenfuncties worden geactiveerd, nieuwe informatie wordt toegevoegd die onverenigbaar is met bestaande pathologische informatie.

46
Q

Waarom worden exposure sessies opgenomen? PTSS

A

De patiënt moet deze thuis een aantal maal per week afluisteren.

47
Q

Kan er ook gebruik worden gemaakt van exposure in vivo bij PTSS?

48
Q

Is EMDR een bewezen effectieve behandelmethode voor PTSS?

49
Q

Wat is EMDR?

A

Een emotioneel beladen beeld wordt opgeroepen en tegelijkertijd voert de patiënt oogbewegingen uit die door de behandelaar worden begeleid.

50
Q

Waarom zou EMDR werkzaam zijn volgens de nieuwe theorie?

A

Vanwege de werkgeheugen theorie.

51
Q

Wat is de kern van de werkgeheugen theorie in relatie tot EMDR?

A

De kern is dat het menselijke werkgeheugen een beperkte capaciteit heeft en dat het gelijktijdig ophalen van traumatische herinneringen en het uitvoeren van oogbewegingen het werkgeheugen belast.

52
Q

Wat gebeurt er met de traumatische herinnering tijdens EMDR?

A

De traumatische herinnering wordt opnieuw opgeslagen in het lange termijn geheugen met verminderde intensiteit en levendigheid, wat leidt tot desensitisatie.

53
Q

Waarom is het belangrijk dat de afleidende taak niet te belastend is voor het werkgeheugen?

A

Als de afleidende taak te belastend is, is het niet meer mogelijk om de herinneringen goed in het werkgeheugen vast te houden.

54
Q

Wat zijn de twee taken die het werkgeheugen tijdens EMDR belasten?

A

Het tegelijk ophalen van de traumatische herinnering en het doen van de oogbewegingen.

55
Q

Wat is desensitisatie in de context van EMDR?

A

Desensitisatie is het proces waarbij de traumatische herinnering opnieuw wordt opgeslagen met verminderde intensiteit en levendigheid.

56
Q

EMDR is vaak begonnen met welke technieken?

A

EMDR is vaak begonnen met IE of EMDR, omdat deze het meest onderzocht zijn.

57
Q

Vul in de lege ruimte: EMDR werkt vanwege de _______.

A

werkgeheugen theorie.

58
Q

Wat is een cruciaal aspect van de taak die de therapeut aanbiedt tijdens EMDR?

A

De taak mag niet te belastend zijn voor het werkgeheugen.

59
Q

Wat is het belangrijkste doel van cognitieve therapie (CT) voor PTSS?

A

Het aanpakken van de cognities die een patiënt heeft naar aanleiding van de traumatische ervaring.

60
Q

Noem twee voorbeelden van disfunctionele cognities bij patiënten met PTSS.

A
  • ‘Ik ben niets waard’
  • ‘Iedereen heeft het slecht met mij voor’
61
Q

Hoe komen disfunctionele cognities voort bij PTSS-patiënten?

A

Ze komen voort uit de traumatisering.

62
Q

Wat gebeurt er tijdens de cognitieve therapie met disfunctionele gedachten?

A

Ze worden uitgedaagd en intensief onderzocht.

63
Q

Wat is het doel van het uitdagen van disfunctionele gedachten in CT?

A

Om ze te vervangen door nieuwe, betere en meer rationele gedachten.

64
Q

Geef een voorbeeld van een nieuwe, rationele gedachte die in CT kan worden ontwikkeld.

A

‘Ik weet dat ik het waard ben om te leven, ook al behandelde de dader mij als oud vuil.’

65
Q

Kan cognitieve therapie (CT) gecombineerd worden met een andere therapie?

A

Ja, met exposure therapie.

66
Q

Vul de lege plek in: Bij cognitieve therapie voor PTSS worden vooral de _______ aangepakt.

A

[cognities]

67
Q

Wat is het doel van Narratieve Exposure Therapie (NET)?

A

Het doel van NET is om traumatische herinneringen weer in te bedden in hun context in het verleden.

68
Q

Hoe wordt posttraumatische stressstoornis (PTS) bij NET beschouwd?

A

PTS wordt voornamelijk beschouwd als een geheugenstoornis.

69
Q

Wat gebeurt er met herinneringen bij PTS volgens NET?

A

Herinneringen dringen zich op in het hier en nu, met angsten en zintuiglijke ervaringen.

70
Q

Waarom is het belangrijk om traumatische herinneringen in de verleden tijd te vertellen?

A

Het vertellen van een trauma in de verleden tijd heeft ten doel om de herinneringen in het verleden te plaatsen.

71
Q

Wat is een belangrijke eerste stap in de behandeling met NET?

A

Bij NET wordt altijd gestart met het leggen van een levenslijn.

72
Q

Welke gebeurtenissen komen aan bod tijdens NET?

A

Alle belangrijke positieve en negatieve gebeurtenissen uit het leven.

73
Q

In welke tijd wordt het trauma verteld bij NET?

A

In de verleden tijd.

74
Q

In welke tijd wordt het trauma verteld bij andere therapievormen zoals IE?

A

In de tegenwoordige tijd.

75
Q

Bij welke populatie is NET vooral onderzocht?

A

Bij vluchtelingen en asielzoekers.

76
Q

Hoe wordt NET beschouwd voor de behandeling van vluchtelingen?

A

NET wordt als eerste keuze beschouwd voor deze populatie.

77
Q

Wat is de Beknopte Eclectische Psychotherapie (BEPP) voor PTSS?

A

Een in Nederland ontwikkelde therapie voor PTSS die eclectisch en gefaseerd is.

78
Q

Wie heeft de BEPP ontwikkeld?

79
Q

Welke aspecten van PTSS staan centraal in de BEPP?

A
  • Angst
  • Controleverlies
  • Verlies van veiligheid
  • Rouw
  • Moeite om de traumatische gebeurtenis achter zich te laten.
80
Q

Wat is het doel van imaginaire exposure in de BEPP?

A

Aandacht besteden aan de traumatische ervaringen.

81
Q

Wat is de schrijftaak die patiënten uitvoeren in de BEPP?

A

Een brief schrijven waarin emoties, vaak boosheid, worden beschreven naar een betrokkene.

82
Q

Wat zijn memorabilia in de context van de BEPP?

A

Trauma gerelateerde voorwerpen die in de therapie worden ingebracht.

83
Q

Geef voorbeelden van memorabilia die in de BEPP kunnen worden gebruikt.

A
  • Foto’s
  • Kledingstukken
  • Sieraden van een overledene.
84
Q

Wat is de functie van betekenis verlenging in de BEPP?

A

Het helpt om herinneringen aan het trauma te verwerken.

85
Q

Wat houdt het afscheid ritueel in de laatste fase van de BEPP in?

A

Patiënten kunnen voorwerpen begraven die doen denken aan het trauma.

86
Q

Wat is het effect van afscheidsrituelen volgens de BEPP?

A

Men kan het verleden beter achter zich laten en weer vooruit in de toekomst kijken.