Hoofdstuk 13 - Aandoeningen van de bijschildklieren en metabole botziekten Flashcards

1
Q

Hoeveel van het calcium zit opgeslagen in bot?

A

99%.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Hoeveel van het fosfor zit opgeslagen in bot?

A

90%.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Hoe gebeurt de aan- en afvoer van calcium?

A
  • Aanvoer: intestinale absorptie, mobilisatie uit skelet
  • Excretie: renaal (300mg Ca in urine per dag)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Welke hormonen zijn van belang in de calciumregulatie?

A
  • Parathormoon: stimuleert mobilisatie calcium uit skelet en verhoogt reabsorptie in de nier
  • Calcitriol (actief vitamine D): stimuleert intestinale absorptie en mobilisatie uit skelet
  • Calcitonine: inhibitie osteoclastische botresorptie
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Welke hormonen zijn van belang in de fosforregulatie?

A
  • Calcitriol (actief vitamine D): absorptie t.h.v. de darm (maar minder belangrijk, absorptie is passief en vooral afhankelijk van aanbod in voeding)
  • PTH: inhibitie van tubulaire reabsorptie met verhoogde renale excretie
  • FGF23: inhibitie van tubulaire reabsorptie en verminderde intestinale absorptie via inhibitie van calcitriol
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Bespreek de etiologie en het voorkomen van primaire hyperparathyroïdie.

A
  • 90%: primaire, autonome hypersecretie PTH door adenoom (meestal solitair)
  • 10%: primaire hyperplasie van de vier parathyroïden
  • Extreem zelden: parathyroïdcarcinoom

Frequents na 50e levensjaar, meer bij vrouwen (verre van zeldzaam).

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Bespreek de kliniek van primaire hyperparathyroïdie.

A

Dikwijls is het volkomen asymptomatisch op moment van diagnose (toevallige vondst na vaststellen hypercalciëmie in bloedbilan).

Verschijnselen van hypercalciëmie
- Neuromusculair: concentratiestoornissen en hoofdpijn, mentale confusie, stupor en coma
- Gastro-intestinaal: anorexie, braken, constipatie
- Renaal: polyurie en polydipsie, nierinsufficiëntie
- Cardiaal: toegenomen contractiliteit en verkorte systole

Op lange termijn doen zich (recidiverende) urinaire lithiase en skeletafwijkingen (osteopenie of osteoporose) voor.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Bespreek de diagnose van primaire hyperparathyroïdie.

A

De combinatie van hypercalcemie met verhoogde parathormoonspiegel is genoeg voor de diagnose.

Een verlaagd albumine (bindingseiwit) kan echter wel een hypercalcemie maskeren. Daarom moet je altijd albumine bijvragen.

Geassocieerde biochemische afwijkingen: hypofosfatemie, milde hyperchloremische acidose, verhoogd calcitriol, verhoogde merkers van botombouw

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Bespreek de therapie van primaire hyperparathyroïdie.

A

De enige curatieve behandeling is heelkundig verwijderen van een of meer adenomen. Meestal is echter een conservatieve, afwachtende houding aangewezen omwille van het mild en niet-progressief ziekteverloop.
Criteria voor heelkunde zijn: hypercalcemie > 2.85-3mmol/liter, leeftijd < 50 jaar, osteoporose, urinaire lithiase, zeer hoge calciurie (> 10mmol/dag) en nierinsufficiëntie.
Pre-operatief wordt een echografie en isotopenscan gedaan. Deze worden enkel gedaan indien beslist wordt tot heelkunde en hebben geen plaats in de diagnostische fase.
Bij falen van heelkunde, contra-indicatie voor heelkunde of inoperabliteit zijn calcimimetica een alternatief.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Geef de differentiaaldiagnose van hypercalcemie.

A
  • Familiale hypocalciurische hypercalcemie: lage fractionele calciumexcretie (i.t.t. primaire hyperparathyroïdie)
  • Maligniteiten door paraneoplastische secretie van PTHrP, lytische botletsels, verhoogde 1-alfa hydroxylase activiteit,…
  • Verhoogde 1-alfa hydroxylase activiteit bij granulomateuze aandoeningen (sarcoïdose, soms TBC)
  • Minder frequent: thyreotoxicose, bijnierschorsinsufficiëntie, immobilisatie
  • Iatrogeen: hypervitaminose D, vitamine A-intoxicatie, gebruik van thiazidediuretica, milk-alkali syndroom
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Bespreek de behandeling van een ernstige hypercalcemie.

A
  • Goede hydratatie, eventueel via IV vochttoediening
  • Andere mogelijke adjuvante medicaties
    o Bisfosfonaten: vnl. bij maligniteiten
    o Calcimimetica: bij parathyroïdcarcinoom of primaire hyperparathyroïdie
    o Glucocorticoïden: bij verhoogde 1-alfa hydroxylase activiteit of paraneoplastische hypercalcemie
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Wat is secundaire hyperparathyroïdie? Geef mogelijke oorzaken.

A

Het is een compensatoire hypersecretie van parathormoon en doet zich voor bij elke situatie die gepaard gaat met neiging tot hypocalcemie. Biochemisch is er echter een normale calcemie door de compensatie.
Het komt veel frequenter voor dan primaire hyperparathyroïdie.
Oorzaken zijn nierinsufficiëntie, intestinale malabsorptie, vitamine D-deficiëntie, chronisch gebruik lisdiuretica.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Wat is tertiaire hyperparathyroïdie?

A

De parathyroïdfunctie die autonoom wordt bij lang bestaande secundaire hyperparathyroïdie. Zo krijg je hier terug hypercalcemie.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Geef de etiologie van hypoparathyroïdie.

A
  • Soms op latere leeftijd door auto-immune destructie van de bijschildklieren
  • Frequentst: iatrogeen t.g.v. heelkunde (bij totale thyroïdectomie) of radiotherapie
  • Infiltratieve aandoeningen zoals TBC of sacroïdose
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Wat zijn de symptomen van hypoparathyroïdie?

A

Deze van een hypocalcemie of tetanie: paresthesieën t.h.v. de handen en perioraal, carpopedaalspasmen, laryngospasmen (verstikking!), convulsies, long-QT syndroom.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Welke biochemische parameters passen bij hypoparathyroïdie?

A

Hypocalcemie met hyperfosfatemie, lage PTH-spiegel en laag calcitriol.

17
Q

Geef de DD van een laag calcium met verhoogd PTH.

A
  • Langdurig inadequate nutritionele intake, malabsorptiesyndromen, chronische nierinsufficiëntie
  • Hungry bone-fenomeen: enthousiaste botremineralisatie na heelkundige resectie van een of meerdere parathyroïdadenomen
  • Hyperfosfatemie: bij tumorlysissyndroom, rhabdomyolyse
  • Pancreatitis
  • Extreme osteoblastische activiteit, bij bv. botgemetastaseerde carcinomen
  • Iatrogeen na toediening bisfosfonaten of denosumab, calcitonine
  • Alkalose, bv. bij hyperventilatie
  • Pseudohypoparathyroïdie: resistentie tegenover PTH creëert hypocalcemie
18
Q

Bespreek de behandeling van hypocalciëmie.

A

Deze is vooral oorzakelijk: bij een hypoparathyroïdie of nierfalen wordt actief vitamine D (alfa-calcidol of calcitriol). Bij hypovitaminose D geef je vitamine D en bij hypomagnesiëmie geef je magnesium.
Als de patiënt asymptomatisch is kan peroraal calciumcarbonaat of calciumcitraat gegeven worden. Is de patiënt wel symptomatisch, wordt dit IV gegeven (tenzij bij hyperfosfatemie).

19
Q

Geef de indeling en etiologie van osteoporose.

A

Secundaire vormen: hyperparathyroïdie, Cushing, glucocorticoïdtherapie, immobilisatie, hypogonadisme en alcoholisme

Groep van involutie-osteoporose:
- Postmenopauzaal: bij 1/4e tot 1/3e van de postmenopauzale vrouwen
→ vnl. polsfracturen en wervelindeukingsfracturen
- Seniele: progressief fysiologisch botverlies bij mensen op oude leeftijd
→ vnl. femurhalsfractuur

20
Q

Bij welke symptomen moet je denken aan een wervelindeukingsfractuur?

A

Plotse hevige rugpijn, vaak bandvormig en uitstralend naar abdominaal, optredend bij heffen van een last.

21
Q

Wat zijn risicofactoren voor een fractuur?

A

VG van fractuur, hogere leeftijd, vrouwelijk geslacht, roken, recidiverend vallen, laag BMI en secundaire oorzaken van osteoporose.

22
Q

Wat ligt aan de oorzaak van osteomalacie? Welke symptomen brengt dit teweeg?

A

Er is een deficiënte mineralisatie van osteoïd en verweking van het botskelet. Dit resulteert in spierzwakte, diffuse botpijnen, gangmoeilijkheden, drukpijn t.h.v. de aangetaste beenderen, deformaties (vnl. bij kinderen) en pseudofracturen.

23
Q

Wat kan osteomalacie veroorzaken?

A
  • Abnormaal vitamine D metabolisme: gedaalde inname, gestoorde hydroxylatie (levercirrose, anti-epileptica, nierinsufficiëntie), gestoorde bindingseiwitten (nefrotisch syndroom) of resistentie
  • Stoornissen in de botmineralisatie: fluoride of aluminiumintoxicatie
  • Hypofosfatemie: gedaalde inname, verhoogd renaal verlies
24
Q

Welke biochemische parameters kunnen gevonden worden bij osteomalacie?

A
  • Bij vitamine D deficiëntie: laagnormale / verlaagde calcemie en fosfatemie, lage calciurie en fosfaturie, hoog PTH, hoog fosfatase, laag vitamine D
  • Bij hypofosfatemie: verlaagde fosfatemie, vaak hoge fosfaturie
25
Q

Wat is de behandeling van osteomalacie?

A

Vitamine D suppletie en calcium, eventueel fosfaatsupplementen bij hypofosfatemie en actief vitamine D.

26
Q

Wat zijn de oorzaken van hypofosfatemie.

A

Enerzijds kan er een renaal verlies zijn. Dit komt voor bij:
- Hyperparathyroïdie
- Gebruik acetazolamide en Fanconi syndroom
- Tumorgeïnduceerde osteomalacie
- Glucosurie, post obstructie, polyure fase na ANI, posttransplant, overvulling
- X linked / AD hypofosfatemische rickets

Anderzijds kan er verminderde intestinale absorptie zijn door
- Malabsorptie, malnutritie (anorexie, ethyl), chronische diarree
- Overgebruik antacida, vitamine D deficiëntie / resistentie

Tenslotte kan er ook nog een shift zijn van extra- naar intracellulair bij
- Respiratoire alkalose
- Brandwonden, refeeding, insuline bij hyperglycemie
- Hungry bone syndroom

27
Q

Welke symptomen passen bij een hypofosfatemie.

A

Spierzwakte en rhabdomyolyse, hemolyse, verstoorde WBC en plaatjesfunctie, neurologische symptomen, rickets of osteomalacie indien lang bestaand. Deze symptomen doen zich wel enkel voor bij matige / ernstige hypofosfatemie (matig < 0.8mmol/liter, ernstig < 0.3mmol/liter).

28
Q

Wat is de behandeling van hypofosfatemie?

A

Het moet enkel behandeld worden bij een matieg / ernstige hypofosfatemie. Er wordt peroraal fosfaat gegeven, gezien IV toediening kan leiden tot extraskeletale calcium-fosfaatdepositie.