Hoofdstuk 1 - Diabetes mellitus Flashcards
Wat is de oorzaak van diabetes mellitus type 1?
Een aanval van het eigen immuunsysteem op de insulineproducerende bètacellen van de pancreas in twee fasen
1. Fase waarin leukocyten de eilandjes van Langerhans binnendringen (insulinitis)
2. Fase waarin de specifieke destructie van de insulineproducerence bètacellen plaatsvindt
T1DM komt regelmatig voor samen met andere aandoeningen. Welke?
Primaire hypothyroïdie, vitiligo, auto-immune gastritis, pernicieuze anemie, coaliekie en bijnierschorsinsufficiëntie.
Hoe kan je bij een patiënt die onder exogeen insuline staat toch nog zijn endogeen insuline meten?
Door het meten van C-peptide.
Geef de symptomen van T1DM.
- Glucosurie, polyurie en polydipsie
- Polyfagie, vermagering en asthenie
- Buikklachten, braken, vaak t.g.v. peritoneale prikkeling door ketonen (DKA)
- Wazige visus doordat de lens zich niet goed kan aanpassen aan de veranderingen in glucoseconcentraties
- Infecties: balanitis, vaginale schimmelinfecties
Wat is de honeymoonfase?
De fase waarin de patiënt tijdens het begin van de therapie slechts nood heeft aan zeer lage insulinedoses omdat de endocriene pancreasfunctie nog voldoende is. Dit kan weken, maanden of in sommige gevallen anderhalf jaar duren. Een stijgende bloedglucose en HbA1c luidt het einde van deze fase in.
Wat zijn de risicofactoren voor het krijgen van T2DM?
- Overgewicht, obesitas, grote middelomtrek, sedentaire levensstijl
- Positieve familiale anamnese voor diabetes
- Voorgeschiedenis: zwangerschapsdiabetes, steroid geïnduceerde diabetes, alcoholisme, exocriene pancreasinsufficiëntie, stoornissen koolhydraatmetabolisme
- Endocrinopathieën: Cushing, acromegalie
- Langdurig gebruik van diabetogene farmaca (corticosteroïden, atypische antipsychotica)
Hoeveel procent van de patiënten met T2DM heeft al chronische complicaties op het moment van diagnose?
50%.
Wat zijn de diagnostische criteria van diabetes?
- Nuchtere plasmaglucosewaarde > 126mg/dL
- ‘at random’ veneuze plasmaglucosewaarde > 200mg/dL bij een patiënt met klassieke symptomen
- HbA1c > 6.5%
- Glucosewaarde > 200mg/dL 2u na een OGTT
Hoe werkt de OGTT?
De patiënt drinkt in minder dan vijf minuten een glas van 75g glucose opgelost in 300mL water (kinderen: 1.75g/kg). De glucose wordt gemeten op tijdstip 0 (nuchter) en na 2 uur. De patiënt moet rusten tijdens de test en mag niet roken. De nacht voor de test mag de patiënt niet eten, vanaf het avondmaal de dag ervoor mag de patiënt niet meer roken en geen alcohol gebruiken.
Hoe wordt de diagnose van diabetische ketoacidose gesteld?
O.b.v. de symptomen en laboratoriumresultaten.
Symptomen:
- Asthenie, dorst, polyurie, braken, sufheid
- Dehydratatie, hypotensie, tachycardie
- Kussmaul ademhaling en acetongeur
Laboresultaten
- Hyperglycemie, vaak > 250-300mg/dL
- Metabole acidose met pH < 7.3
- Bicarbonaat < 15mmol/L
- Ketonemie (> 3mmol/L) of ketonurie (> 5mmol/L)
- Elektrolytenstoornissen
Bespreek de therapie van diabetische ketoacidose.
De belangrijkste pijlers zijn vocht, mineralen (kalium, natrium, bicarbonaat) en continue IV toediening van insuline in kleine dosis
Er mag geen te snelle daling van de glycemie zijn wegens het risico op hersenoedeem!
Wanneer glycemie onder de 250mg/dL zakt wordt een infuus met glucose gegeven om snel bruikbare energie te verschaffen.
Wat is de oorzaak van een hyperosmolair niet-ketotisch coma?
De basale insulinesecretie is nog genoeg om ketogenese af te remmen maar de hyperglycemie is wel sterk genoeg om via osmotische diurese dehydratatie uit te lokken.
Er kunnen enkele uitlokkende factoren zijn, zoals onvoldoende vochtinname, chronisch gebruik diuretica (ouderen!) en intercurrente infecties.
Op welke elementen berust de diagnose van een hyperosmolair niet-ketotisch coma?
- Uitgesproken hyperglycemie, kan tot > 1000 mg/dL
- Hypernatriëmie, hoge serumosmolariteit
- Geen of zeer weinig uitgesproken acidose
- Geen anion-gap
- Uitgesproken dehydratatie met shockgevaar
- Bewustzijnsverlies
Wanneer spreken we van graad 1, 2 en 3 hypoglycemie?
Graad 1: glucose < 70mg/dl
Graad 2: glucose < 50mg/dl
Graad 3: wanneer de glucose zo laag staat dat patiënt hulp nodig heeft van derden
Wat zijn de gevolgen van langdurige of recidiverende hypoglycemieën?
- Bij kinderen: mentale achterstand, gevoelig voor epileptische aanvallen
- Bij ouderen: risico op verlammingen of dementie
Met welke symptomen gaat een hypoglycemie gepaard?
- Adrenerge symptomen (beginfase): hartkloppingen, tremor, transpiratie, honger, bleek gelaat
- Neuroglycopene symptomen (< 40mg/dl): diplopie, spraakmoeilijkheden, concentratieverlies, gedragsstoornissen, convulsies en uiteindelijk coma
Wat is hypoglycemische unawareness?
De patiënt wordt de alarmsymptomen (adrenerge) niet meer gewaar. Dit komt door een langere duur van diabetes, een langzame daling van de glycemie, de mogelijke aanwezigheid van autonome neuropathie of het eventueel gebruik van bètablokkers.
Wat is de triade van Whipple?
Het zijn drie zaken die op een hypoglycemie wijzen: symptomen passend bij een hypo, een gedaalde bloedglucose < 70mg/dl en het verdwijnen van de symptomen na toediening van glucose.
Wat is de behandeling van een hypoglycemie?
Bij bewuste personen
- Glucose of sucrose per os, 10-15 gram
- Ook mogelijk gebruik van fruitsap, limonade(siroop) of gesuikerde frisdranken
- Bij gebruik SU-preparaten: complexe koolhydraten (boterham, koek)
Bij onbewuste patiënten
- 15 gram IV hypertone glucose in de vorm van 20-, 30- of 50%-oplossing
- Alternatief: inspuiten van glucagon IM of SC met eventueel herhalen na 15 minuten
Hoe worden patiënten met diabetes type 1 standaard behandeld?
Via het basaal bolus schema: dit is een combinatie van
- Eén dosis (ultra)traagwerkend insuline om basale insulinespiegel te behouden
- Bolus snelwerkend insuline voor elke maaltijd
De bolus snelwerkende insuline wordt wel aangepast aan de soort maaltijd en de fysieke activiteit van de patiënt. Zo wordt er een minder snelwerkend als patiënt bv. nog gaat sporten na de maaltijd.
Normaal gezien wordt het snelwerkende insuline gegeven voor de maaltijd, maar bij diabetische gastroparese of bij voeding met koolhydraten en veel vetten (pasta, pizza, frieten) wordt het na de maaltijd toegediend.
Op welke injectieplaats is de opname van insuline het snelst?
De buik, gevolgd door de armen en daarna de bovenbenen.
Wat is lipodystrofie?
Een fibrosering van de onderhuid na herhaalde microtraumata. Om dit te vermijden is het belangrijk dat er voldoende rotatie is tussen de injectieplaatsen van insuline.
Hoe werkt metformine?
Het verhoogt de gevoeligheid van insuline, verlaagt de glucoseproductie t.h.v. de lever en vermindert de resorptiesnelheid van glucose in de dunne darm. Hierdoor lokt het normaliter geen hypoglycemie uit.
Wat zijn de bijwerkingen van metformine?
Frequent zijn nausea, buikklachten en diarree.
Een ernstigere bijwerking is lactaatacidose. Dit doen zich voornamelijk voor bij nierinsufficiëntie, dehydratatie, overmatig alcoholgebruik en anoxemietoestanden. Hierdoor is het gebruik gecontra-indiceerd bij ouderen met hartfalen en ernstige nierinsufficiëntie.