Hoofdstuk 11 - Dyslipidemie Flashcards

1
Q

Bespreek familiale hypercholesterolemie.

A

Dit is een genetische aandoening t.g.v. een mutatie t.h.v. het gen dat codeert voor de LDL-receptor (heterozygoot of homozygoot).
Het is gekenmerkt door een zeer hoge LDL-concentratie met dan ook een hoge cardiovasculaire mortaliteit op jonge leeftijd. 85% heeft al event gehad voor de leeftijd van 60j.
Bij klinisch onderzoek kunnen xanthelasmata, xanthomata en een arcus cornealis (witte ringvormige verkleuring) gezien worden.
Diagnostiek gebeurt o.b.v. Dutch Lipid Clinical Network (DLCN)-score. Dit is een scoresysteem die rekening houdt met familiale anamnese van CVD, eigen CV events, aanwezigheid klinische stigmata en hoogte LDL-concentratie. Bij score van > 6 doe je genetische screening.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Bespreek familiale chylomicronemiesyndroom (FCS).

A

Dit is een genetische aandoening gekenmerkt door een defect in LPL of ApoC-II (cofactor van LPL). Dit zorgt voor een afgenomen lipolyse en zeer grote concentratie aan plasma-chylomicronen en VLDL.
Er is geen verhoogde cardiovasculaire mortaliteit gezien LDL niet verhoogd is.
Klinisch kan men eruptieve xanthomen opmerken, kan er pancreatitis zijn en hepatosplenomegalie. Het wordt meestal ontdekt tijdens de jeugd.
Behandeling bestaat uit nutritionele vetrestrictie en suppletie van vetoplosbare vitamines.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Wordt familiale hypertriglyceridemie (FHTG) behandeld? Waarom wel/niet?

A

Ja, niet vanwege een verhoogd cardiovasculair risico maar vanwege het risico op pancreatitis.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Voor welke aandoening zijn palmaire xanthomen pathognomonisch?

A

Familiale dysbetalipoproteïnemie.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Waar ligt de oorzaak van familiale dysbetalipoproteïnemie? Welk effect heeft dit cardiovasculair?

A

Er is een genetische variatie in Apo-E waardoor het niet meer kan binden aan lipoproteïne-receptoren. Dit zorgt voro een belangrijke toename chylomicronen en VLDL remnants.
Er treedt een matige-ernstige hypertriglyceridemie en hypercholesterolemie met vroegtijdige cardiovasculaire mortaliteit.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Hoeveel procent van de patiënten met familiale gecombineerde hyperlipemie ontwikkelt een cardiovasculaire aandoening voor de leeftijd van 60?

A

20%.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Geef de drie groepen familiale hypoalphalipoproteïnemie.

A
  1. apoA1-mutatie: defect resulteert in HDL < 10mg/dl
  2. LCAT-deficiëntie: cholesterol kan niet omgezet worden naar cholesteryl-ester (en dus niet meer worden opgenomen in HDL)
  3. ABCA1-deficiëntie: HDL < 5mg/dl, relatief laag LDL
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Juist of fout?

Hoe minder Apo-B partikels op LDL-cholesterol, hoe lager het atherogeen risico.

A

Fout, hoe meer Apo-B, hoe hoger het atherogeen risico.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Welke voedingsaanpassingen worden aangeraden bij mensen met dyslipidemie? Welk effect heeft dit?

A

Het wordt aaangeraden om de totale vetinname te verlagen tot 30% van energie-inname en om de inname van verzadigde vetzuren te beperken tot < 10% van de totale energie-inname.
Dit kan voor een daling van het cholesterol van 10-20% zorgen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Geef de definitie van dyslipidemie.

A
  • LDL > 116 mg/dL
  • Totaal cholesterol > 190 mg/dL
  • Triglyceriden > 150mg/dL
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Wanneer gaat men over tot medicamenteuze behandeling van dyslipidemie?

A

Wanneer de levensstijlaanpassingen na 3 maand niet het gewenste effect hebben.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Wanneer is er een behandelindicatie voor hypertriglyceridemie?

A

Bij triglyceriden > 500mg/dL.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Hoe werken statines?

A

Ze remmen de synthese van cholesterol in de levercel door inhibitie van het enzym HMG CoA reductase. Dit resulteert in een drastische daling van het plasma-LDL-cholesterol.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Welke bijwerkingen hebben statines?

A

Regelmatig spierpijn (geen echte myositis) en een verhoogd risico op T2DM door verminderde insulineproductie.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Mogen statines gebruikt worden in de zwangerschap?

A

Nee.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Stel dat de behandeling met een statine niet het beoogde effect bekomt. Ga je dan over naar een hogere klasse of ga je de dosis van hetzelfde farmacon gewoon verhogen?

A

Het is beter om te switchen naar een meer potent statine.

17
Q

Bespreek cholestyramine.

A

Het is een harsionenuitwisselaar. Het bindt de galzuren in de darm waardoor de enterohypatische cyclus onderbroken wordt. Hierdoor gebruikt de lever meer cholesterol om nieuwe galzouten te maken waardoor hetplasma LDL-cholesterol daalt.
De toepasbaarheid is echter beperkt wegens frequente en ernstige GI bijwerkingen.

18
Q

Hoe werkt ezetimibe?

A

Het inhibeert de de resorptie van cholesterol in dunne darm, wat zorgt voor een daling met 10-20%.

19
Q

Wat doen PCSK9-inhibitoren?

A

Het zijn monoklonale antilichamen die binden op PCSK9 en een afbraak van LDL-receptoren induceert. Ze hebben ook effect op Lp(a).

20
Q

Wat zijn de terugbetalingscriteria voor PCSK9-inhibitoren?

A
  • Patiënten met FH
  • Patiënten met doorgemaakt CV-event die ondanks statine + ezetimibe nog LDL waarde van > 100mg/dL hebben
21
Q

Wat is inclisiran? Hoe wordt het toegediend?

A

Een siRNA dat de aanmaak van PCSK9-eiwit remt. Het wordt subcutaan toegediend om de 6 maand.

22
Q

Wat zijn de terugbetalingscriteria voor inclisiran?

A
  • Patiënten met FH
  • Patiënten met doorgemaakt CV-event die ondanks statine + ezetimibe nog LDL waarde van > 100mg/dL hebben
23
Q

Hoe werkt bempedoïnezuur?

A

Het blokkeert de endogene cholesterolsynthese in een vroegere stap dan statines. Hierdoor ontstaat een upregulatie van de LDL-receptoren en zo een verlaging van de spiegels LDL-cholesterol.

24
Q

Wat is een indicatie voor gebruik van bempedoïnezuur?

A

Het wordt gebruikt als add-on therapie bij zeer hoog risico groepen die hun LDL-targe niet halen of bij intolerantie voor statines.

25
Q

Wat zijn de bijwerkingen van bempedoïnezuur?

A

Myositis, urinezuurstijging en gestoorde levertesten.

26
Q

Stel: je hebt een patiënt die op simvastatine en bempedoïnezuur staat. Waar moet je op letten?

A

De dosis simvastatine mag niet hoger zijn dan 20-40mg/dag.

27
Q

Hoe werken fibraten?

A

Ze activeren PPAR-alfa. Dit resulteert in een stimulatie van de vrije vetzuuroxidatie in het vetweefsel waardoor er uiteindelijk een verminderde productie VLDL en daling triglyceriden met 30-50% is.