Hoofdstuk 11 Schizofrenie Flashcards
De symptomen van schizofrenie worden geclusterd in drie groepen:
- Positieve symptomen aanwezigheid van denkstoornissen, waanbeelden en hallicunaties
- Negatieve symptomen afwezigheid van sociabiliteit, plezier, energie en affect
- Ongeorganiseerd gedrag ongeorganiseerde spraak, bizar gedrag en slechte aandacht Hallicunaties en waanbeelden worden complexer met leeftijd, en gaan meestal over leeftijdsgespaste onderwerpen. Beide komen ook voor in niet-schizofrenie populaties.
Waanbeelden komen voor in de vorm van
persecution, somatisch en grandeur.
Ongeorganiseerde spraak kan voorkomen in
pragmatiek (sociaal gebruik), prosody (melodie), auditief verwerken en abstracte taal.
Ongeorganiseerd gedrag voorkomen
kan in veel vormen voorkomen
kan in veel vormen voorkomen
(gebrek aan reactiviteit naar de omgeving) kan ik veel vormen voorkomen .
Sociaal dysfunctioneren kan voorkomen in
komt ook in veel vormen voor.
Subtypes van schizofrenie:
- paranoïde type veel waanbeelden (vooral grandeur), type met de beste prognose maar komt bijna niet voor in de kindertijd
- ongeorganiseerde type vlak affect en emoties die niet gepast zijn bij de spraak en ongeorganiseerd gedrag en spraak, slechtste prognose en veel in de kindertijd
- catatonische type psychomotorische verstoringen
- ongedifferentieerde type geen van de hierboven genoemde kenmerken
- risiduële type minstens 1 psychotische episode in het verleden, maar nu niet actief psychotisch behalve sommige symptomen van de verstoring (vlak affect, ongeorganiseerde spraak, rare geloven)
Twee leeftijden van opkomst schizofrenie:
- de vroege opkomst (voor 14-15 jaar)
- en de adolescent opkomst (tussen 14-15 jaar en jonge volwassenheid).
- De vroege opkomst komt bijna nooit voor, maar tussen de 12 en 15 jaar is er een grote opkomst.
- Dit komt alleen voor bij schizofrenie, en niet bij een andere psychotische reacties in de kindertijd.
Er zijn ook sekseverschillen en verschil in gezinnen en etnische verschillen:
- mannen domineren in de vroege-opkomst, maar in de adolescentie wordt het meer gelijk.
- Er wordt gezegd dat schizofrenie meer voorkomt bij lage SES maar de resultaten uit onderzoeken zijn dubbelzinnig. Er is geen etnisch verschil.
Comorbiditeit schizofrenie:
depressie, CD of ODD (in deze volgorde van meer voorkomen). OCD komt meer voor bij adolescenten. Er zijn ook veel suicidale ideeen en gedragingen (vooral 2 jaar na de eerste psychotische episode), dit komt door psychose of depressie.
Differentiële diagnose Schizofrenie
- het moet apart gehouden worden van autisme, dat een eerdere opkomst heeft en minder psychoses.
- Verder is autisme redelijk stabiel en schizofrenie is progressief dalend in functioneren.
- Er moet ook goed onderscheid gemaakt worden tussen dit en stemmingsstoornissen, er is ook een tussenvorm (schizoaffectieve stoornis).
- Een recent geidentificeerde groep is gediagnosticeerd met multidimensionaal beperkte stoornis, dat vroeg opkomt, symptomen van schizofrenie laat zien en slechtere prognose heeft. Dit kan ertoe pleiten dat deze stoornis en schizofrenie apart gezien moeten worden.
De verschillende types opkomsten lijken dezelfde factoren te delen en kunnen gediagnosticeerd worden met dezelfde criteria. Er zijn toch een aantal ontwikkelingsverschillen:
• Kinderschizofrenie komt gradueel op, met veel onduidelijkheid over de premorbide en comorbide symptomen. De precieze opkomst is dan ook vaak niet duidelijk.
• Er is een verschil in symptomen tussen de kinderopkomst en de volwassenvorm.
o Waanbeelden, hallicunaties en denkverstoringen worden niet gezien tot 7 jaar, waanbeelden zijn vooral minder vaak te vinden in kinderen. Alle subtypes worden gezien in volwassenen, maar jonge kinderen hebben meer ongeorganiseerde of ongedifferentieerde types. De symptomen en sociale beperking zijn ernstiger in kinderen. Terwijl sekse ongeveer gelijk is in adolescentie, zijn er meer volwassen mannen.
• de onvolwassen taal en cognitieve vaardigheden in kinderen maken het moeilijk onderscheid te maken in verstoringen of normaal gedrag van die leeftijd
Etiologie Schizofrenie
- De theorieën van de etiologie van schizofrenie zijn gebaseerd op het diathesis-stress model.
- Diathesis staat voor kwetsbaarheid of predispositie, wat hierbij vooral de biologische factoren zijn.
- Stressors zorgen ervoor dat de schizofrenie dan tot uiting komt.
De biologische context Schizofrenie
- Genetische factoren kinderopkomst is waarschijnlijk een nog meer genetische versie van de stoornis dan de volwassenopkomst, een specifiek gen is nog niet gevonden.
- CZS dysfunties het cerebraal volume is kleiner in kinderen en volwassenen met schizofrenie, dit komt door verlies aan grijze stof. Bij vroege opkomst is de linker hemisfeer bij jongens vooral kleiner, bij meisjes de rechter. Door verminderde grijze stof verkleinen ook de ventrikels. Het lijkt erop dat het verlies aan grijze stof begint voor de stoornis, maar door blijft gaan, dit kan een verklaring zijn voor de vermindering in cognitieve en academische prestatie bij de vroege opkomst schizofrenie. Ook zijn er verschillen gevonden in de dikheid van de cortex, de sulci zijn platter en de gyri steiler, dat de communicatie en interconnectiviteit van het brein kan beïnvloeden. De corpus callosum wordt ook kleiner na opkomst.
- Neurochemie door de effectieve behandeling zou dopamine een oorzaak kunnen zijn, medicijnen die de transmissie ervan blokken zorgen voor controle over psychoses terwijl excessief loslaten intensificeert. Verder zou te veel cortisol uit de HPA kunnen zorgen voor verhoogde dopamine activiteit, wat leidt tot psychotische symptomen.
- Neuropsychologische verstoringen dysfunctie van selectieve en sustained aandacht (letterrij, ook te zien in hersenactiviteit). Jonge mensen hebben moeite met het verwerken van informatie op een snelle en efficiente manier. Ook visuele-motorische coordinatie en fijne motorische snelheid zijn beperkt (vertraging of falen van normale hersen volwassenwording). Executieve functies zijn ook beperkt, ook het werkend geheugen. Dit is uniek aan de kinderen van de wel/niet schizofrenie groep die het wel ontwikkelen.
- Prenatale en geboorte complicaties inconsistente gegevens, en de causale relatie is niet duidelijk.
- Middelgebruik en pubertijd zijn ook nog aangehaald, maar hier is geen link mee te vinden.
Een invloedrijk model dat de biologische factoren aan verbindt is
- neurodevelopmental model of schizofrenia(Weinberger)
- hersenschade aan het lymbisch systeem en de prefrontale cortex gebeurt vroeg in het leven maar blijft “klinisch stil” totdat de hersenen volwassen worden en de neurale systemen die betrokken zijn in schizofrenie zijn ontwikkeld.
- Vooral verstoringen in de mechanismen die gaan over dopamine zorgt voor schizofrenie.
- Dit wordt ondersteund door onderzoek naar fundamentele verstoringen en de reactie dat stress vaak met zich meebrengt (en de medicatie tegen dopamine).