HF1, 2 en 3 Flashcards
Algemeen ontwikkelingsraamwerk: Dus waaruit bestaat het
- biologische context
- individuele context
- familiecontext
- sociale context
- culturele context
- interacties daartussen.
The medical model
- Het eerste kenmerk van dit model is dat ervan uit wordt gegaan dat de stoornis het resultaat is van organische disfuncties.
- Het tweede kenmerk is dat het classificeren van psychopathologie wordt gedaan met diagnoses. Deze diagnoses zijn gekoppeld aan de DSM. Bij de DSM wordt niet perse een organische oorzaak verondersteld, maar het wordt ook niet gezien als een samenspel tussen kind en omgeving
The behavioural model
- Een kenmerk is dat er alleen wordt gekeken naar gedrag dat observeerbaar is.
- Behavioristen baseren hun bewijs op emprische research.
- Behavioristen geloven dat verwerving, behoud en verandering van gedrag voor een groot deel kan worden verklaard door leerprincipes.
Learning principles
- De drie leerprincipes zijn klassieke conditionering, operante conditionering en imitatie.
- Vermijdend leren betekent dat je iets leert maar tegelijkertijd een vervelende straf probeert te vermijden, dit gedrag kan adaptief zijn maar vaak als kinderen ouder zijn is dit niet meer adaptief.
Behavioural perspectives on psychopathology
- Voor sommige kinderen wordt maladaptief gedrag beloond en positief gedrag gestraft.
- Het is belangrijk de context in de gaten te houden, gedrag is in de ene situatie adaptief en kan ik de andere situatie maladaptief zijn.
- Behavioristen beschouwen psychopathologie als afwijkingen in frequentie of intensiteit van gedrag.
- In de groep van gedragtekort is er te weinig frequentie en intensiteit van een bepaald gedrag (autisme, leerbeperkingen).
- Bij gedragovermaat is er sprake van een te hoge frequentie en intensiteit van bepaald gedrag (ADHD, obsessief-compulsief).
- De ontwikkelingsdimensie is een model waarin wordt bepaald dat sommige gedragingen in een bepaalde cultuur met een bepaalde leeftijd aanwezig zijn (zoals zindelijkheid).
Social learning theory
- In deze theorie is het reciproke determinisme dat de omgeving en het individu elkaar wederzijds beinvloedn.
- Ook zegt deze theorie dat het individu een actieve rol hebben in hun reacties op de omgeving.
- Het belangrijkste wat nieuw was in een gedragstheorie was het bekijken van cognitieve processen, zoals interne representaties van ervaringen.
- Deze processen bepalen hoe buitenstaande gebeurtenissen het gedrag beinvloeden.
- Ook wordt het begrip self-efficacy geïntroduceerd, zelfvertrouwen.
- Een belangrijk gebrek aan deze theorie is dat er geen aandacht is voor ontwikkelingsverschillen.
Cognitive developmental theory
- Piaget zegt dat cognitieve ontwikkeling in een aantal geordende en vaststaande stages gebeurt.
- De belangrijkste bijdrage van Piaget is het schema, een schema helpt een kind om de omgeving te begrijpen en te voorspellen.
- Volgens Piaget komt ontwikkeling tot stand omdat het kind de omgeving wil passen (adaptie). Dit gebeurt door assimilatie(nieuwe informatie in een bestaand schema) en accommodatie (de wijziging van een schema naar aanleiding van nieuwe informatie).
- Cognitieve ontwikkeling wordt gekenmerkt door een balans (equilibration) van assimilatie en accommodatie.
Social cognitive theory
Deze theorie zegt dat wanneer je een bepaald schema hebt, dit schema beïnvloed je perspectief, dat je dan als het ware self fulfilling prophecy hebt.
Psychoanalytische modellen
- Klassieke psychoanalyse (drive theory, Freud): structurele model (id, ego, superego en de interne conflicten) en psychosexuele theorie (orale/anale/fallische/latentie/genitale fase met fixatie).
- Ego psycholgie (Erikson): ego heeft eigen energie en kan autonoom functioneren, fases in psychosociale ontwikkeling trust/mistrust, autonomy/shame, initiative/guilt, industry/inferiority en ego identity/role confusion.
- Object relaties theorie (Bowlby, Mahler): psychologische geboorte door fases van seperation-individuation proces normal autism (geen onderscheid zelf/ander), symbiotische fase (zelf/ander twee onderdelen 1 organisme), differentiatie fase (twee aparte organismen), oefen fase (seperation vs closeness), rapprochement fase (aanhankelijk en wegduwen van de zorggever) en object constancy.
Familie systeem model:
- Individuele persoonlijkheid is een functie van het familiesysteem.
- Structurele familietheorie (Minuchin) een familie bestaat uit subsystemen met grenzen, als deze niet sterk zijn ontstaat er enmeshment.
- Het hart van de familiestructuur is het marital subsysteem.
- Er zijn drie algemene vormen van rigid triangles (problematische familiesystemen) ouder-kind coalition (band met 1 ouder), triangulation (kind tussen ouders in) en detouring (onbewuste problemen bij ouders zorgen voor een kind als patiënt, attacking/supportive).
- SCHEMA PAGINA 16!
Temperament Thomas & Chess onderscheiden drie types:
- moeilijk (onregelmatige gewoontes, moeilijk te kalmeren)
- makkelijk (positief affect, milde reacties en makkelijk te kalmeren)
- slow-to-warm-up (laag activiteitslevel, eerst negatieve reactie dan aanpassing) Verschillen in de continuïteit kan volgens hun verklaard worden aan de hand van goodness of fit.
De processen waarbij biologie kan bijdragen aan de ontwikkeling van psychopathologie:
- genetisch erfelijke eigenschappen
- abnormaliteiten in hersenstructuur
- disfuncties in hersenfunctie of miscommunicatie tussen delen van de hersenen
- imbalans in hersenchemie
- moeilijk temperament
- inadequate myelinatie
- disfuncties van het pruningroces
Cognitieve ontwikkeling
Piaget:
• sensorimotor fase (0-2 jaar) sensatie en motorische acties, significante ontwikkeling is object permanentie
• preoperationele fase (2-7 jaar) symbolische functies (bijv. taal), gebrek aan conservering en omnipotent denken (magisch denken)
• concreet-operationele fase (7-11 jaar) redeneren (conservering), gebonden aan het hier en nu
• formeel-operationele fase (12-adult) ideeën generaliseren, hypothetisch-deductief denken, zelf-kritisch
Cognitieve processen waar problemen in voor kunnen komen: assimilatie/accommodatie proces, magisch denken, egocentrisme, cognitieve delays (en schoolfalen) en cognitieve vertekening.
Emotionele ontwikkeling Emotie expressie:
- 0-2 maanden basisemoties als interesse, lachen, walging en pijn
- 2-3 maanden verdriet en woede
- 6-7 maanden angst
- 10-12 maanden sociaal doel, helpt organiseren van gedrag (social referencing)
- 3 jaar zelf-bewuste emoties
- midden kindertijd sociaal passendheid
- adolescent herkennen sociale impact, vaardigheden om het te managen
Emotionele disregulatie kan volgens Cole et al. op twee manieren gebeuren:
- onderregulatie
* overregulatie
Hechting
Bowlby stelde de hechtingstheorie voor, waarin het doel van de hechting nabijheid van een zorgdrager is.
Fases van hechting:
- 2 weken verkiezen menselijke stem boven andere geluiden
- 4 weken moeders stem boven andere stemmen
- 2 maanden oogcontact
- 3-6 maanden sociale lach
- 6-9 maanden onderscheid zorggever en anderen door preferentiele lach, seperation & stranger anxiety
- 12-24 maanden proximity-seeking (safe base)
- 3 jaar meer reciprocaal
- preschool doel-gericht partnerschap waarbij beide gevoelens en benodigdheden meetellen
Soorten hechting (Ainsworth et al): en hoe de hechting wordt ontwikkeld & problemen die voortkomen uit hechting
- secure
- avoidant
- resistant
- disorganized.
De soorten hechting zijn een product van verschillende transacties tussen kind en omgeving.
Onderzoeken zijn tegenstrijdig qua continuïteit, maar het lijkt wel volgens wettelijke discontinuïteiten te gaan (bijv. scheiding).
Problemen die voort komen uit hechting: onzekerheid, beperkte mastery motivatie, emotionele disregulatie en negatieve interne werkmodellen.
Zelf-ontwikkeling Opkomst van het zelf: De fasen van zelfontwikkeling
• Preintentional self (0-6 mnd) steeds meer sociaal actief en bewust van omgeving, afhankelijk van zorggever in het reguleren maar beginnen met aanpassing van gedrag aan zorggever (mutual delight)
• Intentional self (6-12 mnd) meer intentioneel en doelgericht en coordineren, beginnen en richten van uitwisselingen met zorggever
• Separate, aware self (12-24 mnd) nastreven van eigen doelen en plannen, onafhankelijkheid met safe base
• Self-monitoring self (24-60 mnd) nieuw level van bewustzijn van het zelf en een ander, belangrijk is de self-constancy
• Consolidated self (middle childhood) consistentie in representaties van het zelf en een ander
• Self-reflective self (adolescence) observeren en reflecteren op eigen perspectieven en capaciteiten
Zelfregulatie bestaat uit emotieregulatie en gedragsregulatie, dat opkomt in het 2e jaar. Taalontwikkeling en representatie capaciteiten dragen hieraan bij.