Hoofdstuk 10 Conduct disorder en de onwikkeling van Antisociaal gedrag Flashcards

1
Q

Conduct disorder is

A

een repetitief en persistent patroon van gedrag waarin de basisrechten van anderen of grote leeftijdsgepaste samenlevingsnormen of regels worden overtreden.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

De problemen van Conduct disorder kunnen voorkomen in vier categorieën:

A
  • agressie naar mensen en dieren
  • kapotmaken van bezittingen
  • bedriegen of stelen
  • serieuze overtredingen van regels
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

De ernst wordt gespecificeerd als…, welk onderscheid wordt nog meer gemaakt? Sekseverschillen en een riscofactor

A
  • mild, moderate en severe.
  • Verder wordt er nog onderscheid gemaakt in de DSM tussen opkomst in kindertijd (voor 10 jaar) en opkomst in adolescentie. Onderscheid tussen probleemgedrag en CD wordt door het DSM gemaakt door te kijken naar een onderliggende dysfunctie in de persoon in plaats van een reactie naar de sociale omgeving.
  • Er zijn sekseverschillen: bij jongens komt het vaker voor dan bij meisjes, maar op latere leeftijd wordt dat al iets minder. Ook laten jongens meer openlijke agressie zien, en meisjes meer verborgen.
  • Een lage SES zorgt voor een risico.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Childhood onset vs. Adolescent onset 

A
  • De eerste wordt geassocieerd met openlijke agressie, fysiek geweld en meerdere andere problemen (impulsiviteit, geen aandacht, enz). Deze vorm wordt voorspeld door antisociaal gedrag in ouders en verstoorde ouder-kind relaties. Dit type is waarschijnlijk continu door het leven.
  • Het tweede type normale vroege ontwikkeling en minder gedragsproblemen in adolescentie (vooral in de vorm van geweld tegen anderen), wel psychologische problemen. Verschil tussen de twee zit ook in een moeilijk temperament op 3 jaar.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Destructief/nondestructief en openlijk/verborgen 

A

op basis van deze dimensies kan er onderscheid worden gemaakt tussen vier types:
• oppositioneel (openlijk nietdestructief),
• agressief (openlijk destructief),
• bezittingenovertreders (verborgen destructief)
• statusovertreders (verborgen nietdestructief).
En de leeftijd van opkomst is in deze volgorde van 4 tot 9.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Proactieve vs reactieve agressie 

A

roactieve agressie loopt eerder uit op delinquent gedrag in adolescentie.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Harteloos/Onemotionele kenmerken en jeugdige psychopathologie 

A
  • naar aanleiding van onderzoek naar psychopaten. Tussen die met antisociaal gedrag zitten er ook met psychopatische persoonlijkheidstrekken (harteloosheid, egocentrisme, charme, impulsiviteit, enz).
  • Deze trekken komen volgens Hare voort uit een oppervlakkige activering in de prefrontale cortex.
  • Bij kinderen is gekeken of deze trekken al aanwezig kunnen zijn, wat wel bleek (en het kwam niet voort uit ineffectief ouderschap).
  • Terwijl alle kinderen met CD gekarakteriseerd worden door emotionele en gedragsdysregulatie, is het bij deze kinderen meer gedragsinhibitie
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Comorbiditeit CD en sekseverschil in comorbiditeit:

A
  • ADHD (erger gesteld dan alleen CD), ODD, leerstoornissen, middelgebruik, depressie en angststoornissen.
  • Er is een sekseverschil in comorbiditeit, meisjes hebben dit meer en ook meer met internaliserende stoornissen.

Er is een hoge continuïteit in CD-gedrag, kinderagressie bij jongens verwekt geweld in de adolescentie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Loeber et al. hebben een invariante volgorde gevonden door de ontwikkeling heen:

A
  • hyperactiviteit/impulsiviteit  oppositioneel  conduct problemen  delinquentie  antisociale persoonlijkheid
  • Niet iedereen loopt precies dit pad af, maar het is wel in deze volgorde.
  • ADHD vergroot de kans op de vroege opkomst van CD, maar alleen de kinderen die ook antisociaal gedrag laten zien.
  • Omdat de meest ernstige vormen van ODD later ook CD krijken, lijkt dit een ontwikkeling te zijn.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Loeber et al. hebben ook nog ontwikkelingspaden onderzocht die voorspellend zijn van later probleemgedrag bij hoogrisico jongens:

A

• authoriteit conflict pad  koppig gedrag dat leidt tot ongehoorzaamheid en authoriteit ontloping (minste kans op delinquent gedrag)
• verborgen pad  kleine en niet geweldadige handelingen wat escaleert in het kapot maken van bezittingen en middelmatige tot serieuze delinquentie
• openlijk pad  agressie dat escaleert in vechten en geweld tegen anderen De ergste uitkomst zijn de triple-pathway jongeren. De auteurs stellen dat peergroep
processen bijdragen in de ontwikkelingstransformatie van misdragingen in de kindertijd naar delinquent gedrag.
Meisjes kunnen dezelfde onderliggende problemen hebben maar de opkomst bij meisjes is later. Het kan ook zijn dat meisjes meer verborgen agressiviteit laten zien waardoor de diagnose nog niet wordt gesteld.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

De biologische context Etiologie CD

A

• Het temperament kan ten grondslag liggen aan CD: onderliggend aan de ontwikkeling van
verstorende gedragsstoornis zijn neuropsychologische disfuncties die geassocieerd worden
met een moeilijk temperament. Ander onderzoek zegt dat de link tussen agressie en moeilijk
temperament geen directe aanleiding is maar dat het meer komt door de familiefactoren.
• Genetica:
vooral tweelingenbewijs laat genetische en omgevingsinvloeden zien, er is dan
bewijs dat CD al vroeg kan beginnen.
• Gifstoffen:
Foetussen die blootgesteld worden aan alcohol, wiet, sigaretten, opiaten en
loodvergiftiging hebben een grotere kans op agressief gedrag.
• Psycho-fysiologische indicatoren:
ze kunnen een lagere autonomische arousal hebben.
Onderzoekers hebben het over een onemotionele type als deze persoon een onderreactief
sympatisch zenuwstelsel hebben. Dit kan zorgen voor impulsieve reacties en niet gevoelig
voor negatieve feedback.
• Biochemische correlaten:
testosteron is onderzocht, maar het lijkt niet te zorgen voor
agressief gedrag en ook de lage levels van serotonine en cortisol zijn niet echt van belang. De
interactie tussen biologische aspecten en sociale/psychologische invloeden wordt benadrukt.
• Je hebt drie verschillende agressie types:
early onset persistent, adolescent onset en nonagressive.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

De individuele context Etiologie

A

• Zelf-regulatie:
kinderen met Cd hebben een beperkte vaardigheid om impulsen uit te stellen
en frustratie te tolereren. Uit onderzoek blijkt dat verschillende opvoedingsstijlen bij
verschillende temperamenten het meeste effectief zijn om zelf controle te bevorderen. Bij
kinderen met CD is dat de meest intens betrokken en emotioneel beschikbare opvoeding,
wat ze vaak niet krijgen maar die hebben ze wel nodig.
• Emotie-regulatie:
doordat kinderen met CD waarschijnlijk niet goed leren te managen door
hun ouders, hebben ze moeite met emotieregulatie dat zich meestal uit in agressie naar
interpersoonlijke problemen. Jongens hebben problemen met het managen van hun woede,
terwijl bij meisje juist over controle speelt.
• Prosociale ontwikkeling:
Piaget stelt dat er decentering moet opkomen in de midden
kindertijd: een shift van egocentrisme naar cognitief perfectionisme. Dit duidt op het
kunnen nemen van perspectieven, dat zorgt voor een beter morele ontwikkeling en
empathie. Jongeren met CD lopen achter in de ontwikkeling van deze cognitieve en
affectieve variabelen. Sommigen gaan zo ver dat ze zeggen dat er een gebrek is aan
theory of mind.
• Sociale cognitie:
de consistentie van agressie kan komen door cognitieve schemata. Selman
en Schultz hebben een model gemaakt (INS = interpersonal negotiation strategies). Dit loop
van lage naar hoge levels van cognitieve complexiteit. Het begint bij 0 en loopt tot 4.
Kinderen met CD hebben onvolwassen INS strategieën.
• Middelengebruik:
jongen waarbij hun gedrag en hun emoties disfunctioneren kunnen meer
aangetrokken worden tot drugsgebruik. Als ze eenmaal verslaafd zijn, moeten ze ook de
drugs hebben. Dit kan zorgen voor illegaal gedrag.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

De familiecontext Etiologie

A

• Hechting:
hechting is gelinkt aan gedragsproblemen zoals vijandigheid op de
basisschool, maar alleen voor meisjes moet er dan ook al agressie voorkomen. Er is nog geen
direct effect gevonden van hechting op antisociaal gedrag, maar een slechte relatie is een
duidelijk risicofactor in de ontwikkeling van psychopathologie in het algemeen.
• Familie onenigheid:
wanneer kinderen blootgesteld worden aan huiselijk geweld ontwikkelen
ze waarschijnlijk gedragsproblemen. Jongeren met CD hebben meer waarschijnlijkheid dat ze
slachtoffer zijn van kindermishandeling. CD wordt ook geassocieerd met conflicten tussen
ouders en scheiding. Vooral jongeren die opgroeien in een gezin met een alleenstaande
moeder (die geen goede opvoeder is). Familiestress verhoogt ook de kans op CD, dit hoeft
niet een direct verband te zijn, maar eerder een versterker van een problematische ouderkind
relatie.
• Ouderlijke psychopathologie:
middelenmisbruik, vooral bij vaders is dat een voorspeller van
CD. Als moeder een depressie heeft gehad kan je dit ook linken aan gedragsproblemen bij
hun kind of slechte aanpassingsmogelijkheden. De sterkste voorspeller is als één van de
ouders een antisociale persoonlijkheidsstoornis heeft.
• Hard ouderschap
en overdracht van agressie: agressie is niet alleen stabiel binnen een
generatie, dit kan ook meerdere generaties zo zijn. Volgens onderzoekers komt dit door
modeling zoals harde straffen (slaan van kind).

• Ouderinconsistentie
en gebrek aan monitoring: bij inconsistent ouderschap is er vaak een
gebrek aan monitoring wat weer gerelateerd is aan antisociaal gedrag. Hieruit kan zwervend
gedrag van jongeren ontstaan en dat is weer een sterke voorspeller van delinquent gedrag.

• Coercion theorie:
Patterson et al. Hebben een onderzoek gedaan, wat gebaseerd is op de
sociaal leren theorie. Ouders van antisociale kinderen gaven veel vaker een positieve
bekrachtiging naar agressief gedrag. Met Coercion wordt gedrag bedoeld van 1 persoon dat
gesteund of direct bekrachtigd wordt door de ander. Ook komt vaak negatieve bekrachtiging
voor. Wanneer een ouder dit inconsistent doet valt die in de ‘reïnforcement trap’, dat
socialisatie teniet doet en zorgt voor meer dwanggedrag van kinderen.

• Transactionele processen:
Patterson benadrukt ook dat het een transactioneel proces is
waarin ze elkaars gedrag vormen. Ander onderzoek zegt dat de bijdragen van het kind een
aversieve relaties niet onderschat moet worden.
Er is ook een verschil in specificiteit van slechte opvoeding in verschillende stoornissen: bij CD en
CD/depressie blijkt dat er een minder zorgzaam en betrokken opvoeding te zijn dan bij alleen
depressie. Bij CD/depressie blijkt er ook meer een ouderlijke vijandigheid te zijn dan bij alleen
depressie. Wat CD uniek maakt is het lagere level aan ouderlijke warmte.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

De sociale context Etiologie met CD

A
  • Kinderen met CD worden snel geidentificeerd door peers. Al vanaf de preschool periode wordt agressie geassocieerd met peer afwijzing, dat leidt tot meer agressief gedrag.
  • Agressieve kinderen krijgen ook een negatieve reputatie dat blijft, ook als hun gedrag verbeterd, en dat leidt tot meer agressie en probleemgedrag. De verwachtingen van andere beïnvloeden het gedrag van het kind zodat hij steeds meer aan die verwachtingen gaat voldoen, een proces dat “shared consensus building” wordt genoemd (transactioneel). In de midden kindertijd gaan ze antisociale peers opzoeken, dat escalering van misdraging voorspelt. Peerfactoren kunnen duidelijk gezien worden in de ontwikkeling van CD in meisjes in de late kindertijd en adolescentie: vroege seksuele volwassenwording is een sterke voorspeller van antisociaal gedrag. Deze vroegvolwassen meisjes trekken de aandacht van oudere mannen die vervallen in normovertredend gedrag, dat zorgt voor risicogedrag en seksuele activiteit in de meisjes.
  • Associatie met antisociale peers heeft een direct effect op delinquentie alleen in het late opkomst type (adolescentie), terwijl ouderlijke socialisatie een meer significant causale factor is in de kinder-opkomst van de stoornis.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

De culturele context Etiologie met CD

A
  • De buurt  Kinderen die opgroeien in buurten die arm zijn en waar veel geweld in voorkomt hebben meer kans om antisociaal gedrag en CD te ontwikkelen. De blootstelling aan geweld kan de kinderen desensitiseren, agressie wordt gezien als normatief. Er is ook veel blootstelling aan modellen van antisociaal gedrag en agressie, de gangcultuur bijvoorbeeld laat weinig alternatief. Ouders kunnen hier nog licht in bufferen.
  • Etniciteit  ook al wordt er op SES gecontroleerd, nog laten Afrikaans Amerikaanse jongeren meer de hostile attribution bias zien (dat waarschijnlijk komt door de ervaring met rasvijandige omgeving).
  • Schoolomgeving  scholen waar veel conflicten in voorkomen zijn gerelateerd aan een verhoging van CD over een periode van 2 jaar. Ook gaan kinderen voldoen aan de verwachtingen waarvan ze denken dat de leraar die over ze heeft.
  • Media invloeden  het kijken van veel agressieve programma’s heeft verhoging van agressief gedrag tot gevolg.
  • Seks-rol socialisatie  vooral voor masculine socialisatie, voornamelijk in het zuiden van amerika (culture of honor), waarbij mannen door sociaal leren meer fysiologische arousal ervaren en meer cognitief geprimed zijn voor agressie.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Integratief ontwikkelingsmodel met CD

A

Patterson et al hebben een model gemaakt van een serie van hierarchische stadia die op elkaar bouwen en elkaar uitwerken:
• risicofactoren (lage SES, veel geweld in de buurt, familiestress)  deze leiden niet direct tot antisociaal gedrag maar beinvloeden de 1e fase
• 1e fase  vroege kindertijd, slechte ouderlijke discipline strategieën wat zorgt voor sociaal onvaardige kinderen met laag zelfvertrouwen
• 2e fase  midden kindertijd, peer afwijzing en slechte academische prestaties zorgen voor ouder-kind conflict en ouderlijke afwijzing
• 3e fase  adolescentie, antisociale peergroep zorgt voor verder probleemgedrag
• 4e fase  volwassen, slechte aanpassing en slechte opvoeding geven (cyclus)

17
Q

Interventies voor CD:

A
  • Gedragsbenadering: Ouder management training  meest succesvol, het focust op het veranderen van de interacties tussen ouder en kind zodat prosociaal gedrag wordt bekrachtigd (gebaseerd op het sociaal leren).
  • Cognitieve-gedrags interventie: Woede copingsprogramma  groepinterventie waarbij zelfcontrole technieken worden geleerd in een schoolsetting met leraar en ouders. Effectief in het verlagen van agressie en verhogen van taakgedrag en waargenomen zelf-competentie.
  • Systematische familiebehandeling  voor immigranten of andere culturen, waarbij de familie geleerd wordt om te gaan met de acculturatie, betrokkenheid bij de kinderen, enz. Lijkt effectief te zijn met verlaagd probleemgedrag.
  • Multisystemen therapy  meest gesteunde interventie voor CD, dat een oplossingsgefocusde insteek heeft waarbij een individuele therapie wordt aangepast op de jongere zelf en de problemen die die heeft. Blijkt erg effectief.
  • Cultureel geinformeerde interventie  MALE, groepsessies waarin de masculiniteit wordt besproken en de problemen die daarbij horen. Lijkt ook effectief.
18
Q

Preventie met CD:

A
  • Combinatie van familiemanagement training voor ouders en interpersoonlijke probleemoplossingsvaardigheden voor kinderen heeft veel effect in agressiepreventie programma’s.
  • Waar ook veel aandacht aan wordt besteed is de preventie van schoolgeweld, door middel van antipest programma’s bijvoorbeeld. Een programma is PeaceBuilders, dat effectief bleek. Een voordeel van dit programma is dat het de leraren ook traint zodat ze het in de klas kunnen toepassen.