Hfst 6 - Gezondheidsgerelateerd gedrag en gezondheidspromotie Flashcards

1
Q

Gezondheidsgewoonten

A

Gezondheidsgerelateerd gewoontegedrag van mensen, beïnvloeden het al
dan niet ontwikkelen van fatale en chronische ziekten, zoals hartkwalen, kanker en AIDS.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Gezondheidsgedrag

A

Refereert naar iedere uitgevoerde activiteit om de gezondheid in stand te
houden of te verbeteren, ongeacht de ervaren gezondheidstoestand en/of het gedrag daadwerkelijk het doel bereikt.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Gezondheidsbehoudend gedrag (well behavior)

A

Refereert naar activiteiten om de huidige goede gezondheid te behouden of te verbeteren.
Denk aan beweging, goede voeding, regelmatig tandartsbezoek, en vaccinaties.

Dit gedrag hangt af van
- motivationele factoren, vooral de perceptie van de bedreiging (is dit voor mij een bedreiging).
- de waardering van het gedrag in het voorkomen ervan en
- de aantrekkingskracht van het tegenovergestelde gedrag.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Symptoomgedrag

A

refereert naar activiteiten die zieke mensen ondernemen om het probleem vast te stellen en een remedie te vinden (wat heb ik en wat kan ik doen).

Zoals, klagen, hulp en advies zoeken. Mensen zijn hier erg verschillend in, sommigen zijn bang voor artsen en de diagnose, anderen zijn onbezorgd over de symptomen, en weer anderen hebben geen geld om hulp te zoeken.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Ziekte-rolgedrag

A

refereert naar gedrag van mensen die zich ziek voelen met het doel om beter te worden.

Dit veronderstelt een nieuwe rol, denk aan
- de voorschriften van de arts opvolgen
- niet werken of naar school gaan.

Vaak worden voorschriften niet opgevolgd, bijvoorbeeld omdat het oncomfortabel is. Hoe mensen zich tijdens ziekte gedragen, leren ze bijvoorbeeld van hun ouders. Er zijn ook culturele verschillen in de mate van pijntolerantie.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Wie vertoont gezond gedrag en waarom? Onderzoek haalt 3 belangrijke punten naar voren

A
  • De gezondheidsgewoonten van mensen zijn redelijk stabiel, toch veranderen ze met de tijd.
  • Bepaalde soorten gezondheidsgedrag zijn niet sterk met elkaar verbonden, bvb gebruik van een gordel wil niet zeggen dat iemand ook ander gezond gedrag zoals sporten vertoont.
  • De redenen van de verschillende gezondheidsgedragingen hoeven ook niet met elkaar te maken te hebben.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Pogingen om ziekte te voorkomen kunnen worden onderverdeeld in 3 types

A
  • Gedragsinvloed, bvb mondhygiëne aanmoedigen.
  • Omgevingsmaatregelen, bvb drinkwater uit de kraan.
  • Preventieve medische maatregelen, bvb tandzorg.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

3 preventieniveaus van ziekte

A
  1. Primaire preventie: acties ter voorkoming van ziekte of aandoeningen.
    Primaire preventie kan al voor de geboorte of verwekking plaatsvinden door middel van genetische counseling. Andere voorbeelden zijn bijvoorbeeld vaccinatie van kinderen tegen ziekten, medische adviezen voor gezondheidsbevordering, of websites met gezondheidsinformatie.
  2. Secundaire preventie: de vroege opsporing en behandeling van aandoeningen om ernstigere problemen te voorkomen. Dit is inclusief testen en dokter bezoeken.
    Dit bevat symptoomgedrag (medische hulp zoeken) en ziekte-rolgedrag (voorschriften van de dokter opvolgen).
  3. Tertiaire preventie refereert naar de acties om schade te beperken of te vertragen, invaliditeit of terugval te voorkomen en revalidatie. Maatregelen om negatieve gevolgen van een aandoening zo veel mogelijk te beperken.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Preventie is een systeem

A

Preventie is een systeem waarin zowel de persoon, familie, deskundigen als de gemeenschap een rol spelen. Vele samenhangende factoren en problemen kunnen de invloed van elke component in het systeem beïnvloeden, en de componenten beïnvloeden ook elkaar.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Problemen in de gezondheidsbevordering: factoren binnen het individu

A

Vele mensen ervaren een strijd als ze willen veranderen en een gezonder leven willen leiden. Vele vinden het gezond gedrag minder leuk en te lastig dan het ongezond gedrag. Sommige mensen houden dit onder controle om toch regels en grenzen toe te passen in hun leven.

Vier andere factoren binnen de persoon zijn ook erg belangrijk:
* Een gezonde levensstijl gaan leiden vergt verandering. Mensen zijn vaak zo lang bepaald (ongezond) gedrag gewent, dat dit te moeilijk is om nog te veranderen. Denk bijvoorbeeld aan roken.
* Mensen hebben bepaalde cognitieve strategieën nodig om te weten hoe ze een gezonder leven kunnen leiden. Denk aan de kennis en vaardigheden om dit te doen.
* Er moet sprake zijn van eigen-effectiviteit voor de vaardigheid om de verandering door te voeren.
* Ziekte of medicijngebruik kan de stemming en het energieniveau aantasten, wat weer de cognitieve capaciteiten en motivatie kan aantasten.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Problemen in de gezondheidsbevordering: interpersoonlijke factoren

A

Veel sociale factoren hebben invloed op gezond gedrag, bv. het hebben van vrienden en familie die model staan voor gedrag en voor sociale steun en aanmoediging tijdens het veranderen van de levensstijl.

Binnen een gezin kan een verandering van gedrag ook leiden tot interpersoonlijke conflicten die de preventiepogingen kunnen ondermijnen. Vb. iemand die gezond wilt eten, terwijl de andere gezinsleden dagelijks vettig eten.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Problemen in de gezondheidsbevordering: factoren in de gemeenschap

A

Mensen zullen eerder gezond gedrag toepassen, als dit wordt gestimuleerd door acties van gemeenschapsinstellingen, zoals de overheid en de gezondheidszorg.
Gezondheidswerkers focussen zich meestal op behandeling in plaats van de preventie. De laatste jaren zijn ze echter meer geïnteresseerd in preventie.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Algemene factoren van gezondheidsgerelateerd gedrag

A
  • erfelijkheid
  • Leren
  • Sociale, persoonlijke, en emotionele factoren
  • Perceptie en cognitie
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Gezondheidsgerelateerd gedrag leren ahv operante conditionering

A

Er zijn drie consequenties die belangrijk zijn:
* Bekrachtiging: positief (beloning) of negatief (vervelende prikkel wegnemen): het gewenste gedrag neemt toe.
* Uitdoving: gevolgen die een gedrag in stand houden elimineren. Werkt alleen wanneer er geen alternatieve beloningen beschikbaar zijn.
* Straf: als men verwacht dat een straf zal volgen als men het gedrag opnieuw stelt, zal het gedrag afnemen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Modeling

A

Mensen kunnen ook leren door observatie (modeling). Men zal eerder het gedrag van een model vertonen als het model gelijkenissen met de eigen persoon vertoont of in iemands ogen een hoge status heeft, bvb bekend persoon.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Gewoonte gedrag

A

Als een bepaald gedrag vaak wordt herhaald, kan gewoontegedrag optreden, dit is automatisch onbewust vertoond gedrag.
Het is meer afhankelijk van voorafgaande cues dan de gevolgen waarmee het vroeger gelinkt was. Denk aan een café dat een cue is voor alcohol drinken.

Gewoontegedrag is erg moeilijk te veranderen, het is dus belangrijk om gezondheidsbehoudend gedrag zo vroeg mogelijk aan te leren.

17
Q

Antecedent

A

een interne of externe stimuli die voorafgaat aan, en de gelegenheid vormt voor het gedrag.
Bijvoorbeeld iemand die koffie met een sigaret erbij nodig heeft.

18
Q

Sociale, persoonlijke en emotionele factoren bij gezondheidsgerelateerd gedrag

A
  • Persoonlijkheid en emotionele staat: vooral stress wordt in verband gebracht met iemands gezondheidsgerelateerd gedrag.
  • Conscientiousness: de neiging plichtbewust, planmatig en georganiseerd te zijn. Dit kenmerk van iemands persoonlijkheid wordt geassocieerd met vele gezonde gedragingen.
  • De rol van emoties kan op twee manieren gezien worden:
    – mensen die niet kunnen omgaan met een ernstige ziekte in de familie, zullen waarschijnlijk zelf geen preventieve maatregelen nemen.
    – Mensen onder stress vertonen ongezonder gedrag, bvb roken om te ontspannen.
19
Q

De rol van perceptie en cognitie bij gezondheidsgerelateerd gedrag (6)

A
  • De symptomen die iemand ervaart kunnen van invloed zijn op iemands gezondheidsgerelateerd gedrag (variërend van negeren tot direct hulp zoeken).
  • Cognitieve factoren zoals kennis over het gezondheidsprobleem en de vaardigheden om het op te lossen spelen een belangrijke rol.
  • Soms kunnen de subjectieve overtuigingen van mensen verkeerd zijn, bvb denken te weten wanneer bloeddruk verhoogd is (bvb bij hoofdpijn, warm gezicht, nerveus). Dit zijn echter geen goede aanwijzingen voor een verhoogde bloeddruk! Het risico bestaat dat mensen hierdoor hun medicijngebruik veranderen of de behandeling stoppen.
  • Een andere overtuiging die gezond gedrag kan beperken is het onrealistische optimisme. Iedereen vindt zichzelf gezonder dan gemiddeld en schat de kans om een ziekte te ontwikkelen lager in dan gemiddeld.
  • Eenmaal ziek, verdwijnt dit vooroordeel en kan men onrealistisch pessimisme gaan vertonen, bvb na nucleaire ramp.
  • Onderzoek wijst uit dat:
    – Gevoelens van onkwetsbaarheid komen niet alleen in de adolescentie voor.
    – Mensen die gezond leven hebben de neiging te geloven dat ze anders risico zouden lopen op gezondheidsproblemen. Iemand met onrealistisch optimisme is weinig geneigd om preventief actie te ondernemen.
    – Het is belangrijk programma’s te ontwikkelen om mensen een realistisch beeld te geven over de risico’s die ze lopen.
20
Q

Rol van overtuigingen en intenties

A

Gezondheidsovertuigingen spelen een rol in het uitvoeren van gezondheidsgerelateerd gedrag

21
Q

Health belief model

A

Model voor de verklaring en voorspelling van gezondheidsgerelateerd gedrag.

De waarschijnlijkheid dat iemand preventieve actie zal ondernemen, dwz gezond gedrag vertonen, hangt af van 2 beoordelingen die iemand maakt:
* De bedreiging die iemand voelt tov een gezondheidsprobleem.
* De voor-en nadelen van preventieve actie voor de persoon.

3 factoren beïnvloeden iemands gepercipieerde bedreiging:
* De waargenomen ernst van het gezondheidsprobleem (fysiek en sociaal).
Hoe ernstig zijn de gevolgen als ik (n)iets doe?
* Waargenomen vatbaarheid voor het gezondheidsprobleem.
Hoeveel risico loop ik?
* Cues voor actie: zaken die aan het potentiële gezondheidsprobleem herinneren en je tot actie aanzetten, bvb tv, artikel.

Verder tellen mensen voor- en nadelen bij elkaar op, de som bepaalt of ze actie zullen ondernemen.

Een tekortkoming van dit model is dat het geen verklaring biedt voor gewoontegedrag op gezondheidsgebied, bvb mondhygiëne. Ook is er geen standaard manier van meten, waardoor verschillende studies niet met elkaar vergeleken kunnen worden. De theorie is incompleet.

22
Q

De ‘theory of planned behavior’

A

Deze theorie is een uitbreiding van de ‘theory of reasoned action’. Mensen beslissen over hun intenties voorafgaand aan vrijwillig gedrag. Deze intenties zijn de beste voorspellers van wat iemand zal doen, deze worden bepaald door:
* Attitude mbt het gedrag: is het goed of slecht? Gebaseerd op de verwachte outcome van het gedrag en of deze als belonend ingeschat wordt.
* Subjectieve norm: de impact van sociale druk of de invloed op de aanvaardbaarheid van het gedrag. Meningen van anderen en de motivatie om daaraan te willen voldoen.
* Waargenomen gedragscontrole: verwachting van succes in het uitvoeren van het gedrag (lijkt op self-efficacy).

Tekortkomingen van deze theorie:
* Mensen doen niet altijd wat ze van plan zijn (of zeggen van plan te zijn).
* De theorie houdt geen rekening met eerdere ervaringen met een bepaald gedrag.

Een van de tekortkomingen van zowel het health belief model als de theory of planned behavior, is dat ze beide veronderstellen dat mensen tot in detail nadenken vooraleer ze iets doen en de kennis bezitten over welke ziekten met welk gedrag worden geassocieerd. Maar in de praktijk kunnen
mensen hun gedrag aanpassen op basis van hele vage redenen, bvb dokter zegt dat koffie drinken slecht is. Mensen zijn vooral erg slecht in het inschatten van de mate van toegenomen risico als het risico bovengemiddeld is.

23
Q

Stages of change model

A

Oftewel het ‘thranstheoretical model’ beschrijft 5 fases van intentionele gedragswijziging en hoe ze opwaarts cumuleren tot succes:
1. Precontemplation (pre-beschouwing): niet van plan te veranderen komende tijd.
2. Contemplation (beschouwing): bewust zijn van het probleem en serieus overwegen om het gedrag aan te passen in de nabije toekomst, maar nog niet klaar om zich vast te leggen.
3. Preparation (voorbereiding): klaar zijn om de komende maand proberen te veranderen en een gezond gedragsdoel te plannen.
4. Action: gewoonlijk 6 maanden waarin het gedrag verandert.
5. Maintenance (onderhoud): het gedrag volhouden.

Een voordeel van dit model is dat voor elk stadium een interventie kan ontwikkeld worden die toepasbaar is op mensen die zich in deze fase bevinden. Onderzoek wijst uit dat het model werkt.
Hoe hoger de fase, hoe succesvoller de aanpassing van gedrag. Maar de beslissingen die mensen maken zijn vaak irrationeel en hebben te maken met motivationele en emotionele processen die niet in deze theorie verwerkt zitten.

24
Q

Ontwikkelingsfactoren in gezondheid

A

Risico’s verschillen per leeftijdsfase. Adolescenten en jongvolwassenen zijn een risico voor autoongelukken, en ouderen zijn een risico voor hypertensie en hartziekte.
* Tijdens zwangerschap en kindertijd:
Tijdens de zwangerschap is de baby met de moeder verbonden via een placenta, hierin gaan alle voedingsstoffen naar het ongeboren kind. Door de placenta kunnen echter ook giftige stoffen in de baby terechtkomen die in het bloed van de moeder zitten. Dit kan komen door een ongezonde
voeding van de moeder, of als de moeder bijvoorbeeld rookt, drinkt of andere drugs gebruikt tijdens zwangerschap.
* Kindertijd en adolescentie:
Ouders van jonge kinderen kunnen ongelukken voorkomen om de kinderen veiligheidsgedrag te leren, en te leren voorzichtig te zijn. Adolescenten lopen over het algemeen een groot risico.
* Volwassenheid:
Oudere mensen en volwassenen vertonen minder risicogedrag dan adolescenten. Ook zullen ze gezonder gedrag vertonen, zoals het even van gezonder voedsel.

25
Q

Sekse en gezondheid

A

Vrouwen leven langer door zowel biologische als gedragsmatige factoren. Bijvoorbeeld:
- Oestrogeen verlaagt cholesterol en vaatplaksels,
- mannen roken en drinken meer,
- mannen gebruiken vaker drugs, zijn niet voorzichtig met seks, en vertonen meer riskant rijgedrag.

Een voordeel voor mannen is dat ze meer bewegen. Vrouwen hebben echter wel meer ziekten dan mannen.

26
Q

Socioculturele factoren in gezondheid

A

Tussen en binnen landen zijn er verschillen in gezondheid.

  • Sociale klasse en minderheidsgroepen:
    Sociale klasse en gezondheid zijn aan elkaar gelinkt. Hiermee bedoelen we verschillen in inkomen, beroep en opleiding. Mensen van een lagere sociale klasse roken meer, beweging minder, en hebben minder kennis van risico’s, ze ontvangen minder info via media.
    Het behoren tot een minderheidsgroep is een belangrijk risico voor slechte gezondheid. Er is een hogere sterfte van baby’s, en een kortere levensverwachting. Ze leven ook in een omgeving die gezond gedrag niet bevorderd.
  • Het aanmoedigen van gezondheid in verschillende populaties:
    Professionals moeten rekening houden met de socioculturele achtergrond zoals biologische factoren, cognitieve en taalfactoren, sociale factoren, en emotionele factoren.
27
Q

Methodes om gedragsverandering te stimuleren (5)

A

Interventies bestaan uit verschillende methodes om het gedrag te veranderen:
* Informatie verstrekken, bvb via massamedia, internet of via medische settings.
* Motivatie vergroten, bvb persoonlijk gesprek, interventie op maat.
* Motivationeel interviewen: counselingsstijl om gedrag van de patiënt te onderzoeken en te veranderen, bvb bij verslaving. 2 belangrijke eigenschappen van deze methode zijn
decisional balance (voor en nadelen opschrijven en tegenover elkaar afwegen) en
persoonlijke feedback.
* Gedrags- en cognitieve methodes: gedragsmethoden door de antecedenten te veranderen of gezond gedrag te stimuleren door bekrachtiging. Cognitieve methoden kunnen worden gebruikt om het denkproces van mensen te veranderen. Self-management refereert naar de combinatie van cognitieve en gedragsmethoden die mensen zelf kunnen toepassen.
* Gezond gedrag volhouden: een lapse is een kleine misstap, een relapse is is een terugval naar het ongewenste gedragspatroon. Door schuldgevoelens na een kleine terugval (lapse) zien mensen dit soms als persoonlijk falen, waardoor de kans op gehele terugval (relapse) groter wordt, dit is het abstinence-violation effect.

28
Q

Gezondheidsgedrag bevorderen op scholen en andere organisaties

A

Er zijn verschillende settings (programma’s) voor gezondheidsbevordering:
* School: effectief, vooral als ook de ouders en de gemeenschap langdurig erbij betrokken worden.
* Werk: gemakkelijk en goedkoop voor werknemers, bekrachtiging van collega’s en werkgever, ook is de omgeving gezonder door bijvoorbeeld gezond voedsel in de kantine te zetten. Meer gezond effect op beweging en voedsel (dieet) dan op roken.

29
Q

Werkplaats en gemeenschappelijk gebaseerde wellness programma’s

A

Mensen die zich bezighouden met de psychologie en programma’s op de werkvloer, noemen we een arbeids- en organisatie psycholoog.

30
Q

Elektronische interventies voor gezondheidsbevordering

A
  • Internet-gebaseerde programma’s kunnen via de browser (www.) worden bezocht en gebruikt,
  • computer-gebaseerde programma’s komt in de vorm van software programma’s en moet op de computer worden geïnstalleerd. Deze programma’s kunnen gemakkelijk worden bezocht door iedereen over de gehele wereld. Echter gemiddeld 50% van de mensen die beginnen met deze programma’s, stoppen er mee.
31
Q

Preventie met een specifiek doel: focussen op AIDS

A

De meeste mensen overlijden door complicaties van AIDS. Het wordt doorgegeven door contact met lichaamsvloeistoffen, seks of drugsnaalden. In Amerika is de grootste risico op een HIV infectie homoseks. De rest van de wereld komt het vooral door drugsnaalden (door de naalden te delen)
en onbeschermd heteroseksueel vaginaal contact, vooral vaak prostituees. Het treft steeds meer vrouwen.

De meeste interventies werken wel, maar alleen bij vrouwen of mannen die al geïnfecteerd zijn.
Degene die niet geïnfecteerd zijn veranderen het gedrag niet.

Hoe kunnen we de interventies meer effectief maken?:
* Info geven over HIV, besmetting en preventie.
* Technieken gebruiken om de motivatie om onveilige seks te vermijden te verhogen.
* Gedrags- en cognitieve vaardigheden aanleren om preventieve acties te kunnen ondernemen.

32
Q
A