Hfst 13 - In het ziekenhuis Flashcards

1
Q

Relaties met het ziekenhuispersoneel

A

Patiënten voelen zich vaak ongemakkelijk in de (gevestigde) omgeving van het ziekenhuis. (procedures niet kennen, afhankelijk zijn van de medische staf die de kennis, autoriteit en macht heeft in de relatie).

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Pychosociale issues voor de patiënt

A

Angst is waarschijnlijk de meest voorkomende en heftigste emotie van ziekenhuispatiënten (over de (mogelijke) ziekte, de gevolgen ervan, de behandeling enzovoorts). Dit ontstaat vooral door het gebrek aan informatie. Gebrek aan tijd is deels de reden waarom patiënten niet voldoende informatie ontvangen. Dit gebrek kan leiden tot het niet (juist) naleven van voorschriften en tot onnodig emotioneel lijden.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Non-person treatment

A

Artsen interacteren vaak met patiënten door depersonalisatie, dit betekent dat ze de patiënt behandelen alsof hij of zij er niet is of geen persoon is. Dit wordt ook wel de non-person treatment genoemd.

Er zijn drie redenen waarom artsen dit mogelijk doen:
* Omdat artsen afstand willen nemen van het feit dat het lichaam dat ze behandelen tot een denkend en bezorgd mens behoort.
* Emotionele factoren: het hectische van ziekenhuisfuncties, veel stress.
* Artsen proberen zichzelf emotioneel te beschermen tegen verslechtering of de dood van een patiënt.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Burnout bij zorgverleners

A

Burnout is een toestand van psychosociale en fysieke uitputting die resulteert uit chronische blootstelling aan hoge stress en weinig persoonlijke controle. Men heeft weinig plezier meer in het werk en er is vaak sprake van regelmatige afwezigheid, verandering van baan, en alcohol- en drugsmisbruik.

Psychologische karakteristieken van burnout in werknemers zijn onder andere:
* Emotionele uitputting.
* Depersonalisatie van anderen; geen zorg/ gevoeligheid naar anderen.
* Gepercipieerd onvermogen voor professioneel kunnen

Het ziekenhuis kan het personeel helpen door ze verschillende dagelijkse activiteiten te laten uitvoeren met, en zonder contact met patiënten (afwisseling). Ook kan training helpen, trainingen in stressmanagement en copen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Ziekte-rol gedrag in het ziekenhuis

A
  • De relaties tussen patiënten en personeel wordt ook beïnvloed door het gedrag van de patiënt. Patiënten komen in een vreemde omgeving, wat de aanpassing op psychologisch en sociaal gebied nodig maakt.
  • Lorber onderzocht hoe patiënten denken zich te moeten gedragen. Dit kan actief of passief. Passieve mensen discussiëren minder met de staf en klagen minder over kleine ongemakken. Zij werden door de staf als ‘goede patiënten’ gezien. Probleempatiënten waren degenen die niet meewerkten, constant klaagden, over-emotioneel en afhankelijk waren. Dit werd wel geaccepteerd bij de ernstig zieke patiënten.
  • De boze reacties van mensen die het gevoel hebben gecontroleerd te worden of dat hun vrijheid bedreigd wordt, wordt reactance genoemd. Soms worden dan kalmeringsmiddelen gegeven.
  • De meeste patiënten erkennen echter het zware werk van de staf, of zijn bang dat als ze zich niet goed gedragen, dat consequenties zal hebben.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Coping processen bij ziekenhuispatiënten

A
  • Sommige situaties kunnen worden voorkomen door actie te ondernemen door de patiënt. Dit kan bijvoorbeeld door probleemgericht te copen door bijvoorbeeld pijnmedicatie te vragen of te lezen over de ziekte.
  • Ziekenhuispatiënten ervaren veel stressoren als ze denken dat ze niks aan de situatie kunnen veranderen, soms is dit juist, maar soms ook niet. Deze groep hanteert onder andere emotiegericht copen. Dit door ontkenning, afleiding, en sociale steun zoeken.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Cognitieve processen bij coping

A
  • Veel patiënten willen de schuld aan andere geven, wiens schuld is het, mijne of de ander? Uit onderzoek is gebleken dat hoe sterker mensen de schuld op zichzelf of anderen leggen, hoe slechter de aanpassing verloopt. Uit andere studies kwam naar voren dat slechte aanpassing sterker samenhangt met schuld geven aan anderen dan aan zichzelf. Soms kan de schuld irrationeel aan een ander worden gegeven.
  • Zowel de patiënt als het ziekenhuis neemt vaak de houding aan dat de patiënt hulpeloos is. Indien patiënten toch proberen controle over dingen te krijgen in het ziekenhuis, zal herhaaldelijk falen hiervan leiden tot aangeleerde hulpeloosheid. Uit onderzoek blijkt dat hulpeloosheid en depressie stijgen met de duur van het verblijf in het ziekenhuis, ook al gaat de gezondheid vooruit.
  • Depressieve mensen sterven vaker in het ziekenhuis, ongeacht de ernst van hun ziekte.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Patiënten helpen met coping

A

Tijdens een volledige narcose krijgt de patiënt onbewust vaak mee wat er gezegd wordt, vooral de negatief emotioneel geladen informatie (ook al kunnen ze niet zeggen wat ze gehoord hebben). Dit is belangrijk omdat medische staf vaak negatieve of denigrerende opmerkingen maakt tijdens de operatie en omdat het patiënten kan helpen bij het coping proces door middel van suggesties terwijl ze onder narcose zijn.

Effectieve manieren om patiënten te helpen met coping zijn onder andere:
* Psychologische counseling tijdens het ziekenhuisverblijf.
* Een kamer delen met een patiënt die al aan de beterende hand is van dezelfde ingreep/ziekte.

Beide methodes leiden tot sneller herstel, minder spanning, minder complicaties en eerder uit het ziekenhuis.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Psychologische voorbereiding op een operatie

A

De meest effectieve methode is het verbeteren van het gevoel van controle van de patiënt over de situatie of het herstelproces. Er zijn verschillende vormen van controle:
* Gedragscontrole: ongemak verminderen, herstel bevorderen, ademhalingsoefeningen.
* Cognitieve controle: focussen op voordelen van de ingreep, leren signalen van stress te herkennen en manieren om hiermee om te gaan.
* Informatiecontrole: kennis krijgen over procedure en sensaties die te verwachten zijn.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Psychologische voorbereiding op niet-operatieve procedures

A

Patiënten voorbereiden op een vervelende medische handeling verlaagt de spanning en mogelijk verstorend gedrag tijdens de handeling. Soms moet de patiënt tijdens een dergelijke behandeling volkomen passief zijn (hartkatheterisatie), soms kan bepaald gedrag het proces bespoedigen
(endoscopie).

In het eerste geval is cognitieve met informatiecontrole een oplossing, in dat laatste geval is gedragscontrole samen met informatiecontrole, een manier om de spanning te verminderen. Bij een endoscopie kan de patiënt geleerd worden hoe te ademen en te slikken.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Cardiac catherization

A

katheder doorheen de bloedvaten naar het hart brengen voor het inspuiten
van kleurstof. Voorbereiding vermindert het ongemak!

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Strategieën die worden gebruikt door patiënten bij stressvolle medische procedures

A
  • Vermijdingsstrategieën: het niet willen weten, ontkennen, gedachten onderdrukken.
  • Aandachtsstrategieën: gedetailleerde informatie zoeken.

Uit onderzoek kwam naar voren dat patiënten met een vermijdingsstrategie minder moeite hebben met emotionele aanpassing dan patiënten met een aandachtsstrategie.

Hoe werken dan psychologische voorbereidingen om hun controle te vergroten?
Mensen met een aandachtsstrategie die weinig informatie kregen en mensen met een vermijdingsstrategie die veel voorbereiding kregen, reageren negatief (meer stress) op de aan hen verstrekte hoeveelheid informatie.
–> De voorbereiding moet dus worden aangepast aan de copingbehoefte van de persoon. Als vermijdende mensen de informatie meerdere keren herhaald krijgen, vertonen ze minder spanning dan als ze de eerste keer de informatie krijgen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Ziekenhuisopname bij jonge kinderen

A
  • Voor baby’s en peuters kan ziekenhuisopname zeer stressvol zijn, vooral door de scheiding met de ouders, maar ook dat ze niet mogen en kunnen bewegen. Tegen dat laatste kunnen ze heftig worstelen.
  • Verlatingsangst is de normale reactie van kinderen die overstuur zijn en huilen als ze gescheiden worden van hun ouders, vooral in onbekende omgevingen. Dit begint aan het einde van het eerste jaar, en piekt gemiddeld bij 15 maanden, daarna neemt het langzaam af.
  • Na een lang verblijf in het ziekenhuis kunnen kinderen thuis gespannen zijn, nachtmerries krijgen en erg aanhankelijk worden. Ze kunnen soms denken dat ze voor straf opgenomen waren. In het ziekenhuis kunnen ze geconfronteerd worden met verminkingen van anderen en denken dat hen dat ook gaat overkomen. Dit maakt het voor hen dus nog meer stressvol.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Ziekenhuisopname bij schoolgaande kinderen

A
  • Deze leeftijdsgroep kan iets beter met sommige aspecten van ziekenhuisopname omgaan dan kleine kinderen. Ze kunnen beter tegen de scheiding van de ouders. Echter kan hier ook het idee dat ziekte een straf is voor gedrag nog meespelen met andere verkeerde veronderstellingen.
  • Vier aspecten van ziekenhuisopname zijn moeilijk voor oudere kinderen:
    – Gevoelens van persoonlijke controle: de beperkte onafhankelijkheid en invloed die ze kunnen uitoefenen kan irritant zijn en voor stress zorgen.
    – De vergrote cognitieve vaardigheden zorgen ervoor dat ze zich zorgen maken over de ziekte en de behandeling.
    – De scheiding van vrienden kan leiden tot eenzaamheid, verveling en bezorgdheid over het verliezen van vrienden of status in de sociale groepen.
    – Als kinderen ouder worden gaan ze zich meer schamen voor hun lichaam of hulpbehoevendheid.
  • Tegenwoordig worden kinderen wel goed voorbereid op hun verblijf in het ziekenhuis.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Kinderen helpen omgaan met ziekenhuisopname

A
  • Veel kinderen krijgen een lange tijd angsten als gevolg van het opgenomen zijn geweest, zeker als ze erg jong waren, ernstig ziek waren, en ze aan intensieve behandelingen onderworpen zijn geweest. Bij een opname moet de ouder blijven tot het kind volledig gekalmeerd is (soms krijgen ze een bed op de kamer).
  • Er zijn een paar voorbereidingsprocedures die door het ziekenhuis gedaan kan worden om spanning te verminderen, en ze hen beter kan voorbereiden. Dit kan onder andere met folders, vertellingen, rondleidingen, training in copingvaardigheden en ontspanning, en video- of filmpresentatie. Bij video- of filmpresentatie is uit onderzoek gebleken dat de kinderen sneller herstelden.
  • Sommige kinderen worden meer gespannen van informatie over de procedures. Het effect van zo een voorbereiding hangt onder andere af van:
    – De leeftijd: het werkt het beste bij kinderen onder de 7 jaar om info kort vooraf te geven, bij oudere kinderen een paar dagen van tevoren.
    – Voorgaande ervaringen met het ziekenhuis: door ervaringen worden jongere kinderen door informatie nog meer gespannen.
    – Copingstijl: kinderen die een vermijdende stijl gebruiken, hebben minder voordeel van informatie.
  • Zorgverleners proberen het verblijf van een kind zo prettig mogelijk te maken en zijn daarin getraind. Vaak is een ouder aanwezig bij een vervelende procedure (voor afleiding). Ook zorgt men vaak voor clowns en laten ze de kinderen met elkaar spelen.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Hoe staan gezondheidspsychologen opgenomen patiënten bij?

A
  • Bij mensen wiens ziekte voortvloeit uit psychosociale factoren probeert de gezondheidspsycholoog die factoren te corrigeren om te herstellen en terugkeer van de ziekte te voorkomen.
  • Bij mensen met bijvoorbeeld cardiovasculaire ziekte spelen depressie, pessimisme, angst en persoonlijke controle een grote rol. Bij mensen wiens ziekte zorgt dat er psychosociale problemen ontstaan, probeert de gezondheidspsycholoog de mensen te leren copen met de ziekte, de behandeling, en met mogelijke invaliditeit en met de dood.
  • De psychologen hebben:
    – Overleg met de specialisten van de patiënt.
    – Beoordelen de behoeften van de patiënt en verschaffen psychologische voorbereiding op operaties en dergelijke.
    – Helpen patiënten de medicatie en behandeling op te volgen.
    – Verschaffen gedragsprogramma’s voor verbetering van zelfzorgvaardigheden en opvolging van adviezen na ontslag.
    – Assisteren in het revalidatieproces.
13
Q

Minnesota multiphasic personality inventory

A

Een test voor psychiatrische aandoeningen die de deelnemers in een waar-fout format laat antwoorden op een groot aantal uitspraken zoals ‘ik win
liever dan ik verlies bij een spel’.
Er zijn 10 schalen waarvan er 3 specifiek belangrijk zijn voor het detecteren van psychologische noden bij gehospitaliseerde patiënten:
* Hypochondrie: afweging van iemands preoccupatie en klachten over zijn/haar gezondheid.
* Depressie: afweging van iemands gevoelens van ongeluk, pessimisme en hopelessness.
* Hysterie: neiging voor coping door ontwijking en de ontwikkeling van fysieke symptomen.

Mensen die hoog op deze drie schalen scoren, kunnen psychofysiologische kwalen krijgen zoals maagzweren en chronische hoofdpijn.
De nadelen van deze test zijn echter dat hij 1,5 uur duurt en het vele trekken meet die niet relevant zijn voor de behandeling van patiënten.

14
Q

Millon behavioral medicine diagnostic

A

is een zelfrapportage vragenlijst voor specifieke psychosociale factoren en beslissingsaspecten die relevant zijn bij medische patiënten. De vragenlijst
bestaat uit 165 items over de patiënt, zoals de coping stijl, negatieve gezondheidsgewoonten, stress moderators, reactie op de ziekte, en de voorspelling van problemen met behandelingsregime.

15
Q

Psychosocial Adjustment to Illness Scale

A

Een test gespecialiseerd voor medische patiënten. Het bestaat uit 46 items met een 4 puntenschaal (niet, beetje, nogal, veel). Dit kan door de patiënt zelf worden ingevuld of door de interviewer.
Het beoordeelt 7 psychosociale kenmerken van het leven van de patiënt, die gerelateerd zijn aan het aanpassen aan een ziekte:
* Gezondheidszorg oriëntatie: attitude over gezondheidszorg in het algemeen en verwachtingen.
* Beroepsomgeving: impact op werk en tevredenheid.
* Thuisomgeving: problemen die de ziekte geeft binnen familie.
* Seksuele relaties: veranderingen in seksuele activiteit.
* Familierelaties: verstoringen in familie (buiten directe familie).
* Sociale omgeving: impact op socialisatie en vrijetijdsactiviteiten.
* Psychologische spanning: zelfwaardering, depressieve gevoelens, angst, vijandigheid.

16
Q

De meest gebruikte technieken van gezondheidspsychologen

A

Cognitieve en gedragstechnieken of groepsdiscussies.
Een stijging van de effectiviteit kan mogelijk worden gemaakt door het verbeteren van de gebruikte technieken, en een betere samenwerking met de medische staf.

17
Q

Terminale ziekte

A

Een terminale ziekte impliceert vaak een langzame dood. Er is een voortschrijdende afname van het gevoel van welzijn en de mogelijkheden om te functioneren. Men ervaart vaak ook pijn. Vaak sterven mensen in het ziekenhuis.
Leeftijd is een bepalende factor in de aanpassing:
* terminaal ziek kind: Tot 5 jaar denken kinderen dat dood zijn betekent dat je dan ergens anders bent en weer terug kunt komen, en dat je de dood kunt ontlopen. Rond 8 jaar snappen ze dat het finaal is. Stervende
schoolgaande kinderen beseffen hoe ernstig hun ziekte is (ook al wordt het hen niet verteld) en zijn veel gespannener en angstiger dan ernstig zieke kinderen die niet stervend zijn.
Het is er belangrijk dat kinderen horen en weten wat er aan de hand is. Men moet eerlijk en open zijn, en het moet met gevoel worden verteld.
* terminaal zieke adolescent of jongvolwassene: Ze zijn vaak boos over de zinloosheid en onrechtvaardigheid ervan en dat ze geen kans krijgen om verder te leven. Wanneer er jonge kinderen in het spel zijn, is er een dreiging voor de gezinseenheid, en de patiënten voelen zich schuldig dat ze niet voor hun kinderen kunnen zorgen en zijn bedrogen omdat ze hen niet kunnen zien opgroeien. Jongere ervaren hierin meer stress dan ouderen.
* Terminale ziekte in mensen van middelbare leeftijd en oudere volwassenen: Volwassenen worden steeds minder bang voor de dood naarmate ze ouder worden. De ziekte komt minder als een verrassing, ze denken vaker aan ziekten en aan de dood, en hebben vrienden die al
zijn overleden. Sommigen maken al financiële voorbereidingen en geven instructies voor de begrafenis. Ouderen hebben ook al meer bereikt dan jongeren. Als men tevreden op het leven terugkijkt, kan men zich beter aan de terminale ziekte aanpassen.

18
Q

Denial

A

Het vaakst gebruikte coping mechanisme tijdens de terminale fase, nuttig wanneer men niks meer aan de situatie kan veranderen, maar helaas staat dit soms het afscheid in de weg.

19
Q

3 types van stress bij terminale patiënten

A
  • Coping met fysieke effecten: pijn, slapeloosheid, ademhalingsmoeilijkheden.
  • Levensstijl aanpassen: afhankelijk van anderen, beperkt in activiteiten.
  • Realisatie dat het einde nadert: nooit meer naar huis, nooit meer samen met naasten.
20
Q

Kübler-Ross stelde 5 fases van aanpassing aan terminale ziekte voor

A
  1. Ontkenning.
  2. Boosheid.
  3. Onderhandelen.
  4. Depressie.
  5. Acceptatie.

Er is echter geen bewijs voor deze theorie van aanpassing in een vaste volgorde.

21
Q

Medische en psychologische zorg voor stervende patiënten

A

Zodra duidelijk is dat er geen behandeling meer mogelijk is, wordt de zorg palliatief: ongemak tot een minimum beperken en pijn bestrijden.

Sommige patiënten worden depressief. Psychotherapie, medicatie, of groepstherapie kunnen dan nuttig zijn.

21
Q

Een plaats om te sterven - ziekenhuis, thuis of hospice?

A
  • Thuiszorg: Dit kan erg zwaar zijn voor de verzorger, maar die voelt ook vaak dankbaarheid dat ze het hebben kunnen doen.
  • Hospice zorg: een medisch en sociaal steunsysteem om terminale patiënten nog kwaliteit van leven te geven.
    Het bevat onder andere
    – de plaats van overlijden die de patiënt kan kiezen
    – het maximeren van het potentieel van de patiënt en alle gezinsleden
    – follow-up zorg aan het gezin.

Uit onderzoek blijkt dat beide vormen dezelfde pijncontrole en dagelijkse activiteiten met zich mee brengen. Hospice-patiënten laten echter minder angst zien en hun families zijn meer tevreden met de zorg.

22
Q

Zorgdriehoek

A

De basisstructuur van het Nederlandse zorgsysteem waarin er vier actoren een belangrijke rol spelen:
1. Zorgvragers/verzekerden maken gebruik van de zorg. Dit zijn de burgers uit de Nederlands samenleving.
2. Zorgaanbieders (waaronder individuele beroepsbeoefenaars en zorginstellingen) verlenen de zorg aan de burgers.
3. Zorgverzekeraars vergoeden de kosten van de zorg. Hieronder vallen ook de Nederlandse gemeenten wat betreft de Wet langdurige zorg.
4. Besturingsactoren besturen het zorgsysteem. Onder anderen het Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport (VWS), de Nederlandse Zorgautoriteit, en het Zorginstituut Nederland zijn belangrijke besturingsactoren in het Nederlandse zorgsysteem.

23
Q

Wat zijn de 4 systeemdoelen van de zorgdriehoek?

A
  1. Toegankelijkheid: de zorg voor iedereen binnen handbereik moet liggen, zowel financieel, geografisch als cultureel. Ook moeten er acceptabele wachttijden zijn voor de beschikbaarheid van de verschillende zorgvoorzieningen.
  2. Kwaliteit: de mate waarin de gezondheidszorg de kans op gewenste gezondheidsuitkomsten vergroot. Hierbij is het belangrijk dat de zorg effectief, veilig, doelmatig (i.e. niet te duur), cliëntgericht en toegankelijk is voor iedereen die het nodig heeft.
  3. Betaalbaarheid: de zorg voor burgers goed te betalen moet zijn. Dit is complex omdat de betaalbaarheid ook weer de toegankelijkheid en de kwaliteit van zorg in belangrijke mate beïnvloedt. Inperking van zorg om deze betaalbaar te houden gaat mogelijk ten koste van de toegankelijkheid en de kwaliteit. Dure zorg aanbieden die nauwelijks iets oplevert of nauwelijks gebruikt wordt, of slechts voor een kleine groep effectief is, gaat weer ten koste van de betaalbaarheid.
  4. Preventie: ziekten moeten zo veel mogelijk worden voorkomen. Door het voorkomen van ziekten worden de zorgkosten gereduceerd. Bij preventie kan ook gedacht worden aan het zo vroeg mogelijk opsporen van ziekten om erger te voorkomen (denk bijv. aan Bevolkingsonderzoek Nederland). Preventie staat als vierde doel benoemd op de website van het RIVM.
24
Q

5 stelselwetten

A

Deze wetten zijn allemaal gericht op preventie. Dat wil zeggen dat ze gericht zijn op het voorkomen van ziekte, het vroegtijdig detecteren en behandelen van ziekten, of het voorkomen of beperken van symptomen na diagnose.

  • Wet publieke gezondheid (Wpg): regelt o.a. de organisatie van de publieke gezondheidszorg, de bestrijding van infectieziekten en het bevolkingsonderzoek (screening).
  • Zorgverzekeringswet (Zvw): stelt een zorgverzekering verplicht voor iedereen die in Nederland woont of werkt en omvat de zorg die via de zorgverzekering wordt vergoed, zoals huisartsenzorg en medisch specialistische zorg.
  • Wet langdurige zorg (Wlz): regelt zorg bij langdurige ziekte of voor mensen die 24 uur per dag nabijheid of permanent toezicht nodig hebben, waaronder persoonlijke verzorging, begeleiding en verpleging.
  • Jeugdwet (Jw): regelt de zorg en ondersteuning voor kinderen en jongeren onder de 18 jaar, zoals begeleiding, ondersteuning bij de opvoeding, geestelijke gezondheid, kinderbescherming, persoonlijke verzorging etc.
  • Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo): regelt dat mensen met een beperking de hulp, ondersteuning en voorzieningen krijgen die ze nodig hebben, zoals hulp in het huishouden, vervoer, verbouwingen, opvoeding, opvang etc.
25
Q

4 indelingen om de gezondheidszorg in Nederland in te delen

A
  1. Zorg naar zorgbehoefte
    De zorg is ingedeeld op basis van 5 behoeftecategorieën:
    – geboorte
    – gezond blijven
    – beter worden
    – leven met ziekte/handicap
    – zorg aan het einde van het leven
    Hieraan gekoppeld heeft de zorg haar speerpunt rondom curatieve activiteiten, preventieve activiteiten, verzorgende activiteiten of palliatieve activiteiten die soms min of meer gelijk gesteld aan sectoren binnen de gezondheidszorg zoals cure, care en preventie.
  2. Zorg naar plaats van behandeling: Hieronder vallen respectievelijk intramurale-, extramurale-, en semimurale zorg. Transmurale zorg hoort hier eigenlijk ook bij. Hiervan is sprake bij instellingsoverschrijdende zorg.
  3. Zorg naar behandelingsniveau: bij deze indeling is de aard van het gezondheidsprobleem bepalend voor het behandelingsniveau. We kennen een nulde, eerste, tweede en derde lijn.
  4. Zorg naar doelgroep: hiervan is sprake wanneer de gezondheidszorg wordt ingedeeld naar groepen personen waarop de zorg zich richt, bijvoorbeeld de ouderenzorg en de moeder- en kindzorg (indeling naar leeftijd) en de bedrijfsgeneeskundige zorg en zorg in gevangenissen (indeling naar bevolkingsgroepen met risico’s).
26
Q
A