Hfst 10 - De aard en symptomen van pijn Flashcards

1
Q

Pijn

A

De sensorische en emotionele ervaring van ongemak, wat meestal geassocieerd wordt met daadwerkelijke of dreigende weefselbeschadiging of irritatie.

Sommige soorten pijn worden chronisch, zoals bij artritis, lage-rugproblemen, migraine of kanker.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

3 redenen waarom het ervaren van pijn belangrijk is

A
  1. Geen enkele medische klacht komt vaker voor dan pijn, maar liefs 80%.
  2. Pijn kan domineren in iemands leven en heeft invloed op relaties, functioneren, beroepsmogelijkheden en emoties.
  3. Pijn heeft enorme sociale en economische effecten in de wereld (medische zorgkosten, invaliditeit).
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Dimensies van pijn

A

Er zijn veel verschillende soorten pijn. Diep in het lichaam voelt pijn vaak dof, kloppend en zeurend aan. Aan de huid voelt het vaak scherp. De pijnervaring hangt ook af van de oorzaak en de duur van de pijn.

Er wordt onderscheid gemaakt in twee dimensies:
- organische pijn vs psychogene pijn
- acute pijn vs chronische pijn.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Organische pijn versus psychogene pijn

A
  • Organische pijn: de ervaren pijn is duidelijk gelinkt aan druk of schade van weefsel.
  • Psychogene pijn: pijn waarvoor geen medische oorzaak gevonden kan worden.

Bij psychogene pijn werd lange tijd gedacht dat er geen sprake was van echt pijn voelen, maar van inbeelding. Tegenwoordig erkent men dat alle pijnervaringen, zowel organische als psychogene, het gevolg zijn van interacties van fysiologische en psychologische factoren die zich in een pijn continuüm bevinden.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Somatische-symptoomstoornis

A

Wanneer mensen langdurige pijn ervaren als deel van buitensporige
zorgen voor fysieke gezondheidssyptomen. Men kan geen oorzaak vinden voor de symptomen, wat niet wil zeggen dat de pijn niet echt is!

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Acute versus chronische pijn

A
  • Acute pijn: het ongemak dat mensen ervaren met tijdelijk pijnlijke condities die korter duren dan 3 maanden.
  • Chronische pijn: wanneer een pijnlijke conditie langer aanhoudt dan 3 maanden. Het duurt niet louter langer dan acute pijn, de patiënten vertonen ook langdurig hoge levels van angst en neigen naar het ontwikkelen van gevoelens van hopelessness en helplessness omdat verschillende medische behandelingen geen soelaas bieden. De pijn beïnvloedt de dagelijkse activiteiten, doelen en slaap.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

2 factoren waarvan de ervaring van chronische pijn afhangt

A
  • of de onderliggende conditie goed- of kwaadaardig is en verslechtert
  • of het ongemak continu is of in frequente en intense episodes voorkomt.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

3 soorten chronische pijn

A
  • Chronisch terugkerende pijn: stamt van goedaardige oorzaken en kenmerkt zich door herhaaldelijke en intense periodes van pijn, afgewisseld met periodes zonder pijn.
    Voorbeelden hiervan zijn migraine, spanningshoofdpijn, en myofasciale pijn (stekende of uitstralende doffe pijn in kaak en hoofd- en nekspieren).
  • Chronische aanhoudend goedaardige pijn: voortdurend aanwezig, met verschillende intensiteitsniveaus en niet gerelateerd aan een kwaadaardige aandoening, zoals lage rugpijn.
  • Chronisch progressieve pijn: een continu ongemak, kwaadaardige aandoening, wordt steeds intenser als de toestand verslechtert, zoals bij reumatische artritis en kanker.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

3 belangrijke eigenschappen van pijnsensatie

A
  • Er zijn geen specifieke receptorcellen die alleen informatie over pijn versturen (anders dan voor andere waarnemingsorganen).
  • Het lichaam voelt pijn als een reactie op vele soorten schadelijke stimuli (druk, wond, warmte, kou).
  • Pijn voelen heeft bijna altijd een sterke emotionele component.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Fysiologie van pijnperceptie

A

Een schadelijke stimulus veroorzaakt onmiddellijk een chemische reactie op de plek van de verwonding (inclusief serotonine, histamine, en bradykinine) die de activiteit van het immuun systeem bevordert, ontsteking veroorzaakt en de zenuwuiteinden op de beschadigde plek activeert om de verwonding te signaleren. De afferente zenuwuiteinden die reageren op pijn signalen zijn nociceptoren. Ze zitten overal, behalve in de hersenen.

Pijnsignalen worden door twee types afferente perifere weefsels vervoerd:
* A-delta vezels: bedekt met myeline voor een snelle communicatie. Zorgt voor scherpe, stekende, lokaliseerbare en duidelijke pijnsensaties.
Meestal zijn ze van korte duur en worden ze onmiddellijk met een verwonding in verband gebracht. Signalen gaan naar de motorische en sensorische gebieden van de hersenen.
* C-vezels versturen impulsen trager omdat ze niet gemyeliniseerd zijn. Ze zorgen voor het aanvoelen van doffe, jeukende en brandende pijnsensaties.
Signalen gaan naar de hersenstam en de voorhersenen, daar hebben ze meer invloed op de stemming, emotionele toestand en motivatie.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Verwezen pijn (referred pain)

A

Orgaanpijn wordt meestal aangevoeld als komende van andere delen van het
lichaam, meestal dicht bij de oppervlakte van de huid.
Dit zien we bijvoorbeeld bij een hartaanval (men krijgt eerst pijn in de schouders, borst en armen) of bij een lever- of galblaasprobleem (dan krijgt
men eerst pijn in rechterschouder).

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Neuropathic pain

A

Resulteert uit huidige of voorbije ziekte of schade aan perifere zenuwen. Pijn
kan blijven bestaan lang na de genezing en kan zelfs erger worden dan de pijn die gevoeld werd bij de initiële schade.

De meeste mensen worden door klassieke conditionering afkerig voor pijn en proberen dit te vermijden (uitzondering masochisme). Deze conditionering kan er bij chronische pijn patiënten voor zorgen dat ze hypersensitief worden voor pijn: ze voelen het bij lagere intensiteit en worden daardoor meer beperkt.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

3 syndromen met neuropatische pijn

A
  • Neuralgie (zenuwpijn): een extreem pijnlijk syndroom, herhaalde episodes van intense schietende of stekende pijn langs een zenuw. Begint soms na een zenuwinfectie (bijvoorbeeld herpes zoster). Een episode komt vaak zonder aanleiding op, vaker door onschuldige stimuli dan door schadelijke. Trigeminale neuralgie refereert naar pijnspasmen langs de vijfde hersenzenuw tot in het gelaat.
  • Causalgie (complex plaatselijk pijnsyndroom): herhaalde episodes van brandende pijn, door minimale stimuli opgewekt. Vaak in een regio van het lichaam waar men eerder ernstig gewond is geweest. Er treden onvoorspelbare episodes op.
  • Fantoompijn: pijn in een lichaamsdeel dat geamputeerd is. Het ontstaat doordat de bij een amputatie doorgesneden zenuwen prikkels naar de hersenen blijven doorgeven alsof het lichaamsdeel er nog is. En ook de hersenen blijven het lichaamsdeel prikkels sturen.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Vroegere theorieën van pijn

A
  • Specificiteittheorie: het lichaam heeft een afzonderlijk sensorisch systeem voor het voelen van pijn, net zoals voor horen en zien. Deze theorie is niet correct.
  • Patroontheorie: er is geen specifiek systeem voor pijn sensatie en de pijnreceptoren worden gedeeld met andere zintuigen zoals aanraking. Deze theorie vraagt dat pijn stimulerende stimuli intens zijn.

Deze theorieën gaan van een eendimensionaal begrip van pijn uit. De psychische verklaring ontbreekt. Deze theorieën verklaren niet causalgie en neuralgie. De vroege theorieën geven geen adequate verklaring over pijnsensatie, mede omdat ze de psychologische factoren niet erbij betrekken. Hypnose vermindert namelijk wel de pijnsensatie.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

De poortcontroletheorie van pijn (gate controle theory)

A

De poortcontroletheorie (gate-control theory) van Melzack en Wall haalde bruikbare concepten uit eerdere theorieën en verbeterde deze op meerdere wijzen, voornamelijk door het beschrijven van een fysiologisch mechanisme waarin psychologische factoren de pijnervaring van mensen kunnen
beïnvloeden: het poortmechanisme.

Centraal staat de neurale poort die geopend of gesloten kan worden in verschillende gradaties en daarbij pijnsignalen moduleert voordat ze de hersenen bereiken. De theorie stelt dat het poortmechanisme in het ruggenmerg ligt (specifiek in de substantia gelatinosa van de cornu
posterius (achterhoornen) die onderdeel zijn van de grijze materie die langs het ruggenmerg loopt).

Nadat de signalen door het poortmechanisme gelaten zijn, activeren ze transmissiecellen die impulsen naar de hersenen verzenden. Als de output hiervan een kritiek niveau bereikt, voelt de persoon pijn.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Welke factoren beïnvloeden het openen en sluiten van het poortmechanisme?

A
  • De hoeveelheid activiteit in de pijnvezels: de poort opent hierdoor. Hoe sterker de schadelijke stimulus, hoe groter de activiteit.
  • De hoeveelheid activiteit in andere perifere vezels: vezels die aanraking of wrijven signaleren, zijn de zogenaamde A-beta vezels. Deze doen de poort meer sluiten, en inhibeert de waarneming van pijn als er schadelijke stimuli zijn (verklaring waarom massage en warmtetherapie bij pijnlijke spieren helpt).
  • Berichten vanuit de hersenen: neuronen uit de hersenstam en de cortex hebben efferente wegen naar het ruggenmerg, en de impulsen die zij verzenden kunnen de poort openen of sluiten. Sommige hersenprocessen kunnen de poort voor het hele lichaam openen (spanning, opwinding), en andere zijn heel specifiek gericht.
    Dit verklaart waarom hypnose of afleiding kan leiden tot het niet opmerken van pijn.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Stress-induced pain reduction

A

de gate sluit kort na een stressvolle gebeurtenis.
Melzack (2004) suggereerde de ‘neuromatrix’: een neuraal netwerk in de hersenen dat informatie uit de zintuigen, cognitieve en emotionele gebieden van de hersenen en stressreguleringssystemen integreert.
Fantoompijn is dan de perceptie van pijn door een patroon van impulsen in het netwerk.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

Bewijs voor de poortcontroletheorie

A

Onderzoek op ratten die een elektrode hadden in een deel van het middenbrein (periaqueductal gray): deze ratten voelden geen pijn. De elektrische stimulatie had analgesia (plaatselijke of algehele ongevoeligheid voor pijn) veroorzaakt.

Bovendien blijkt morfine te werken als een pijnstiller door het activeren van de hersenstam om impulsen door het ruggenmerg te sturen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

Stimulatie-geproduceerde analgesie (SPA)

A

ongevoeligheid voor pijn door stimulatie van de hersenstam. Dit gebeurt wanneer een chemische stof het vrijlaten van substantie P blokkeert.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

Substantie P

A

een neurotransmitter die door pijnvezels wordt afgegeven en de synaps oversteekt naar de transmissiecellen. Dit zorgt voor de activering van de transmissiecellen voor het verzenden van pijnsignalen naar de hersenen.

20
Q

Stimulatie van het periaqueductal gray

A

Dit start een neurochemische reactie. De elektrische impuls gaat van de hersenstam naar het ruggenmerg, waar de neurotransmitter serotonine zenuwcellen, genaamd inhibitorische interneuronen, activeert.
–> De impulsen in deze neuronen veroorzaken de afscheiding van de
neurotransmitter endorfine bij de pijnvezels.
–> Endorfine inhibeert deze vezels van het afscheiden van substantie P.

21
Q

Endorfine

A

behoort tot de groep opiaatachtige substanties genaamd endogene pijnstillers die het lichaam natuurlijk aanmaakt.
Enkephalin is hier ook een voorbeeld van.

Endogene pijnstillers en opiaten werken hetzelfde in de pijnbestrijding. Bepaalde receptoren zijn voor beide gevoelig.

Mensen met chronische pijn hebben een aangetast endogeen-pijnstillersysteem, wat verklaart dat hun pijn steeds erger wordt en dat men erg gevoelig is voor acute pijn (vooral als men ook aan chronische pijn lijdt).

22
Q

Hoe opiaten en opioids werken

A

Het medicijn Nalaxon wordt gebruikt om de werking van heroïne of morfine als pijnstillers te neutraliseren (wordt ook toegediend aan heroïneverslaafden met een overdosis). Het heeft een tegengestelde werking aan opiaten.

Nalaxon blokkeert de analgesische effecten van elektrische stimulatie van het periaqueductale grijs. Toediening van nalaxon nadat een kies getrokken is,
verhoogt de pijn, wat erop wijst dat endogene pijnstillers aan het werk waren.

23
Q

3 relevante zaken met betrekking tot de werking van endogene pijnstillers zijn gevonden

A
  • Nalaxon blokkeert niet altijd de SPA
  • Neurotransmitters lijken andere effecten te hebben op tijdelijke pijn dan op pijn die langer duurt (zoals een uur)
  • Morfinetolerantie ontstaat snel voor tijdelijke pijn, maar niet in langer durende acute pijn of bij ernstige chronische pijn (kankerpatiënten). Het is onduidelijk waarom dit zo is.
24
Q

Adaptieve functie van inwendige pijnstillers

A

de pijn kan gereguleerd worden om aan andere dingen aandacht te kunnen besteden, zoals bijvoorbeeld overleven). Meestal zijn de interne
pijnstillers niet nodig en zouden ze gevaar kunnen opleveren doordat pijnsignalen niet meer opgemerkt worden als waarschuwing.

25
Q

emoties en pijn

A

Pijn en emoties zijn gelinkt aan elkaar, psychologische stress kan de inwendige-pijnstilleractiviteit opwekken, zo kunnen bijvoorbeeld soldaten op het slagveld nog functioneren zonder pijnervaring.

26
Q

Leren en pijn

A

We leren pijn associëren met voorafgaande cues en de gevolgen, zeker wanneer de pijn ernstig en herhaald is. Bepaalde symptomen zijn geconditioneerde stimuli geworden die stress veroorzaken (geconditioneerde respons) en kunnen de ervaren pijn verhogen. Bijvoorbeeld bij het voelen
aankomen van een migraineaanval.

Ook woorden en stimuli die gerelateerd zijn aan pijn kunnen geconditioneerde reacties opwekken. Via klassieke conditionering leert men ook specifieke spierreacties op stimuli die bij de pijn aanwezig waren. Deze associatie kan ervoor zorgen dat bijvoorbeeld lagerugpijn chronisch wordt.

27
Q

Pijngedragingen

A

Iemand die pijn heeft reageert op karakteristieke wijze, 4 types:
* Gezichts- of auditieve expressie van ongemak, bvb kreunen, grimassen,..
* Verstoorde lichaamshouding, bvb manken, wrijven over pijnlijke plek,..
* Negatief affect, bvb geïrriteerd zijn.
* Vermijden van activiteit, bvb thuisblijven van werk, liggen,..

Pijngedragingen zijn onderdeel van de ziekterol. Het gedrag wordt vaak versterkt of in stand gehouden door operante conditionering, zonder dat de persoon zich daar bewust van is. Soms bij blijvende pijn wordt het gedrag een deel van de gewoonte en leefstijl. Deze mensen voelen zich vaak machteloos om te veranderen.

Pijngedrag wordt bekrachtigd doordat het voordelen met zich mee kan brengen, ‘secondary gains’, bvb vrijstelling van huishoudelijke taken. Mensen die een uitkering krijgen blijven bvb ook langer in het ziekenhuis, hervatten het werk later, melden vaker chronische pijn en hun pijnbehandeling is minder succesvol. Pijnrevalidatie programma’s kunnen substantiële verbetering op emotioneel en gedragsniveau uitlokken bij uitkeringsgerechtigde patiënten.

28
Q

Sociale processen en pijn

A
  • Sociale bekrachtigers zijn bvb steun, affectie en aandacht van familie en vrienden. Onderzoek bij kinderen met een chronische huidziekte: een kind krabt als de ouders aandacht schenken aan het krabben, maar krabt minder als het aandacht krijgt op momenten dat het niet krabt.
  • Afleiding vermindert het pijngedrag en de kinderen voelen zich beter. Mensen tonen meer pijn aan hun observerende partner die zorgzaam is dan wanneer een verpleegkundige observeert. En tonen minder pijn als de partner die niet zorgzaam is observeert, dan wanneer een verpleegkundige
    observeert. De sociale bekrachtiging is hier dus de aandacht van de partner
  • Self-efficacy is belangrijk en leidt tot minder pijn en minder medicijngebruik.
29
Q

Sekse, Socioculturele factoren en pijn

A
  • Vrouwen hebben meer last van artritis, migraine, myofaciale neuralgie (zenuwpijn) en causalgie (pijnsyndroom), en melden meer belemmeringen in de dagelijkse activiteiten. Vrouwen hebben lagere pijndrempels, wat waarschijnlijk veroorzaakt wordt door een ander effect van de endogene pijnstillers.
  • Mannen hebben meer last van rugpijn en hartpijn. Chronische lagerugpijn leidt vooral tot werkbeperkingen bij Amerikanen, Italianen en Nieuw-Zeelanders. Zwarten hebben minder tolerantie voor spier-ischemie (minder doorbloeding door bloeddrukband) en hebben meer chronische pijn dan
    blanken, en meer pijn na een tandbehandeling dan blanken, Aziaten en Latino’s. Maar er zijn ook studies die geen etnische verschillen vinden.
30
Q

Pijn en emotie

A

Pijn en emotie zijn sterk door cognitieve processen gerelateerd. In een studie naar deze relatie onder tandartspatiënten moesten patiënten aangeven hoeveel pijn ze verwachtten, en zich na 3 maanden nog herinnerden. Het resultaat was dat patiënten die veel angst hadden en veel pijn verwachtten,
zich 4 keer zoveel pijn herinnerden dan ze ervaarde. Patiënten die weinig angst hadden, verwachtten en herinnerden zich 2 keer zoveel pijn dan ze ervaarde.
–> De herinnering aan pijn blijkt dus meer bepaald te worden door de verwachting dan door de ervaring.

31
Q

Beïnvloeden emoties pijn?

A

Mensen met chronische pijn ervaren hoge niveaus van boosheid, angst en verdriet. Uit onderzoek is gebleken dat migraine en spanningshoofdpijn optreden na periodes met hoge stress, en vooral bij depressieve mensen. Er is dus bewijs dat stress hoofdpijn veroorzaakt. Uit onderzoek is gebleken dat
in een stresssituatie 2/3de van de chronisch-hoofdpijngroep en 1/4de van de somshoofdpijngroep hoofdpijn kregen tijdens het onderzoek. Bij alle groepen nam de hoofdpijn toe in de stressfase.

Emoties zijn ook van belang bij andere pijnen, maar het is onduidelijk of emoties ook een oorzaak zijn. Pijn is stressvol en veel mensen met chronische pijn vinden hun ongemak (de pijn en de fysieke beperkingen) de grootste stressor in het leven.

32
Q

Omgaan met pijn

A

Volwassen en kinderen met chronische pijn gebruiken 2 types van coping strategieën:
- covert gedrag (kalm in zichzelf praten, aandacht afleiden,..)
- overt gedrag (rusten, relaxatie, medicatie innemen,..).

Hoe effectief gaan mensen met pijn om?
* Patiënten met diverse vormen van chronische pijn hebben hetzelfde profiel als mensen met zeer hoge scores op hysterie, hypochondrie, depressie: de neurotic triad scales.
* Dit patroon houdt stand ongeacht organische of psychogene oorzaken van de pijn.
* Patiënten met acute pijn hebben soms enigszins hogere scores op neurotic triad scales, maar meestal binnen de norm van normaal.

Het verschil zit in de psychologische impact van ‘pijn die nooit over gaat’ en ‘pijn die tijdelijk is’: bij pijnperiodes vertonen de chronische pijn patiënten slechtere psychologische symptomen dan in pijnvrije periodes. Een drastische vermindering in psychologische stoornissen treedt vaak op bij
mensen die pijnvrij geworden zijn, ergo pijn was de veroorzaker.

Bij depressie spelen 2 factoren: stress door onveranderlijke situatie (kan leiden tot helplessness) en catastroferen.

Maar soms kan de slechte aanpassing juist tot pijn leiden, depressieve mensen ontwikkelen bijvoorbeeld vaker chronische pijn. Pijn heeft invloed op en wordt beïnvloed door slechte aanpassing, maar chronische pijn leidt vaker tot slechte aanpassing dan andersom.

33
Q

Pijnaanvaarding

A

karakteristiek van mensen die goed copen met chronische pijn: ze gaan ondanks de pijn gewoon door met hun activiteiten en proberen de pijn niet te controleren of vermijden.

34
Q

3 groepen van meetmethoden voor het beoordelen van pijn

A
  • Zelfrapportages.
  • Gedragsmatige beoordeling.
  • Psychofysiologische metingen.
35
Q

Zelfrapportagemethode

A

Je kunt de patiënt zelf de pijn laten beschrijven in eigen woorden, het laten aangeven op een schaal, of een vragenlijst laten invullen. Belangrijke vragen hierbij zijn: waar en wanneer doet het pijn? Hoe voelt de pijn? Hoe erg is de pijn?

36
Q

Interviewmethode voor het beoordelen van pijn

A

Om chronische pijn effectief te behandelen, hebben deskundigen meer info nodig dan alleen een beschrijving van de pijn. Interviews met patiënten en familie verschaffen veel achtergrond informatie.

Deze gaan vooral over:
* De historie van het pijnprobleem (wanneer begonnen, hoe ontwikkeld, wat eraan gedaan is).
* De emotionele aanpassing van de patiënt (nu en voordat de pijn begon).
* De levensstijl van de patiënt voor de pijn begon (interesses, sport, voeding).
* De impact van het pijnsyndroom op de huidige levensstijl van de patiënt en zijn relaties en werk.
* De sociale context van de pijnepisodes (zoals gebeurtenissen in de familie voorafgaand aan een aanval, en de reacties van de familie hierop).
* Factoren die de aanval doen ontstaan of verergeren.
* De copingstrategieën van de patiënt.

36
Q

Pijngradatieschalen

A

Een van de meest directe, simpele en veel gebruikte manieren om pijn te beoordelen is de patiënt te laten aangeven hoe erg het ongemak is op een schaal. Er zijn drie verschillende benaderingen:
* Visuele analogieschaal: pijn aangeven op een lijn, het is simpel en ook goed voor kinderen vanaf 5 jaar.
* Hokjesschaal: de nummers laten aankruisen.
* Verbale gradatieschaal: de omschrijving kiezen.

37
Q

Pijndagboek

A

gedetailleerd verslag van pijn ervaringen

38
Q

Pijn-vragenlijst

A

Pijn wordt slechts gedeeltelijk beschreven door de intensiteit van het gevoel van mensen. Pijnervaring heeft veel kwaliteiten en dimensies. Melzack startte met het herkennen van pijn als een multidimensioneel geheel tijdens zijn interacties met pijnpatiënten. Hij schreef op welke woorden ze gebruikten en ontdekte bepaalde dimensies:
* Affectieve dimensie (emotioneel-motivationeel), met een subklasse van woorden voor angst, zoals bang, angst, angstaanjagend (steeds erger).
* Zintuiglijke dimensie (stekende pijn), met een subklasse met woorden als heet, brandend, broeien, verzengend. Woorden gerelateerd aan een temperatuur die steeds erger worden.
* Evaluatieve dimensie: woorden zoals, het is ondragelijk, het is vervelend.

Hij ontwikkelde de McGill Pijnvragenlijst (MPQ) voor het bepalen van de mate van pijn die elk woord weergeeft. De vragenlijst bestaat uit 20 subklassen van woorden, binnen elke subklasse moet de patiënt het meest juiste woord kiezen dat zijn pijn reflecteert.

Het nadeel van de MPQ is dat grondige kennis van de Engelse taal is vereist, het geeft problemen als de patiënt de woorden niet kent of het subtiele onderscheid tussen bepaalde woorden niet kan maken. Ook de interviewer moet kennis hebben om uitleg te kunnen geven. Voor mensen die geen Engels spreken, en voor kinderen onder 12 jaar, is deze test niet geschikt.

McGill Pijnvragenlijst (MPQ) is de meest gebruikte en bekendste vragenlijst ter wereld, andere voorbeelden van vragenlijsten zijn de Multidimensional Pain Inventory, die meet pijn en psychosociale effecten.

38
Q

Gedragsbeoordelingsbenadering

A

Omdat mensen bepaalde gedragingen vertonen als ze pijn hebben, zou door middel van het observeren van dat pijngedrag het beoordelen van de pijn mogelijk moeten zijn.
Er zijn twee soorten pijnbeoordelingen:
- Pijngedrag beoordelen in gestructureerde klinische sessies
- Pijngedrag beoordelen tijdens alledaagse activiteiten

39
Q

Pijngedrag beoordelen in gestructureerde klinische sessies

A

De sessies worden gestructureerd door de specifieke pijngedragingen en de taken die de patiënt moet verrichten. Met de UAB pijngedragschaal zal de verpleegkundige patiënten tien bepaalde activiteiten laten verrichten tijdens standaardroutinehandelingen, zoals de ochtendronde.
Mobiliteit en medicijngebruik wordt op een driepuntsschaal gewaardeerd, numeriek gemaakt en opgeteld.

Gestructureerde klinische sessies zijn gebruikt bij lagerugpijn en artritis. Getrainde beoordelaars kunnen de pijn zo beoordelen.

40
Q

Pijngedrag beoordelen tijdens alledaagse activiteiten

A

Familieleden kunnen vaak het best alledaags gedrag beoordelen. Fordyce stelde een procedure op waarin de beoordelaar een lijst van 5 tot 10 gedragingen maakt die vaak voorkomen als de patiënt pijn heeft. De beoordelaar, bvb de partner, krijgt een training om gedrag te leren monitoren. Ook moet de beoordelaar nagaan hoe anderen op dit gedrag reageren, om zo de impact van pijn op iemands leven de sociale context vast te stellen.

41
Q

Psychofysiologische metingen

A

Psychofysiologie: studie van mentale of emotionele processen die worden gereflecteerd door veranderingen in fysiologische activiteit.

Er zijn diverse psychofysiologische methoden om pijn te beoordelen:
* Elektromyograaf (EMG): apparaat dat de elektrische activiteit van de spieren meet. Omdat spierspanning geassocieerd wordt met pijn, is spierspanning van chronische patiënten op het ogenblik van pijn hoger dan bij pijnvrije mensen. Er is geen meetbaar verschil bij spieren in rust. Het EMG-niveau geeft bij meting over tijd de pijnintensiteit weer.
* Meten van autonome activiteit, bvb de hartslag en huidgeleiding, maar dit is niet bruikbaar gebleken. De verandering in autonome activiteit is meer verbonden met de waardering van de pijn door de patiënt dan met de pijnstimulus.
* Elektro-encefalogram (EEG): meten van de elektrische activiteit van de hersenen. Als de zintuigen een stimulus waarnemen, gaat er een signaal naar de hersenen die een verandering in de EEG laat zien: pijnstimuli produceren uitgelokte potentiëlen die verschillen in grootte.

42
Q

Pijn bij kinderen

A
  • Ongeveer alle pijncondities die besproken zijn, ervaren kinderen ook.
  • Groeipijnen komen voor van 6 tot 10 jaar en zijn artritisachtig, ze hebben niets te maken met de groei.
  • Sinds de 80-er jaren wordt meer aandacht aan pijn bij kinderen besteed. Men dacht vroeger dat kleine kinderen relatief weinig pijn voelden omdat hun zenuwstelsel nog onvolwassen was. Vaak werd er geopereerd zonder of met
    nauwelijks verdoving.
43
Q

Pijn en de zintuiglijke en cognitieve ontwikkeling van kinderen

A
  • Baby’s voelen pijn, ze huilen bijvoorbeeld als ze een klap op de billen krijgen als ze niet ademen bij de geboorte. Studies met pasgeborenen die een hielprik krijgen wijzen op een pijnuitdrukking op het gezicht die hetzelfde is als bij volwassenen. Ook het huilen klinkt anders als ze pijn hebben, ze hebben dan hoge piektonen.
  • Jonge kinderen kennen nog weinig woorden om pijn te beschrijven, dus er moet gelet worden op ander gedrag zoals wrijven, huilen, of de kaken op elkaar klemmen. Rond 13 jaar kent men gemiddeld 26 pijnwoorden.
44
Q

Beoordelen van pijn bij kinderen

A
  • Artsen maken gebruik van zelfrapportage, gedrags- en fysiologische methoden. Interviewen vraagt vaardigheden, men moet de juiste vraag stellen, en weten wat het antwoord betekent. Bij kinderen onder de 5 jaar wordt pijngedrag beoordeeld door naar vocalisatie en gezichtsuitdrukkingen te kijken.
  • Bij vragenlijsten wordt de Pediatric Pain Questionnaire (PPQ) vaak gebruikt. Hierin komt de beoordeling van de pijn en de psychosociale effecten. Ouders kunnen de vragenlijst helpen invullen.
    Ook pijndagboeken, die door de ouders of het kind worden bijgehouden helpen.
  • Pijn bij kinderen wordt beïnvloed door verschillende psychosociale factoren, vooral de sociale omgeving waarin de pijn plaatsvindt. Er is nog weinig bekend over de persoonlijkheid en familiekarakteristieken van de kinderen, die aan de intensiteit en de frequentie van hun pijn bijdragen.
45
Q
A